Crisisplaatsing

Een crisisplaatsing is het besluit tot het uit huis plaatsen van een jeugdige in een crisissituatie. Van een crisissituatie is sprake als de situatie (levens)bedreigend is voor de jeugdige of voor een of meerdere gezinsleden. In deze richtlijn onderscheiden we diverse stappen in het besluit tot uithuisplaatsing van een jeugdige in een crisissituatie. Wanneer de jeugdige uit huis gaat, heeft het de voorkeur om hem -indien mogelijk, en in overleg met de jeugdige en de ouders zelf- in het eigen sociale netwerk onder te brengen. Altijd dient overwogen te worden of en welke ambulante interventie na de crisis ingezet kunnen worden. De jeugdzorgwerker schakelt dan over op een ambulant programma van een zorgaanbieder. Zo’n programma dient binnen 48 uur in het gezin beschikbaar te zijn, en valt onder de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder. Alle interventies zijn gericht op herstel van het evenwicht thuis, en – als de jeugdige uit huis geplaatst is – op terugkeer van de jeugdige.

Informatie voor ouders

Inleiding

Soms zijn er acute problemen in een gezin. Er is bijvoorbeeld een hoogoplopend conflict, de situatie dreigt uit de hand te lopen en de veiligheid van een kind komt in gevaar. In zo’n acute crisissituatie kan jeugdhulp ingrijpen. Er komt dan direct een hulpverlener in het gezin. Die bekijkt samen met de gezinsleden wat er nú moet gebeuren om de crisis op te lossen. Vaak is hulp aan huis voldoende. Maar soms is het beter als een kind een tijdje ergens anders gaat wonen. Crisisplaatsing wordt dat genoemd. Zo’n crisisplaatsing vindt alleen in uiterste noodgevallen plaats. Hulpverleners doen er – samen met u en uw kind – alles aan om crisisplaatsing te voorkomen. De Richtlijn Crisisplaatsing voor jeugdhulp en jeugdbescherming helpt hen daarbij. Hierin staat waar hulpverleners van de jeugdhulp allemaal aan moeten denken als zij een crisisplaatsing overwegen.

In dit document vatten we de richtlijn kort samen. Het is handig als u van deze richtlijn op de hoogte bent. Zo weet u wat u van hulpverleners in de jeugdhulp kunt verwachten. Ook kunt u deze informatie gebruiken als hulpmiddel bij het overleg met uw hulpverlener.

Een crisis… en dan?

Krijgt jeugdhulp een (telefonische) melding dat het in een gezin niet goed gaat, dan komt er direct een hulpverlener in actie. Deze beslist op basis van de melding wat er moet gebeuren. De belangrijkste vraag daarbij is of er iemand bij u thuis direct gevaar loopt. De hulpverlener probeert hier achter te komen door met u te bellen en met anderen te overleggen. Ook probeert hij in te schatten in hoeverre de situatie gevaarlijk is voor anderen (zoals voor hemzelf). Mocht dat nodig zijn, dan schakelt hij de politie of andere hulpdiensten in. Bij acute psychiatrische problemen, zoals een (dreigende) psychose of een (poging tot) zelfmoord, overlegt hij met de crisisdienst van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Zelf is hij binnen twee uur bij u, al dan niet samen met een collega.

Hulp thuis

De hulpverlener probeert een crisisplaatsing te voorkomen. Daarom kijkt hij allereerst naar wat u en uw kind samen kunnen oplossen en wat u samen met mensen in uw omgeving kunt doen. Welke afspraken kunt u samen maken? En wat kunnen familieleden of andere bekenden voor u en uw kind betekenen?
Mocht hulpverlening thuis nodig zijn, dan kijkt de hulpverlener of deze direct kan starten, of in ieder geval binnen twee dagen. U krijgt dan één vaste hulpverlener die u minimaal acht tot tien uur per week thuis komt helpen. Ook daarbuiten is hij beschikbaar. Hij helpt u met praktische problemen, maar leert u ook hoe u beter met elkaar om kunt gaan. Daar zijn speciale programma’s voor, zoals Ambulante Spoedhulp of Families First. Zijn er kinderen in het gezin die speciale zorg nodig hebben, dan wordt de hulp hierop afgestemd.
De crisishulpverlening duurt maximaal vier weken. Daarna moet opnieuw gekeken worden of er nog meer of andere hulp nodig is.  Het is belangrijk dat u aangeeft wat u van de hulp verwacht. Uw hulpverlener wil dit graag weten. Wat wilt u met de hulp bereiken? Samen met uw hulpverlener stelt u dit vast. Het is belangrijk dat iedereen in het gezin meewerkt. Dit vergroot namelijk de kans dat de problemen worden opgelost.

