Overslaan en naar de inhoud gaan

Richtlijn Scheiding

Inhoudsopgave

Kernaanbevelingen

Gevolgen

  • Neem kennis van de meest actuele cijfers (zie Feiten en cijfers). Jaarlijks ondervindt naar schatting 15 tot 20 procent van de kinderen en jongeren na een scheiding ernstige problemen, ongeveer 10.000 tot 14.000 thuiswonenden. Ongeveer 7.000 willen één van beide ouders niet meer zien, dat komt iets vaker voor bij jongeren dan bij kinderen. Bij 20 procent blijven problemen voortduren na de scheiding. Bij naar schatting 80 procent gaat het ongeveer twee jaar na de scheiding weer goed.
  • Neem kennis van de belangrijkste gevolgen van een scheiding voor kinderen. Houd rekening met de verschillende leeftijdscategorieën en de bijbehorende ontwikkeling. De gevolgen kunnen zowel op korte als lange termijn zichtbaar zijn. Op de korte termijn kunnen kinderen bijvoorbeeld te maken krijgen met gedragsproblemen, zoals boosheid of teruggetrokken gedrag. Op langere termijn kunnen er effecten zijn, zoals een lager opleidingsniveau, meer kans op depressiviteit en een groter risico om zelf te scheiden. Specifieke ernstige gevolgen na een scheiding kunnen zijn: loyaliteitsconflicten, parentificatie, psychotrauma, hechtingsproblematiek en kinderen die één van beide ouders niet meer (willen) zien. Voor dit laatste bestaan verschillende termen, maar er is nog te weinig kennis om dit goed te kunnen diagnosticeren.
  • Besef dat kinderen tijdens of zelfs als gevolg van een complexe scheiding te maken kunnen hebben met huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook als een kind getuige is van geweld tegen een ouder, kan dat ernstige schade veroorzaken. Dit kan natuurlijk ook al vóór de scheiding spelen. Doorloop de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling bij vermoedens van deze problematiek. Lees ook de richtlijn Kindermishandeling. Raadpleeg bij twijfel of onduidelijkheid Veilig Thuis.
  • Neem kennis van de belangrijkste risico- en beschermende factoren voor problemen bij kinderen vóór, tijdens en na de scheiding. Voorbeelden van risicofactoren zijn huiselijk geweld, ernstige en langdurige ruzies tussen ouders, een slechte band met de inwonende, uitwonende of stiefouder, en een aantal bijkomende veranderingen, zoals financiële achteruitgang. Beschermende factoren zijn een sterk sociaal netwerk, zelfstandigheid en een goed probleemoplossend vermogen, die kinderen helpen om met de situatie om te gaan.  

Interventies 

  • Vraag hoe de zorgverdeling en het contact tussen ouders en hun kinderen was vóór de scheiding. Informeer naar de huidige gezinssituatie van beide ouders als je keuzes maakt voor een zorgregeling of omgangsregeling. Probeer ervoor te zorgen dat kinderen na de scheiding met beide ouders contact houden en wijs ouders op hun verantwoordelijkheid dit contact te regelen. Wees op de hoogte van de behoeften van kinderen in verschillende leeftijds-/ontwikkelingsfases en pas je advies daarop aan. Houd er verder rekening mee dat zeer jonge kinderen een hechtingsproces doormaken dat begeleiding nodig heeft, vergelijkbaar met bijvoorbeeld een gewenningsperiode bij de crèche. Als je de continuïteit kunt waarborgen, dan is overnachting bij beide ouders mogelijk. Wel is er extra ondersteuning nodig als ouders veel conflicten hebben. Leid ouders naar de ggz voor volwassenen als er sprake is van:
    • heftige emoties
    • het vermoeden van scheidingstrauma
    • stagnerende rouw
    • ernstige conflicten

Wees erop bedacht dat als een kind tijdelijk geen contact met een ouder heeft, dit ertoe kan leiden dat de ouder uit beeld verdwijnt, dat het kind van de ouder vervreemdt en niet meer wil zien.  

