
Instrumenten
Toelichting op de aanbeveling
-
Zorg voor een zorgvuldige toetsing van alle onderdelen van de differentiaaldiagnostiek. Naast het in kaart brengen van de lees- en spellingvaardigheid is het ook belangrijk om in de diagnostiek aandacht te geven aan eventuele secundaire problematiek (zoals sociaal-emotionele problemen) en onderliggende problematiek. Zo krijg je een goed beeld van de aard en ernst van de belemmeringen en kun je behandeladviezen geven die op het kind zijn toegesneden.
Er zijn verschillende instrumenten voor het meten van leesvaardigheid, spellingvaardigheid en andere vaardigheden die relevant zijn voor lezen en spellen. Kies als gedragswetenschapper diagnostische instrumenten die betrouwbaar en valide zijn. Zorg ook dat deze instrumenten normen bevatten die passen bij de leeftijd van het kind. De beoordelingen van de Commissie Testaangelegenheid Nederland (COTAN) zijn hiervoor een belangrijke leidraad. Let er bovendien op dat de gekozen instrumenten de vaardigheid of functie die je onder de loep wilt nemen zo nauwkeurig mogelijk meten.
Met betrekking tot basisschoolleerlingen is er een ruime keuze aan test- en meetinstrumenten met een positieve beoordeling van de COTAN. Dit is anders met betrekking tot leerlingen in het voortgezet onderwijs, het mbo en het hoger onderwijs: voor hen zijn er maar weinig geschikte instrumenten.
Bij het kiezen van test- en meetinstrumenten voor kinderen na de basisschoolleeftijd kan het volgende stappenplan helpen:
- Bij leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs: gebruik voor spelling eventueel de eind-basisschoolnormen van een spellingtoets met een positieve COTAN-beoordeling.
- Bij leerlingen in het voortgezet onderwijs en vervolgonderwijs: gebruik de EMT, de Klepel en CB&WL om het lezen en de benoemsnelheid in kaart te brengen.
- Bij jongeren van 17 jaar en ouder: hanteer de normen voor 16-jarigen.
Gebruik je andere test- en meetinstrumenten? Stel jezelf dan de volgende vragen:
- Is het instrument geschikt voor deze doelgroep?
- Wat is de psychometrische kwaliteit (betrouwbaarheid en validiteit) van het instrument?
- Hoe goed zijn de normen van het instrument onderbouwd?
- Is het instrument of de meetprocedure aanvaardbaar?
- Wegen de opbrengsten van het instrument op tegen wat het kost?
Verdieping en onderbouwing
Lezen
Het meest kenmerkende symptoom van dyslexie is dat iemand niet vloeiend losse woorden kan lezen. Om bij een kinderen de leesvaardigheid op woordniveau in kaart te brengen, geef je ze een taak. Terwijl ze deze taak uitvoeren, meet je hoeveel woorden ze goed lezen binnen een bepaalde tijd. Daarnaast kan het verstandig zijn om ook de technische leesvaardigheid op zins- of tekstniveau te meten: dat kan nuttige informatie opleveren.
Dyslexie uit zich vaak ook in moeite met lezen en spellen in vreemde talen. In het voortgezet onderwijs en vervolgonderwijs is het daarom verstandig om eveneens de technische leesvaardigheid in de onderwezen vreemde talen te toetsen. Het Expertisecentrum Nederlands heeft hiervoor een Woordleestoets Engels en een Woordleestoets Frans ontwikkeld (Steenbeek-Planting, Kleijnen, & Verhoeven 2008a, 2008b).
Spelling
Naast problemen met vloeiend lezen hebben veel kinderen met dyslexie spellingproblemen. Het is daarom belangrijk om niet alleen de lees-, maar ook de spellingvaaridgheid te meten. Spellingvaardigheid is op een kwantitatieve manier te toetsen, maar er valt ook op een kwalitatieve manier naar te kijken. Dat kan extra diagnostisch inzicht opleveren. Denk bij een kwalitatieve blik aan een analyse van de hoeveelheid en het type fouten in een spontaan (dat wil zeggen: niet in de context van een dictee) geschreven stuk tekst. Ook een analyse van het type spellingfouten is te adviseren: die kan handvatten geven voor de aanpak van de spellingproblematiek. Voor deze analyse zijn spellingcategorieën te gebruiken, zoals die van Kleijnen (1992) of V-UCS (Castelijns et al., 1994). Het PI-dictee (Geelhoed et al., 2019) en de SVT-Spelling (Braams & Vos, 2015) bieden ook een mogelijkheid om gemaakte fouten te categoriseren.
