
Effecten van ondersteuning
Toelichting op de aanbeveling
-
Volg de ontwikkeling van individuele leerlingen die risico lopen op achterstand. Doe dit door de effecten van ondersteuning te monitoren en de instructiegevoeligheid te bepalen.
Om lees- en/of spellingproblemen zo vroeg mogelijk op te sporen, is het belangrijk het woordlees- en spellingniveau van alle kinderen vanaf groep 3 regelmatig te monitoren. Het is belangrijk om de lees- en spellingontwikkeling na de lagere groepen te blijven volgen, omdat de lees- en spellingvaardigheid ook na die groepen nog niet volledig stabiel lijkt te zijn (Torppa et al., 2015). Sommige kinderen laten pas later – dus na de lagere groepen – achterstand zien. Door regelmatig te monitoren, valt te signaleren welke kinderen wanneer in hun schoolloopbaan extra ondersteuning nodig hebben.
Verdieping en onderbouwing
Het is mogelijk de lees- en spellingontwikkeling te monitoren aan de hand van toetsen en observaties. Bij zwakke lezers is het van belang niet alleen naar de totaalscores van toetsen te kijken, maar de resultaten in meer detail te analyseren en het lees- en spellinggedrag te observeren. Op die manier is te bepalen of een kind moeite heeft met specifieke letters, lettercombinaties of woordlengtes – en welke leesstrategieën dat kind toepast. Een vergelijking tussen het lezen van losse woorden en het lezen van tekst geeft informatie over eventuele compenserende strategieën waarbij het kind de context gebruikt om woorden te raden. In latere onderwijsfasen is het van belang te bekijken in hoeverre het leesprobleem het leesbegrip belemmert en hoe het kind hierbij met passende interventies valt te ondersteunen (Scamacca et al., 2007).
Voortdurende monitoring helpt om bij zwakke lezers de vinger aan de pols te houden. Zo is te bepalen of er ondersteuning nodig is, welke dat dan moet zijn en of de ondersteuning het gewenste effect heeft (gehad). Die ondersteuning kan vorm krijgen op basis van toets- en observatiegegevens. Het is belangrijk om toetsresultaten, (aanvullende) observaties en een beschrijving van de geboden goed te documenteren. Dit waarborgt namelijk zowel de doorgaande lijn in de gehele onderwijsloopbaan en begeleiding als een systematische dossiervorming. Het draagt bovendien bij aan een warme overdracht op het moment dat kinderen de overstap maken naar het voortgezet onderwijs.