  • Houd bij het overwegen van (veranderingen in) een zorgregeling of omgangsregeling rekening met het gezinssysteem van vóór de scheiding, de ontwikkelingsfase van het kind, de kwaliteit van de band met beide ouders, de woonsituatie, conflicten tussen de ouders, het ouderschapsplan en de wensen van het kind. Wees zorgvuldig bij het vaststellen van de band tussen het kind en beide ouders, en wees alert op mogelijke loyaliteitsproblemen. Realiseer je dat contact met beide ouders een goede band faciliteert. Leg aan ouders uit dat hun kind recht heeft op omgang met beide ouders, en in het uiterste geval dat belemmering van de omgang strafbaar kan zijn.
  • Ga na of er sprake is van gezamenlijk ouderlijk gezag, eenhoofdig gezag of een andere gezagsregeling. Na een formele scheiding of beëindiging van geregistreerd partnerschap blijft het ouderlijk gezag ongewijzigd, tenzij de rechtbank anders bepaalt. Bij gezamenlijk gezag is voor hulp aan het kind toestemming van beide ouders nodig en – afhankelijk van de leeftijd – ook van het kind zelf. Als een ouder geen gezag heeft, maar het kind wel heeft erkend, dan heeft die ouder recht op informatie over de hulp aan het kind. Dit recht beperkt zich tot algemene informatie over de verzorging en opvoeding. In de praktijk gaat die informatievoorziening nogal eens mis. Raadpleeg bij twijfel de Ouderschapswijzer. Breng zo nodig scholen, huisartsen en andere hulpverleners op de hoogte van de rechten en plichten van gescheiden ouders met en zonder gezag.
  • Gebruik screeningsinstrumenten zoals KEES (Kind En (Echt) Scheiding), FamilieScan en MASIC (Mediator’s Assessment of Safety Issues and Concerns). Wees ook bedacht op mogelijke problemen uit aanverwante gebieden, zoals hechtingsproblematiek, trauma en opvoedingsproblemen. Zorg zo nodig dat je kennis hebt van de werking van stress en hoe trauma-informed werken kan helpen bij conflicten tussen ouders. Onderzoek de situatie van voor de scheiding, tijdens het vroege ouderschap en voorafgaand aan het ouderschap. Overweeg ook psycho-educatie voor ouders over trauma.
  • Blijkt dat een kind ernstige problemen heeft vanwege voortdurende ouderlijke conflicten, onderneem dan (hernieuwde) pogingen om de ouders te leren hoe ze hun conflicten kunnen beheersen, zo nodig met hulp van een deskundige. Leid tijdig toe naar passende zorg, zoals de ggz voor volwassenen, maar zorg ook voor passende hulp voor het kind. Eventueel kan de rechter de zorg- of omgangsregeling opnieuw beoordelen. Maar het juridische systeem kan ook escalerend werken. Het heeft daarom prioriteit om de ouders te laten proberen er samen uit te komen, of hulp te zoeken in de vorm van relatie-ondersteuning, zoals familiemediation. Daarnaast is het van belang om vast te stellen of kinderen een plek of persoon hebben om hun verhaal kwijt te kunnen. Zo nodig kun je kinderen doorverwijzen naar een kindbehartiger (vertrouwenspersoon) of buddyplatform Villa Pinedo.
  • Maak ouders ervan bewust waarom het voor hun kind belangrijk is dat zij hun conflicten beheersen. Veel en duidelijke uitleg is hier van belang, zodat dit goed doordringt. Leer hun om geen ruzie te maken in het bijzijn van hun kind. En wijs erop dat zij er goed aan doen gezamenlijke afspraken te maken over hun kind. Als het ouders niet lukt om dit gezamenlijk te doen, moedig hen dan aan om deel te nemen aan programma’s die gericht zijn op het leren beheersen van ruzies, op familiemediation en/of op het versterken van hun (ouder)relatie. Of motiveer de ouders individuele hulp te zoeken, en begeleid hen naar passende hulp. Als na verschillende interventies blijkt dat ouders niet meer kunnen samenwerken, overweeg dan een tijdelijke pauze in de ouderlijke communicatie met parallel ouderschap of ‘schottenaanpak’, al zijn deze nog niet voldoende onderzocht. Zorg in deze gevallen wel dat er een kind een onafhankelijke plek of een onafhankelijk persoon heeft die zich buiten de invloedssfeer van de ouders bevindt (bijvoorbeeld een steunfiguur). 

