Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Ernstige gedragsproblemen
Twee kinderen geven highfive

Cognitief gedragstherapeutische principes in de dagelijkse praktijk

Toelichting op de aanbevelingen

  • Help het kind vaardiger te worden in het oplossen van problemen, zelfmanagement, het waarnemen van situaties en het trekken van juiste conclusies over oorzaak en gevolg.

  • Laat het achterhalen en uitdagen van storende gedachten over aan hiertoe opgeleide cognitief gedragstherapeuten.

  • Pas cognitief-therapeutische principes alleen toe in aanvulling op gedragstherapeutische principes.

Onderstaande schema laat niet alleen zien dat gedrag beïnvloed wordt door de situatie die eraan voorafgaat (A) en door de gevolgen ervan (C), maar ook dat gedachten, gevoelens en gedrag elkaar wederzijds beïnvloeden (B). 

Schema Cognitief gedragstherapeutische principes

Binnen de cognitieve gedragstherapie wordt vooral gewerkt aan het beïnvloeden van de middelste drie elementen: gedrag, gedachten en gevoelens. Beïnvloed je één van de drie elementen, dan heeft dat direct invloed op de overige twee. Als een kind bijvoorbeeld snel boos en agressief wordt, valt op drie manieren te proberen het agressieve gedrag te verminderen (de Lange & Albrecht, 2006):

  • Door alternatief gedrag met het kind te oefenen.
  • Door te proberen zijn gevoelens te beïnvloeden (bijvoorbeeld met een woedethermometer).
  • Door te proberen de storende gedachten te beïnvloeden.

Om ernstige gedragsproblemen van kinderen efficiënt aan te pakken, kun je je als jeugdprofessional het best richten op het vergroten van het gedragsrepertoire (handelen). Dit kan met behulp van de opvoedingstechnieken die in Opvoedingstechnieken beroepsopvoeder aan de orde zijn gekomen. Gezien bovenstaande figuur is het aannemelijk dat de versterking van adequaat gedrag ook effect heeft op de gedachten van het kind. Of zoals klinisch psycholoog Hans Orlement het zegt: “Anders denken kan leiden naar anders doen en anders doen kan leiden naar anders denken” (Orlemans, 2005, p. 297).

Er zijn twee redenen om gedachten vooral te willen beïnvloeden door de (praktische, sociale en emotionele) vaardigheden van het kind te vergroten:

  • Kinderen met ernstige gedragsproblemen hebben doorgaans veel vaardigheidstekorten op verschillende levensgebieden. Vergroting van hun gedragsrepertoire maakt dat ze meer kunnen, ook op de gebieden waarop hun storende cognities betrekking hebben. Bovendien levert het ze tastbare succeservaringen op: ze zien dat ze dingen steeds beter kunnen, ervaren hun eigen kracht. Zo ontwikkelen ze steeds meer realistische cognities. Deze komen naast de storende cognities te staan en kunnen zulke cognities hopelijk op termijn overvleugelen.
  • Het is verre van eenvoudig om cognities direct te ontrafelen en uit te dagen. Zoiets vraagt om een specialistische, vierjarige opleiding in de cognitieve gedragstherapie. 

Cognitieve stappen

In de literatuur over cognitieve gedragstherapie (CGT) wordt de invloed van cognitie op gedrag op verschillende manieren uitgewerkt. In deze richtlijn worden drie cognitieve stappen onderscheiden:

  1. Waarnemen (wat zie je dat er gebeurt?): Neem bijvoorbeeld deze selectieve waarneming: een jongere observeert wel dat de leraar hem corrigeert, maar niet dat de leraar hem eerder tijdens de les twee keer een compliment heeft gegeven.
  2. Gevolgtrekking maken (wat denk je dat er gebeurt?): Neem bijvoorbeeld de onjuiste gevolgtrekking van die jongere, naar aanleiding van diens selectieve waarneming: “Deze eikel zit me gewoon op te naaien.”
  3. Evalueren (wat vind je daarvan?): Neem bijvoorbeeld deze storende evaluatie: “Ik kan er niet tegen dat deze eikel me zo zit op te naaien.” Of: “Als ik me op m’n kop laat zitten, ben ik een enorme sukkel!”

Veel kinderen met (ernstige) gedragsproblemen hebben cognitieve vaardigheden – zoals objectief waarnemen en de juiste gevolgtrekkingen maken – niet goed aangeleerd. Zij hebben in een situatie bijvoorbeeld vooral oog voor negatieve prikkels en interpreteren het gedrag van anderen vaker als vijandig.

Waarnemingen, gevolgtrekkingen en evaluaties worden mede ingekleurd door de kernovertuigingen die kinderen in de loop van hun leven ontwikkelen door allerlei positieve en negatieve ervaringen. Ernstige gedragsproblemen worden volgens de CGT mede veroorzaakt door storende kernovertuigingen die leiden tot verkeerde waarnemingen, onjuiste gevolgtrekkingen en storende evaluaties. Voorbeelden van storende kernovertuigingen zijn: “Ze moeten me met rust laten” of “Ik ben waardeloos”.

Volgens de operante leertheorie vindt gedragsverandering vooral plaats door het beïnvloeden van de situatie (A) voorafgaand aan gedrag (B), en door het beïnvloeden van wat volgt op het gedrag (C) (zie Opvoedingstechnieken beroepsopvoeder). Cognitieve gedragstherapie (CGT) richt zich hoofdzakelijk op de B van dit ABC-model en werkt vanuit de aanname dat het gedrag van mensen beïnvloed wordt door hun gedachten en gevoelens over die situatie. De cognitieve gedragstherapie breidt daarmee het ABC-schema uit.