Crisisplaatsing

Nu kan het gebeuren dat de hulp niet of niet voldoende werkt. Of dat de hulpverlener zorgen blijft houden over de veiligheid van uw kind. Dan kan een oplossing zijn dat één van de ouders (tijdelijk) ergens anders gaat wonen. Lukt dit niet of wordt hiermee het probleem niet opgelost, dan kan het beter zijn als uw kind ergens anders wordt ondergebracht. Zo’n crisisplaatsing is bij voorkeur tijdelijk: uw kind komt zo snel mogelijk weer thuis wonen. Uw  hulpverlener probeert uw kind altijd eerst bij familie of bekenden van u onder te brengen. Mocht dat niet lukken, dan plaatst hij uw kind bij voorkeur in een pleeggezin of gezinsvervangend tehuis.

Besluiten nemen

Een crisisplaatsing is een zeer ingrijpende beslissing. Zo’n beslissing moet dus heel zorgvuldig – en het liefst samen met u – worden genomen. Een hulpverlener handelt in een crisis ook nooit alleen: hij overlegt altijd met een gedragswetenschapper over de beslissingen die hij moet nemen. Indien nodig werkt hij ook samen met instanties als de GGZ en de Raad voor de Kinderbescherming. Verder moet hij schriftelijk vastleggen wat er is besloten, en waarom dat besluit is genomen. Alle beslissingen hoort hij bovendien met u door te spreken.

Om te beslissen of een crisisplaatsing noodzakelijk is, probeert een hulpverlener antwoord te krijgen op de volgende vragen:

  • Zijn het kind of andere gezinsleden in gevaar?

  • Kunnen de ouders ervoor zorgen dat hun kind en de andere gezinsleden veilig zijn?

  • Kunnen familieleden of andere mensen rondom het gezin helpen bij het oplossen van de crisis?

  • Kan eventueel direct gestart worden met hulpverlening of andere vormen van zorg?

… Meer

Wat kunt u verwachten?

Het is van groot belang dat de hulpverlener samen met u en uw gezin optrekt om de problemen thuis aan te pakken. Uw hulpverlener hoort u daarom goed te informeren en naar uw wensen en verwachtingen te luisteren.

Vindt de hulpverlener dat uw kind (tijdelijk) beter elders kan worden ondergebracht, maar bent u het daar niet mee eens, dan kan hij om een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing vragen. Dit kan betekenen dat uw kind dan toch (tijdelijk) uit huis wordt geplaatst. Dit gebeurt alleen als het echt niet anders kan in situaties dat het onveilig is voor uw kind.

Tips voor ouders

Als ouder bent u verantwoordelijk voor de opvoeding en ontwikkeling van uw kind. Wanneer u het gezag over uw kind heeft, is het uw recht (en ook uw plicht) om uw minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. Uw kind blijft altijd uw kind, ook als uw kind (tijdelijk) niet bij u woont, u het gezag niet heeft of u (tijdelijk) het gezag niet volledig mag uitoefenen omdat er een ondertoezichtstelling is. Blijf dus altijd betrokken en houd zelf zo veel mogelijk de regie. Uw hulpverlener onderzoekt met u wat uw mogelijkheden zijn: wat wilt en kunt u doen om uw zoon of dochter verder te helpen? Sta open voor adviezen en probeer daar iets mee te doen. Laat ook uw mening blijken. Geef het bijvoorbeeld op tijd aan als een advies niet bij u of uw kind past, en kijk samen met uw hulpverlener wat u daaraan kunt doen. Mocht u er helemaal niets samen met de hulpverlener uitkomen, dan heeft de instantie waar de hulpverlener werkt, een klachtenregeling. U kunt daar gebruik van maken als u het toch niet met de hulpverlener eens kan worden over de genomen beslissingen.

Meer informatie?

Deze Richtlijn Crisisplaatsing voor jeugdhulp en jeugdbescherming is gebaseerd op literatuur en gesprekken met deskundigen en cliënten. De richtlijn kunt u nalezen op richtlijnenjeugdhulp.nl.

Reageer!