Samenwerking

  • Stimuleer ouders door hen allebei uit te nodigen voor een gezamenlijk gesprek in het belang van hun kind, en betrek hen actief bij het proces van hulpverlening. Dit kun je op de volgende manieren doen:
    • Ouders informeren over de gevolgen die een scheiding of langdurige ruzie kan hebben voor hun kinderen.
    • Begrip tonen voor beide ouders en ‘de opgeheven vinger’ te vermijden.
    • Ouders leren als gezamenlijke ouders te spreken en te handelen.
    • Ervan uitgaan dat ouders het beste voor hun kind willen.
    • Oplossingsgericht werken en de regie zoveel mogelijk bij de ouders leggen.
    • Met ouders en kind samen doelen stellen en besluiten hoe de begeleiding het beste aansluit bij wat zij nodig hebben.
    • Ouders wijzen op hulpverlening voor hun eigen (mentale) problemen. 

      Een gezamenlijk gesprek ligt minder voor de hand bij huiselijk geweld, trauma of ernstige psychiatrische problemen bij een ouder.
  • Praat met het kind en overweeg anderen, zoals de school, familieleden en huisarts te vragen naar hun mening. Dit helpt om een goed beeld te krijgen. Zo vergroot je ook de kans dat kind en ouders passende hulp krijgen en het draagvlak hiervoor. Houd er rekening mee dat beide ouders toestemming moeten geven voor deze gesprekken als zij gezamenlijk het ouderlijk gezag hebben. Zorg ervoor dat je weet hoe je met kinderen praat over een scheiding (o.a. Van den Berg, 2018a en b) en volg hiervoor speciale scholing en vaardigheidstrainingen.
  • Geef ouders de volgende adviezen:
    • Houd je kind altijd buiten je ruzie met de andere ouder: maak geen ruzie in het bijzijn van je kind en let op verbale en non-verbale communicatie.
    • Vertel je kind dat het geen schuld heeft aan de scheiding (scheidingsmelding).
    • Geef je kind de ruimte om ook van de andere ouder te houden en probeer dit zowel verbaal als non-verbaal uit te dragen.
    • Spreek niet negatief over de andere ouder/familie in het bijzijn van je kind.
    • Maak wel duidelijk dat de scheiding definitief is.
    • Wees alert op parentificatie en loyaliteitsproblemen.
    • Stimuleer contact van je kind met andere kinderen die een scheiding hebben doorgemaakt. Professionals kunnen eventueel verwijzen naar een van de beschikbare interventies en/of een vertrouwenspersoon.
    • Zoek een geschikte vorm om informatie over je kind met de andere ouder uit te wisselen. Professionals kunnen hierbij helpen door het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) of een mediator in te schakelen.
    • Bied je kind voldoende gelegenheid om de eigen mening te geven over de scheiding.
    • Probeer tot gezamenlijke afspraken te komen.
  • Neem het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) als basis, die stelt dat het belang van het kind centraal staat. Ieder kind heeft het recht om de eigen mening te geven, en die mening moet je als jeugdprofessionals serieus meenemen in beslissingen. Ook heeft het kind recht op voldoende en toegankelijke informatie. Houd daarbij rekening met de leefwereld, ontwikkelingsfase en competenties van het kind. Ook is het belangrijk om aandacht te hebben voor de achtergrond, specifieke situatie, kwetsbaarheid en behoeften van het kind. Respecteer in alle situaties het recht op de bescherming van de privacy van het kind. 

1. Introductie

Waar gaat de richtlijn over?

Elk jaar krijgen volgens schatting 70.000 thuiswonende kinderen in Nederland te maken met de scheiding van hun ouders. Steeds meer van die ouders waren niet getrouwd. De betekenis van scheiding is de beëindiging van een relatie tussen twee samenwonende partners. Die relatie kan een huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenwoonrelatie zonder juridische status zijn. Volgens berekeningen van het CBS gingen in 2016 bijna 50.000 stellen met minderjarige kinderen en jongeren uit elkaar. Hierbij waren 86.000 minderjarigen betrokken, de ouders van 50.000 kinderen en jongeren waren getrouwd. De overige 36.000 kinderen zagen dus een samenwoonrelatie stranden. Het werkelijke aantal kinderen dat jaarlijks te maken krijgt met een scheiding tussen hun ouders ligt dus hoger dan 70.000 (CBS Statline, 2018b en 2019; Spruijt & Kormos, 2014; Ter Voert, 2019).   