Er zijn maar weinig mogelijkheden om spellingvaardigheden te meten met toetsen die niet alleen valide en betrouwbaar zijn volgens COTAN, maar ook genormeerd zijn voor 13 jaar en ouder. Een oplossing is om basisspellingtoetsen te gebruiken met normen voor leerlingen in groep 8 van het basisonderwijs. Denk daarbij aan het PI-dictee (Geelhoed et al., 2019) of de SVT-Spelling (Braams & Vos, 2015). Aan het eind van de basisschool moeten leerlingen de basisspelling beheersen. Daarom zijn deze normen ook relevant voor leerlingen in het voortgezet onderwijs (vo). Een andere oplossing is om als indicatie gebruik te maken van toetsen die wel voor het vo zijn ontwikkeld, maar geen COTAN-beoordeling hebben, zoals Het wonderlijke weer en De vier scholieren.
In het voortgezet onderwijs hebben kinderen met dyslexie vaak ook problemen met de spelling in vreemde talen. Het is dus handig om te weten in hoeverre een kind die problemen inderdaad heeft. Helaas zijn er voor het meten van spellingvaardigheden in vreemde talen nog geen gestandaardiseerde, voor de Nederlandse populatie genormeerde toetsen.
Overzicht validiteit en betrouwbaarheid veelgebruikte toetsinstrumenten
Instrument | Leeftijdscategorie normering | COTAN beoordeling | Geschikt voor | Opmerking |
---|---|---|---|---|
Technisch lezen van losse woorden | ||||
3DM Leesvaardigheid | 7-12 | Ja | BO | |
CB&WL Monosyllabische woorden lezen | 6-16 | Ja | BO, VO | |
Drie-Minuten-Test | 6-12 | Ja | BO | Speciale versie voor gebruik in zorg. |
DST Woorden Lezen en Onzinwoorden Lezen | 6-16 | Ja | BO, VO | |
Eén-Minuut-Test | 7-14 7-16 (versie B, normen CB&WL) | Ja | BO, VO (leerjaar 1 en 2) | |
IDAA – Flitslezen Woorden en Flitstypen Pseudowoorden | 16 | Ja | Bovenbouw VO | Combinatie van lezen en spelling. Normen per opleidingsniveau. |
IDAA-mbo – Flitslezen Woorden en Flitstypen Pseudowoorden | 16+ (MBO-populatie) | Ja | MBO-niveau 2-4 | Combinatie van lezen en spelling. |
Klepel | 7-14 | Ja | BO, VO (leerjaar 1 en 2) | Lezen van onzinwoorden. |
Muiswerk Testsuite 1 Screening Nederlands & Dyslexie, flitstesten | 12-.. | VO (leerjaar 1) | Normen per opleidingsniveau. | |
Technisch lezen zinsverband | ||||
AVI | 6-12 | Ja | BO | Speciale versie voor gebruik in zorg. |
AVI-9 | 12-.. | Nee | VO | Genormeerd voor de brugklas; Kleijnen, Steenbeek-Planting, & Verhoeven, 2008. Normen per opleidingsniveau. |
Gletschr - Voorleestekst | 16 en ouder | Nee | VO, MBO, HO | Normen op Vlaamse populatie. |
Hoe gevaarlijk is een tekenbeet? | 12-.. | Nee | VO (leerjaar 1) | Normen per opleidingsniveau. |
SVT Technisch Lezen | 7-12 | Ja | BO | Meet leesvloeiendheid (aantal woorden per seconde). |
Spelling | ||||
3DM Spellingvaardigheid | 7-12 | Ja | BO | |
DAT-NL Woordbeeld | 12 en ouder | Ja | VO, MBO, HO | Meet vooral complexe spelling. |
De vier scholieren | 12-.. | Nee | VO | |
DST Twee-Minuten Spelling | 6-16 | Ja | BO, VO | |
Gletschr - Spellingtaken | 16 jaar en ouder | Nee | VO, MBO, HO | Normen op Vlaamse populatie. |
Het wonderlijke weer | 12-.. | Nee | VO | Normen per opleidingsniveau. |
Muiswerk Testsuite 1 Screening Nederlands & Dyslexie, spelling | 12-.. | VO (leerjaar 1) | Normen per opleidingsniveau. | |
PI Signaleringsdictee voor brugklassen | 12-13 | Ja | VO (brugklas) | Normen en betrouwbaarheid van test onvoldoende (COTAN). |
PI-dictee | 6-12 | Ja | BO | |
SVT Spelling | 6-12 | Ja | BO | |
Foneembewustzijn | ||||
3DM Foneem Deletie | 7-12 | Ja | BO | |
DST Klanksplitsing & Letterverwisseling | 6-16 | Ja | BO, VO | |
DTLAS | 6-12 | Nee | BO | Bevat:
|
Fonemische Analyse Test (FAT-R) | 7-14 | Ja | BO, onderbouw VO | |
Gletschr - Spoonerisms en Omkeren | 16 jaar en ouder | Nee | VO, MBO, HO | --- |
IDAA Woordomkeringen | 16 | Ja | Bovenbouw VO | |
IDAA-mbo Woordomkeringen | 16+ (mbo populatie) | Ja | MBO-niveau 2-4 | |
