Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Dyslexie
Jongere met tas kijkt om

Implementatie van ondersteuningsniveaus

Toelichting op de aanbevelingen

  • Werk in het onderwijs volgens het continuüm van onderwijs en zorg om de ondersteuningsbehoefte van kinderen te bepalen en hieraan invulling te geven op verschillende niveaus (onder andere niveau 3). Zorg dat de ondersteuningsniveaus goed worden uitgevoerd en op elkaar aansluiten door de instructiekenmerken van de verschillende niveaus op elkaar af te stemmen.

  • Zorg voor een protocol waarin is vastgelegd wanneer en hoe de lees- en spellingontwikkeling in kaart wordt gebracht en achterstanden worden gesignaleerd. Maak voor het opstellen van zo’n signaleringsprotocol gebruik van bestaande handreikingen, zoals protocollen voor het onderwijs en toetskalenders (zie ook www.dyslexiecentraal.nl).

  • Gebruik het signaleringsprotocol om kinderen te selecteren die voor extra ondersteuning op niveau 2 en 3 in aanmerking komen – en om kinderen te identificeren die hiervan onvoldoende profiteren en in aanmerking komen voor verdere diagnostiek en (eventueel) behandeling.

  • Evalueer kritisch aan de hand van de (verdeling van) observatie- en toetsgegevens of de kwaliteit van instructie, begeleiding en ondersteuning op alle niveaus volstaat.

  • Gebruik toetsen die de lees- en spellingontwikkeling (inclusief eventuele deelvaardigheden) op een bepaald moment bij een specifiek kind betrouwbaar in beeld brengen. Gebruik hiervoor toetskalenders (zie www.dyslexiecentraal.nl). Ga ook van tevoren na met welke toets een vaardigheid betrouwbaar in kaart valt te brengen en of kwalitatieve analyse bijdraagt aan de interpretatie van toetsresultaten.

  • Richt de signaleringsprocedure zó in dat vroege signalering in de onderbouw van het basisonderwijs mogelijk is. Dit betekent dat de taalontwikkeling al vanaf groep 1 wordt gemonitord en dat er een warme overdracht naar groep 3 plaatsvindt. De lees- en spellingontwikkeling wordt vanaf groep 3 gevolgd. Daarnaast worden de effecten van zowel het onderwijsaanbod als de extra ondersteuning geëvalueerd. Het is van belang om alert te zijn op de mogelijkheid dat lees- en/of spellingproblemen ook na de onderbouw (in de bovenbouw of na het basisonderwijs) aan het licht kunnen komen.

  • Ga uit van een gestandaardiseerde werkwijze op ondersteuningsniveau 3. Dit maakt het mogelijk om te evalueren hoe verschillende personen deze werkwijze uitvoeren - en om die verschillende manieren van uitvoering te vergelijken. Leg deze werkwijze vast in een protocol of schoolplan. Dat maakt betrouwbare, controleerbare implementatie mogelijk.

  • Monitor de implementatie van het continuüm voor onderwijs en zorg (inclusief ondersteuningsniveau 3) door de volgende elementen te evalueren:

    • De toetsprocedures.
    • De uitvoering van instructie, begeleiding en interventie.
    • De beslismomenten en de geboden ondersteuning.

Voor een goede implementatie van ondersteuningsniveau 3 is het nodig dat de hulp op álle ondersteuningsniveaus in orde is en op elkaar aansluit (Baker et al., 2010). Op elk ondersteuningsniveau moet instructie dus effectief en van goede kwaliteit zijn. Als dit zo is, voorkomt dat taalproblemen – ervan uitgaande dat de meeste kinderen profiteren van goede instructie en interventie van voldoende intensiteit (Fuchs & Fuchs, 2007).

De ondersteuning op niveau 2 moet aansluiten bij de instructie op niveau 1. Samenhang tussen de instructiekenmerken op de verschillende niveaus leidt tot betere leerresultaten (Newmann et al., 2001). Een goede aansluiting tussen ondersteuningsniveau 1 en 2 maakt het niet alleen mogelijk om te bepalen welke kinderen tijdelijk intensivering van instructie op niveau 2 nodig hebben, maar ook om flexibel in te spelen op de behoefte aan intensivering (Fuchs et al., 2010). Als kinderen op ondersteuningsniveau 2 geen of weinig vooruitgang (instructiegevoeligheid) laten zien, komen ze in aanmerking voor extra intensieve en specifieke ondersteuning op niveau 3.

Het slagen van het continuüm van onderwijs en zorg begint met bewezen effectieve instructies en klassikale ondersteuning door de leerkracht (ondersteuningsniveau 1) (Fletcher & Vaughn, 2009; Fuchs et al., 2010). Leerkrachten moeten weten hoe ze kwalitatief goede klassikale instructie kunnen geven, wat bewezen effectieve aanpakken zijn en hoe ze kunnen signaleren welke kinderen risico lopen op lees- en/of spellingproblemen. Hierbij verdient het aanbeveling samen te werken met professionals, zoals lees- en spellingspecialisten (Marston, 2005). 

Integrale aanpak

Om de ondersteuningsniveau’s te realiseren en op elkaar te laten aansluiten, is het nodig om in teamverband samen te werken aan een integrale aanpak. De lees- en spellingspecialist kan een belangrijke bijdrage leveren aan het proces van kwaliteitsverbetering en -onderhoud, net als implementatiedeskundigen van buitenaf. 