Impact scheiding

Wereldwijd is veel onderzoek gedaan naar de impact van een ouderlijke scheiding op kinderen en jongeren (Amato & Keith, 1991; Amato, 2001; Kim, 2011; Lansford, 2009; Spruijt, 2009; Spruijt & Kormos, 2014). Uit deze studies blijkt dat een ouderlijke scheiding zowel op korte als langere termijn het risico verhoogt op problemen in het dagelijks functioneren en in de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Na een scheiding hebben zij gemiddeld meer emotionele en gedragsproblemen dan leeftijdsgenoten uit intacte gezinnen. Daarnaast ervaren ze een lager welbevinden, een slechter zelfbeeld, meer problemen met relaties en slechtere schoolprestaties. Ook lijkt het aantal conflicten tussen ouders na een scheiding toe te nemen (o.a. Van der Valk & Spruijt, 2013). Die conflicten blijken bovendien schadelijker voor kinderen en jongeren dan de scheiding zelf (Amato, 2010; Lansford, 2009; Swartz-Den Hollander et al., 2018).  

Voor ongeveer 80 procent van de kinderen en jongeren zijn de problemen door de scheiding na ongeveer twee jaar grotendeels verdwenen. Maar er is ook een flinke groep die op de lange termijn (ernstig) last blijft houden van de scheiding. 

Jeugdprofessionals komen vaak in contact met kinderen en jongeren die een scheiding meemaken. Soms direct, wanneer de scheiding van de ouders de reden van de aanmelding is. Soms indirect, als de scheiding van de ouders een rol speelt bij de problemen van een kind of jongere. Rondom kinderen en scheiding zijn de afgelopen jaren diverse ontwikkelingen geweest. Zo stimuleerde de wetswijziging Voortgezet ouderschap na scheiding in 2009 co-ouderschap. Daarnaast zijn er meer ouders die na de scheiding in conflict blijven. Vooral over deze complexe scheidingen zijn maatschappelijke discussies ontstaan, met name over de problematiek van ouders en hun kinderen, en de beste aanpak hiervan. 

Doel 

Deze richtlijn helpt professionals in de jeugdhulp en jeugdbescherming met uniforme adviezen voor het herkennen, signaleren, voorkomen en aanpakken van problemen bij kinderen en ouders die in een scheiding zitten of gescheiden zijn. Zo kunnen zij deskundig met die problematiek omgaan. De richtlijn is ook waardevol voor andere professionals die met de doelgroep in aanraking komen en deskundigheid in huis moeten hebben, zoals huisartsen, pedagogisch medewerkers in de kinderopvang, onderwijsprofessionals en jeugdgezondheidszorg. De richtlijn adviseert welke interventies je kunt inzetten om kinderen en hun ouders te ondersteunen, en de samenwerking met ouders en kind, het netwerk en met school kan versterken. 
 
De dynamiek in gezinnen na een scheiding kan per gezin sterk verschillen, en uit onderzoek en praktijkervaring weten we dat veel factoren hierbij een rol spelen. Het onderwerp scheiding, scheidende ouders en kinderen na scheiding is volop in beweging in het werkveld. Vooral voor scheidingen met veel conflicten (complexe scheidingen) zijn er onlangs veel initiatieven ontstaan. Lang niet in alle gevallen weten wij hiervan al voldoende om gerichte adviezen uit te kunnen brengen. De kennis, ervaring en deskundigheid van professionals blijven daarom ontzettend belangrijk. Bij complexe situaties is supervisie, intervisie en multidisciplinaire samenwerking nodig.  

Doelgroep 

De richtlijn is bedoeld voor jeugdprofessionals die met dit onderwerp te maken hebben. Kijk hier voor meer informatie over de doelgroep van de richtlijnen.  

Vragen

Gevolgen 

Knelpunt: hulpverleners hebben weinig kennis over de gevolgen van een ouderlijke (complexe) scheiding voor kinderen. 