Snel Benoemen / RAN | ||||
CB&WL | 6-16 | Ja | BO | |
3DM Snel Benoemen | 7-12 | ja | VO | |
Gletschr - Snel Benoemen | 16 jaar en ouder | Nee | VO, MBO, HO | Normen op Vlaamse populatie. |
Letter-klank associatie | ||||
3DM Letter-klank Identificatie en Discriminatie | 7-12 | Ja | BO | |
Verbaal KTG | ||||
3DM Geheugenspan Klanken en Syllabes | 7-12 | Ja | BO | |
WAIS-IV Cijferreeksen | Ja | VO, MBO, HO | ||
WISC-V Cijferreeksen | Ja | BO, VO |
Sociaal-emotioneel functioneren
Kinderen met dyslexie kunnen ook sociaal-emotionele problemen hebben. Denk aan (faal)angst, een negatief zelfbeeld en gebrek aan motivatie. Het is belangrijk om tijdens het diagnostisch onderzoek een goed beeld te vormen van de mogelijke sociaal-emotionele problemen. Dit kan door vragen te stellen over het sociaal-emotioneel functioneren van het kind – aan de ouders, de onderwijsprofessionals en het kind zelf. Het kan daarnaast door te observeren en vragenlijsten af te nemen tijdens het diagnostisch onderzoek.
Tijdens de intake of diagnostiek is te informeren naar het zelfbeeld van kinderen door open vragen aan hen te stellen. Enkele voorbeeldvragen (Kuin et al., 2020):
- Hoe kijk je naar jezelf?
- Hoe tevreden ben je over jezelf?
- Hoe zou het met je gaan als je zelfvertrouwen groter zou zijn?
De volgende vragenlijsten zijn ook geschikt voor leerlingen in het voortgezet onderwijs:
- De competentiebelevingsschaal (CBS-K of CBS-A). Deze meet het zelfbeeld en de competentiebeleving.
- De prestatiemotivatietest (PMT of PMT-K-2). Deze meet angst en de prestatiemotivatie.
- De schoolvragenlijst (SVL/SAQI). Deze meet het sociaal-emotioneel functioneren op school.
- De zelfbeoordelingsschaal (ZBV, ZBV-K). Deze meet angst.
Onderliggende vaardigheden bij lezen en spellen
Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat er verschillende vaardigheden samenhangen met de ontwikkeling van het lezen en spellen. Dit zijn vaardigheden waarop kinderen met dyslexie vaak uitval vertonen (zie ook De definitie van dyslexie). Het is daarom nuttig om deze vaardigheden in de verklaringsanalyse van het diagnostisch onderzoek in kaart te brengen.
Volgens de huidige wetenschappelijke literatuur zijn er op het snijvlak van visueel-orthografische en fonologische verwerking vier vaardigheden waarvoor sterk bewijs bestaat dat ze een verklarende rol spelen bij dyslexie:
- Foneembewustzijn: dit is het bewustzijn van de afzonderlijke klanken waaruit een woord is opgebouwd en het vermogen om de klanken in een woord bewust te manipuleren. Bij kinderen in het voortgezet onderwijs valt het foneembewustzijn te meten met de Fonemische Analyse Test (FAT-R). Deze heeft normen voor de vo-onderbouw.
- Snel benoemen van letters en cijfers: deze vaardigheid wordt ook wel aangeduid als Rapid Automatized Naming (RAN). Het gaat om een manifestatie van de snelheid waarmee iemand vanuit een visuele stimulus de fonologische (klank- of gesproken) vorm van een woord activeert. Bij kinderen in het vo is RAN te meten met de CB&WL-onderdelen Continu Benoemen van letters en van cijfers. Deze zijn genormeerd voor kinderen tot en met 16 jaar.
- Letter-klankassociaties: essentieel voor de ontwikkeling van vloeiend lezen is dat de lezer associaties vormt tussen letters en klanken – en dat deze associaties een geautomatiseerd karakter krijgen. Dat laatste betekent dat het zien van de letter(s) onmiddellijk de klank van die letters oproept en vice versa. Er zijn geen tests met normen voor het vo om letter-klankassociaties te meten.
- Verbaal kortetermijngeheugen: dit is het vermogen om (betekenisarme) verbale informatie-eenheden kortdurend ‘vast te houden’. Denk aan iemand die een reeks cijfers kan nazeggen. Bij kinderen in het vo valt het verbale kortetermijngeheugen te meten met Cijferreeksen uit de WISC-V of WAIS-IV.