
Langetermijneffecten
Toelichting op de aanbeveling
-
Er zijn bij deze vraag geen aanbevelingen geformuleerd.
Op basis van internationaal onderzoek valt voorzichtig te stellen dat het mogelijk lijkt om positieve behandeleffecten te behalen waarvan kinderen ook op langere termijn profiteren. Tegelijkertijd is er nog veel onduidelijk, vooral over de langetermijneffecten van Nederlandse dyslexiebehandelingen. Want de resultaten daarvan zijn zowel beperkt als sterk uiteenlopend.
Zo blijven de antwoorden op onder meer de volgende vragen nog onduidelijk:
- Presteren de behandelde kinderen op een hoog genoeg niveau in de verschillende lees- en spellingtaken?
- Wat bepaalt precies waarom het ene kind anders presteert dan het andere kind?
- In hoeverre hebben de behandelingen een blíjvend effect?
- Blijven de effecten van de behandeling beter behouden als een kind de behandeling afrondt in de onderbouw van het basisonderwijs? Of juist beter als dit in de bovenbouw gebeurt?
- Hangen de langetermijneffecten samen met hoe ernstig de lees- en spellingproblemen zijn?
- Hoe ontwikkelen de prestaties zich in de puberteit?
Kortom: er is behoefte aan aanvullend wetenschappelijk onderzoek naar de langetermijneffecten van Nederlandse dyslexiebehandelingen.
Verdieping en onderbouwing
De meeste effectstudies naar Nederlandse dyslexiebehandelingen zijn uitsluitend gericht op kortetermijneffecten. Alleen de studies van Tijms en collega’s (2003) en Vaessen en collega’s (2014) gaan in op langetermijneffecten. Deze twee studies rapporteren positieve resultaten.
Tijms en collega’s toonden aan dat kinderen met dyslexie tijdens de behandeling vooruitgang boekten bij woordlezen, tekstlezen en spelling. Hun gemiddelde prestaties bij tekstlezen en spelling weken na afloop van de behandeling niet meer af van die van leeftijdgenoten zonder dyslexie. Bij woordlezen boekten ze wel vooruitgang, maar behielden ze een achterstand. Tot vier jaar na de behandeling bleven de kinderen in staat de vooruitgang bij woord- en tekstlezen vast te houden. Bij spelling was er sprake van een lichte terugval gedurende het eerste jaar na de behandeling, waarna het niveau zich stabiliseerde.
Vaessen en collega’s tonen eveneens vooruitgang tijdens de behandeling. Behandelde kinderen haalden hun achterstand in bij woordleessnelheid, nauwkeurigheid van spelling, snelheid van spelling en verschillende maten die ten grondslag liggen aan lezen en spelling. Hierbij bleek wel dat – hoewel ruim tweederde (69,1%) na de behandeling voldoende presteerde op ofwel lezen dan wel spelling – slechts 33,7% op beide taken voldoende presteerde. Bij de twee metingen (de eerste een halfjaar, de tweede een jaar na de behandeling) bleek dat zij bij woordleessnelheid, woorleesnauwkeurigheid en snelheid van spelling hun niveau hadden behouden. Tijdens het tweede halfjaar na de behandeling hadden ze zelfs een hoger niveau woordleessnelheid en spelling.
Van der Kleij, Segers, Groen en Verhoeven (2017; 2018) onderzochten de langetermijneffecten van de dyslexiebehandeling van Marant. Eerder onderzoek toonde positieve effecten van deze behandeling op korte termijn (Tilanus et al., 2016). Van der Kleij en collega’s onderzochten de (pseudo)woordleesontwikkeling van bovenbouwleerlingen gedurende de eerste twee jaar na hun afronding van een dyslexiebehandeling. Zij constateerden dat kinderen met dyslexie in beide jaren nog achterliepen op niet-dyslectische leeftijdsgenoten, zowel qua leessnelheid als qua accuratesse. Dit gold voor zowel woordlezen als pseudowoordlezen. Qua leessnelheid nam de achterstand ten opzichte van niet-dyslectische leeftijdsgenoten toe. De achterstand op het gebied van leesnauwkeurigheid bleef constant. Daarbij hadden de leerlingen zonder dyslexie al zó’n hoge leesnauwkeurigheid dat zij nauwelijks konden groeien, terwijl de kinderen met dyslexie hun plafond nog niet bereikt hadden, maar toch hun achterstand niet inliepen.
Ook Frohn (2019) vond in haar masterthese-onderzoek tegenvallende langetermijneffecten van een behandeling. Zij onderzocht het niveau van leesnauwkeurigheid, leessnelheid en spelling onder basisschoolleerlingen die een halfjaar eerder dyslexiebehandeling bij het RID hadden afgerond. Voor alle lees- en spellingmaten bleken de prestaties na een periode zonder behandeling niet op hetzelfde niveau als waarmee de behandeling werd afgesloten. Frohn vermeldt in haar onderzoek echter niet hoe de deelnemende kinderen presteerden ten opzichte van leeftijdsgenoten zonder dyslexie.
Er is duidelijk nog onvoldoende onderzoek gedaan om conclusies te trekken over de langetermijneffecten van de Nederlandse behandelingen. Ook internationaal is het onderzoek op dit gebied beperkt.
Verschillende studies tonen aan dat de positieve kortetermijneffecten van interventies voor kinderen met dyslexie of leesproblemen ook een jaar later nog aanwezig zijn (Fält et al., 2013; Morris et al., 2012; Torgesen et al., 2001; Wise, Ring & Olson, 1999; Wolff, 2011). Torgesen en collega’s (2001) zagen zelfs dat kinderen met dyslexie hun achterstand in woordleesnauwkeurigheid in de periode tot 2 jaar na de behandeling nog verder inliepen als zij in deze periode extra leesondersteuning in kleine groepjes kregen. Zo’n 40% van die kinderen presteerde dan op een voldoende niveau.
Suggate (2016) voerde een meta-analyse uit over onderzoek naar de langetermijneffecten (gemiddeld ruim elf maanden na behandeling) van verschillende leesinterventies. Deze analyse toonde een significant maar matig langetermijneffect. Dit effect was echter groter voor kinderen met een leesstoornis dan voor kinderen zonder leesstoornis, en groter voor oudere kinderen dan voor kinderen die net leren lezen. De effectiviteit bleek na een jaar minder groot dan direct na de behandeling.
Opvallend in de meta-analyse van Suggate is dat de minst sterke effecten (op zowel korte als lange termijn) bleken te gelden voor behandelingen op basis van het alfabetisch principe. Effecten waren sterker voor behandeling gericht op het fonologisch bewustzijn of leesbegrip. Dit is opvallend aangezien onderzoeken over het algemeen laten zien dat behandelingen op basis van het alfabetisch principe het effectiefst zijn.