  • Wat kunnen de gevolgen van een ouderlijke (complexe) scheiding zijn voor kinderen?
  • Wat zijn – voor verschillende leeftijdsgroepen – de mogelijke gevolgen als een kind wordt gescheiden van broers en/of zussen?
  • Wat zijn – voor verschillende leeftijdsgroepen – de mogelijke gevolgen als een kind met anderen in een stiefgezin komt te wonen?
  • Wat maakt een scheiding complex: definitie, risico- en beschermende factoren, kenmerken ouders?
  • Wanneer is een scheiding problematisch en wanneer traumatisch?
  • Waaraan kunnen ernstige problemen bij kinderen na een (complexe) scheiding (inclusief loyaliteitsproblemen, parentificatie, ‘ouderonthechting’) worden herkend en hoe kunnen ernstige problemen worden gedefinieerd?
  • Hoe vaak komen ernstige problemen rond een (complexe) scheiding voor?
  • Wat zijn de signalen van problemen bij kinderen na een (complexe) scheiding?
  • Wanneer zijn voor verschillende leeftijdsgroepen de gevolgen van de gehele scheidingsperiode (aanloop, scheiding en nasleep) reden tot zorg in de jeugdhulp en jeugdbescherming, op de consultatiebureaus en in wijkteams?
  • Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor het ontwikkelen van ernstige problemen door kinderen bij een (complexe) scheiding en wat zijn beschermende factoren?
  • Hoe kun je de veiligheid en ontwikkelingsbedreiging van het kind rond een (complexe) scheiding inschatten en borgen respectievelijk centraal laten staan?
  • Hoe draag je als jeugdprofessional zorg voor je eigen veiligheid bij een complexe scheiding?  

Interventies 

Knelpunt: hulpverleners weten onvoldoende hoe zij kinderen met gescheiden ouders het beste kunnen helpen, met name wanneer sprake is van een complexe scheiding. 

  • Welke afwegingen zijn van belang bij de keuze voor een bepaalde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) of voor een bepaalde omgangsregeling die past bij de ontwikkeling van een kind?
  • Welke regeling is gangbaar en welke regeling is het beste voor kinderen?
  • Welke signaleringsinstrumenten voor problemen bij kinderen na een scheiding zijn beschikbaar?
  • Hoe ziet het zorgcontinuüm eruit bij hulp na een (complexe) scheiding, waarbij zo mogelijk uitgegaan wordt van normalisering?
  • Wat zijn – voor verschillende leeftijdsgroepen – effectieve vormen van (preventieve) ondersteuning en wat is het doel van die vormen van ondersteuning?
  • Wat zijn – voor verschillende leeftijdsgroepen – effectieve interventies bij scheidingsgerelateerde problematiek (waaronder complexe scheiding), wat is het doel van die interventies en wat zijn werkzame/kernelementen?
  • Welk aanbod van ondersteuning en preventie is bij hulpverleners bekend? Hoelang mag een interventie (maximaal) duren, rekening houdend met de gestelde doelen? Wat is bekend over de kosten(effectiviteit) van interventies? 

Samenwerking met ouders en met het netwerk 

Knelpunt: hulpverleners zijn afhankelijk van scheidende ouders, met name bij complexe scheiding, en van andere partijen. 

  • Hoe kunnen ouders betrokken worden bij en omgaan met hun kind in en na een (complexe) scheiding?
  • Hoe kunnen hulpverleners omgaan met ouders die niet willen meewerken?
  • Hoe kunnen hulpverleners buiten ouderlijke conflicten blijven en ouders motiveren hun onderlinge conflicten te beheersen?
  • Hoe kunnen hulpverleners omgaan met een eventuele nieuwe partner van moeder en/of vader?
  • Wat is de ondergrens wanneer het bij een complexe scheiding niet lukt om met (één van beide) ouders te werken en wat zijn de consequenties voor het contact tussen ouders en kind?
  • Hoe kunnen jeugdprofessionals omgaan met waarheidsvinding bij complexe scheidingen?
  • Welke kennis heeft een beroepskracht nodig om ouders te kunnen adviseren over het hulpaanbod na (complexe) scheiding en welke juridische en financiële kennis is nodig, vooral in het geval van een complexe scheiding?
  • Hoe kan de jeugdprofessional een duidelijk (gezags)kader stellen, vooral bij complexe scheidingen?
  • Hoe kunnen hulpverleners optimaal samenwerken met andere beroepskrachten die bij het gezin betrokken zijn? Denk aan juristen/advocaten, rechters, wijkteam, school en kinderopvang.
  • Wat is nodig in de multidisciplinaire besluitvorming en ketensamenwerking rondom het kind en de ouders?
  • Hoe kan het netwerk worden benut bij de hulp na (complexe) scheidingen?