Binnen het continuüm van onderwijs en zorg wordt bepaald in hoeverre een kind profiteert van de klassikale instructie, gericht op de lees- en spellingontwikkeling, beoordeeld (Fuchs et al., 2010). Als het aanbod op groepsniveau niet van goede kwaliteit en intensiteit is, komen er meer kinderen – ten onrechte – in aanmerking voor ondersteuning buiten de groep. Voor leerkrachten is het dan ook verstandig om hun kennis over goed lees- en spellingonderwijs op verschillende niveaus te verbreden, met ondersteuning van ervaren of gespecialiseerde collega-leerkrachten (Semrud-Clikeman, 2005) en de lees- en spellingspecialist. 

Een goede implementatie van de ondersteuningsniveaus binnen het onderwijs is niet een taak van de lees- en spellingspecialist alleen. Binnen een school zal een gedeelde visie op goed lees- en spellingsonderwijs, met aandacht voor preventie, tijd, verwachtingen en doelen, een basis vormen voor het handelen van alle teamleden. 

Instrumenten

De volgende instrumenten zijn te gebruiken voor een goede implementatie van de ondersteuningsniveaus:

  • De Scan Preventieve Aanpak Lezen en Spellen groep 1 en 2, ontwikkeld door Dyslexie Centraal (www.dyslexiecentraal.nl). Deze scan biedt zicht op de preventieve aanpak op de drie ondersteuningsniveaus, op de omgang met verschillen en op de manier om ouders hierbij te betrekken. Daarnaast maakt de scan duidelijk hoe de samenwerking met andere professionals eruitziet.
  • De Blauwdruk Duurzame Aanpak Leesproblemen (Van der Leij et al., 2019). Dit instrument laat zien welke aanpak de school heeft op het gebied van lezen en spellen - van groep 2 tot en met 8 en op de diverse ondersteuningsniveaus. Ook legt het bloot in hoeverre het schoolteam die aanpak draagt en uitvoert. De informatie die uit de Blauwdruk voortkomt kan dienen als startpunt voor verbetertrajecten. Lees- en spelling­specialisten en/of implementatiedeskundigen vinden er aanwijzingen in voor hun bijdrage aan de verbetering van beleid en aanpak.
  • Dyslexiescan VO (www.dyslexiecentraal.nl): een online zelfevaluatie-instrument, speciaal ontwikkeld voor het voortgezet onderwijs. 


Hiernaast is er de Handreiking Samenwerken bij (Ernstige Enkelvoudige) Dyslexie (Wienke, 2020). Deze gaat in op de afspraken die binnen het samenwerkingsverband Passend Onderwijs zijn te maken over het aanbod van de basisondersteuning, zowel bij lees- en/of spellingproblemen als bij dyslexie.

Sommige samenwerkingsverbanden hebben een taak bij de invulling en het aanbod van ondersteuning op niveau 2 en 3. Meestal ligt die taak bij afzonderlijke scholen en schoolbesturen. Het is noodzakelijk om in elk geval toe te zien op een goede onderbouwing van het aantal kinderen dat ondersteuning op niveau 3 krijgt en vervolgens wordt doorverwezen naar de zorg. Die onderbouwing kan onder een poortwachtersfunctie vallen. De poortwachtersrol kan belegd zijn vanuit een gemeente, schoolbestuur of samenwerkingsverband. De kwaliteit van de instructie en begeleiding op ondersteuningsniveau 1 en 2 kan hierbij ook altijd in ogenschouw worden genomen. Goede praktijkvoorbeelden van de organisatie hiervan staan in de Handreiking Samenwerken bij (Ernstig Enkelvoudige) Dyslexie (Wienke, 2020) en op www.dyslexiencentraal.nl.

Systematische uitvoering

Fuchs & Fuchs (2007) bevelen aan om bij de vormgeving van het continuüm van onderwijs en zorg uit te gaan van ‘standaardprotocollen’ of werkwijzen waarvan is aangetoond dat ze de lees- en spellingvaardigheid van kinderen verbeteren. Het is van belang dat de instructie op de verschillende ondersteuningsniveaus in grote lijnen is omschreven. Daardoor kunnen onderwijsprofessionals op een school de instructie vergelijkbaar geven. Ook biedt het de mogelijkheid om te evalueren in hoeverre de ondersteuning goed wordt aangeboden. Zo vergroot een heldere instructieomschrijving de betrouwbaarheid van de implementatie van de verschillende ondersteuningsniveaus (o.a. Burns & Gibbons, 2008).

Monitoring

Een onderliggende gedachte bij het werken met min of meer gestandaardiseerde, duidelijk omschreven interventies is dat de uitvoering van ondersteuning controleerbaar is. Het geeft bovendien zicht op welke kinderen wel of niet vooruitgaan na een interventie die bestaat uit componenten waarvan is aangetoond dat veel kinderen ervan profiteren. 

Keller-Margulis (2012) benadrukt dat het belangrijk is om de implementatie van het continuüm van onderwijs en zorg op drie manieren te monitoren:

  1. Door te evalueren hoe de toetsprocedures verlopen.
  2. Door te bepalen in hoeverre de instructie en interventies consistent en adequaat worden uitgevoerd.
  3. Door na te gaan hoe de beslismomenten verlopen en in hoeverre kinderen op het juiste niveau ondersteuning krijgen. 

Door te monitoren valt feedback te geven aan degenen die het continuüm implementeren, wat de kwaliteit van deze implementatie verhoogt (Gresham et al., 2000). De feedback kan bijvoorbeeld gaan over de ‘interventie-integriteit’ en ‘procedurele integriteit’. Er is interventie-integriteit als de implementatie heeft geleid tot een interventie met de beoogde frequentie en kwaliteit (Sanetti & Kratochwill, 2009). En er is procedurele integriteit als er een consistente implementatie is van het gehele proces van response to intervention, de benadering zoals voorgesteld in het continuüm van onderwijs en zorg (Hardcastle & Justice, 2010).