Omschrijving van gebruikte begrippen 

De richtlijn heeft de volgende uitgangspunten: 

  • Na een scheiding is er sprake van een inwonende ouder (de ouder bij wie kinderen het grootste deel van de tijd wonen) en een uitwonende ouder (de ouder bij wie kinderen niet of een kleiner deel van de tijd wonen). Co-ouders zijn ouders bij wie een kind na de scheiding beurtelings ongeveer evenveel tijd (minstens 40%) verblijft. Dan zijn er ook nog stiefouders: de nieuwe partners van de ouders met gezag. Afhankelijk van de plek waar kinderen wonen en wanneer, verblijven ze een deel van de tijd of altijd (ook) bij een stiefouder.
  • Formeel is een scheiding de ontbinding van een huwelijk, maar voor kinderen maakt de burgerlijke staat van hun ouders meestal niets uit. In deze richtlijn geldt de term daarom ook voor niet-gehuwde, samenwonende ouders die uit elkaar gaan.
  • De richtlijn gebruikt de term complexe scheiding. Dit is een scheiding waarbij ouders door aanhoudende ernstige conflicten het wederzijds belang, maar vooral het belang en welzijn van de kinderen uit het oog verliezen.
  • Wanneer de richtlijn spreekt over de vroegere Centra voor Jeugd en Gezin (CJG), verwijst dit ook naar de nieuwe benamingen, zoals sociale wijkteams en wijkteams Jeugd en Gezin. Veel gemeenten in Nederland gebruiken de naam CJG niet meer. Door de transitie en transformatie van de jeugdzorg noemen ze deze centra nu vaak sociale wijkteams of wijkteams Jeugd en Gezin. Deze richtlijn sluit aan bij deze actuele terminologie.
  • Sinds de wet Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding in werking trad (1 maart 2009), moeten ouders van minderjarige kinderen een ouderschapsplan toevoegen aan hun verzoek tot scheiding of beëindiging geregistreerd partnerschap. In dat plan moeten minimaal drie wettelijk verplichte afspraken staan: over zorgverdeling, kinderalimentatie en informatie-uitwisseling. De wet verplicht ouders ook om hun kind te betrekken bij het ouderschapsplan, als de leeftijd en ontwikkeling van hun kind dat tenminste toelaat. In het verzoek moeten ouders vermelden hoe ze hun kind hebben betrokken. 

Basisinformatie

Op alle richtlijnen voor jeugdhulp en jeugdbescherming is basisinformatie van toepassing over de volgende onderwerpen:

  • doelgroep van de richtlijnen
  • gedeelde besluitvorming
  • diversiteit
  • beschikbaarheid interventies
  • juridische betekenis van de richtlijnen
  • begripsdefinitie kinderen, jongeren en ouders

Naar de basisinformatie

Een algemene verantwoording van de werkwijze bij de ontwikkeling en herziening van de richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming vind je bij Over de richtlijnen.

2. Feiten en cijfers

Vraag en aanbeveling

2.1. Frequentie van problemen

Hoe vaak komen ernstige problemen rond een (complexe) scheiding voor? 

Aanbeveling

2.1.1. Feiten en cijfers over kinderen en scheiding

  • Neem kennis van de meest actuele cijfers. 

2.1.1. Feiten en cijfers over kinderen en scheiding

Toelichting op de aanbeveling

  • Neem kennis van de meest actuele cijfers. 

Jaarlijks ondervindt naar schatting 15 à 20 procent van de kinderen na een scheiding ernstige problemen. Dit zijn 10.000 tot 14.000 thuiswonende kinderen per jaar. Elk jaar willen ongeveer 7.000 van hen een van beide ouders niet meer zien, oudere kinderen iets vaker dan jongere. Na een scheiding blijven bij 20 procent van de kinderen de problemen voortduren, bij ongeveer 80 procent gaat het na ongeveer twee jaar na de scheiding weer goed. 

Per jaar krijgen ongeveer 70.000 thuiswonende kinderen (van wie bijna 60.000 minderjarigen) te maken met de scheiding van hun ouders. Voor ongeveer een derde van hen geldt dat hun ouders niet formeel getrouwd waren (Spruijt & Kormos, 2010, 2014). Berekeningen van het CBS over 2016 laten een nog hoger cijfer zien: zij kwamen uit op 86.000 minderjarigen waarvan de ouders uit elkaar gaan na een huwelijk of samenwoonrelatie (CBS statline, 2019; Ter Voert, 2019).  

In 2017 waren er in totaal ongeveer 32.775 minderjarigen betrokken bij 18.178 scheidingen. Het aantal ‘formele’ echtscheidingen daalt licht, maar het aantal geregistreerde partnerschappen stijgt, en daarmee ook het aantal beëindigde partnerschappen. In 2017 ging het bij formele relatie-verbindingen om 78 procent huwelijken en 22 procent geregistreerde partnerschappen. Als we echter naar de percentages relatieverbrekingen in datzelfde jaar kijken is de verdeling anders: dit ging in 94 procent van de gevallen om een echtscheiding en in 6 procent om de beëindiging van een geregistreerd partnerschap. Naast huwelijken en geregistreerde partnerschappen is echter ook een aanzienlijk deel van de ouders samenwonend. Exacte gegevens over het aantal samenwonende ouders met minderjarige kinderen die uit elkaar gaan, zijn niet beschikbaar. Wel zijn er gegevens over het aantal kinderen dat niet opgroeit met beide juridische ouders en dit aantal is sterk gestegen (CBS Statline, 2018; Ter Voert, 2018; 2019). Wanneer je alle thuiswonende kinderen die te maken krijgen met een scheiding van de ouders bij elkaar optelt, zijn dit er naar schatting 70.000 per jaar. Hierbij gaat het dus om echtscheidingen en verbroken samenwoonrelaties. 

Cijfers complexe scheidingen 

Een deel van de scheidingen verloopt problematisch. Als indicator daarvan kun je ten eerste kijken naar het aantal voorlopige voorzieningen. De rechter kan zo’n voorlopige voorziening treffen als ouders het tijdens of voor de scheidingsprocedure niet eens worden over bepaalde zaken. In 2017 ging het om ongeveer 3.900 verzoeken: dit is 11 procent van het totale aantal scheidingen. Een andere aanwijzing dat een scheiding niet harmonieus verloopt, is het aantal kind-gerelateerde procedures. In 2017 dienen er bijvoorbeeld 2.700 zaken over het vaststellen of wijzigen van zorg- en omgangsregelingen, 6.600 zaken over gezag (gezamenlijk of eenoudergezag) en 6.800 zaken over kinderalimentatie (Ter Voert, 2018). De laatste aanwijzing voor een problematische scheiding zijn de instroomcijfers van de Raad voor de Kinderbescherming over gezag- en omgangszaken. Dit instroompercentage bedraagt ongeveer 16% van het aantal bij scheiding betrokken kinderen. Volgens schattingen krijgt zo’n 15 à 20% van de kinderen van wie de ouders scheiden te maken met een complexe scheiding: 10.500 tot 14.000 kinderen per jaar (zie o.a. Kinderombudsman, 2014; Spruijt & Kormos, 2014). Voor de meest actuele cijfers van het aantal scheidingen en scheidingsgerelateerde procedures kun je terecht op Cijfers over scheiding | Nederlands Jeugdinstituut (nji.nl) 

 

3. Oorzaken en factoren

Vragen en aanbevelingen 

3.1. Gevolgen van scheiding

Wat kunnen de gevolgen van een ouderlijke (complexe) scheiding zijn voor de kinderen?

Aanbeveling

3.1.1. Gevolgen van scheiden

  • Neem kennis van de belangrijkste gevolgen van ouderlijke scheiding voor de kinderen. Onderscheid hierbij de verschillende leeftijdscategorieën en bijbehorende ontwikkelingstaken. 

3.1.1. Gevolgen van scheiden

Toelichting op de aanbeveling

  • Neem kennis van de belangrijkste gevolgen van ouderlijke scheiding voor de kinderen. Onderscheid hierbij de verschillende leeftijdscategorieën en bijbehorende ontwikkelingstaken. 

De belangrijkste gevolgen van een scheiding voor kinderen en jongeren zijn op korte termijn: 

  • Emotionele problemen, zoals depressieve gevoelens, stress, loyaliteitsproblemen, gevoelens van angst, identiteitsproblemen en een laag zelfbeeld.
  • Gedragsproblemen met agressie, criminaliteit, vandalisme, en riskante gewoonten, zoals roken, blowen, drugs- of alcoholgebruik.
  • Problemen met vriendschappen.
  • Een zwakkere band met de ouders, vooral met de vader.
  • Problemen op school, zoals lagere cijfers, concentratieproblemen en spanningen in het contact met andere leerlingen.
  • Lichamelijke problemen, zoals hoofdpijn, buikpijn, slaapproblemen en stressklachten. 

Weet dat ook baby’s en heel jonge kinderen ernstige gevolgen van een ouderlijke scheiding kunnen ondervinden. De meest concrete voorbeelden hiervan zijn hechtingsproblemen en angstproblemen, zoals separatieangst en scheidingsangst. Ook problemen tussen de ouders over de erkenning van hun kind, het gezamenlijk gezag en de zorg- en omgangsregeling kunnen negatieve effecten hebben.

Bij 20 procent van de kinderen die een scheiding meemaken, blijven de problemen voortduren. Bij ongeveer 80 procent gaat het na zo’n twee jaar weer goed. 

Op de lange termijn zijn de belangrijkste gevolgen van een ouderlijke scheiding: 

  • Een lager eindniveau van de opleiding.
  • Een lager inkomen.
  • Een hoger risico om zelf later te scheiden.
  • Een groter risico op een depressie, en meer behoefte aan hulpverlening.
  • Een zwakkere band met de ouders (Amato, 2001). 

Leeftijdsverschillen 

De mogelijke gevolgen van een scheiding kunnen per leeftijdsfase verschillen. De ernst van de problemen na een scheiding hangt niet samen met de leeftijd, maar de manier waarop kinderen en jongeren reageren op een ouderlijke scheiding verschilt wel per levensfase. 

Het is belangrijk om gedrag dat hoort bij de normale ontwikkeling in een bepaalde leeftijdsfase, niet te verwarren met gedrag dat samenhangt met de scheiding. In de onderbouwing en verdieping vind je een overzicht van de normale ontwikkeling per leeftijdsfase. Leg tijdens gesprekken met ouders duidelijk uit welke ontwikkelingstaken bij een bepaalde leeftijdsfase horen.  

Leeftijdsverschillen 

De beschrijving per leeftijdscategorie komt uit onder andere Kind en Echtscheiding (Singendonk & Meesters, 2018). 

Baby’s en dreumesen  

Kinderen van 0 tot 2 jaar hebben vooral behoefte aan lichamelijke en emotionele veiligheid en een vast ritme. Stress, spanning en onveiligheid kunnen op de korte termijn zorgen voor problemen met huilen, slapen en eten en op de lange termijn hechtingsproblemen. Vanaf ongeveer het eerste levensjaar kunnen kinderen tijdelijk wat meer eenkennig zijn. Ze moeten nog het vertrouwen ontwikkelen dat de ouder die weggaat ook weer terugkomt. Beschermende factoren zijn een goede afstemming tussen de ouders, bijvoorbeeld over de dagelijkse zorg, de opvoeding en vaste gewoontes. Ook is het belangrijk dat ouders voldoende emotioneel aanwezig zijn en goed reageren op de behoeften van hun kind. 

Peuters

Kinderen van 2 tot 4 jaar hebben het nodig dat ouders hen geruststellen en veiligheid geven. Daar hoort ook de behoefte aan leiding en grenzen bij, onder andere met opvoedrituelen. Kinderen maken zich langzaam meer los van hun ouders en ontwikkelen hun zelfstandigheid door ontdekkend spel. Ouders kunnen hier gemengde gevoelens over hebben en bang zijn het kind te verliezen. Dit proces kan kinderen in hun ontwikkeling hinderen.  

Het is normaal dat peuters een periode meer eenkennig, emotioneler of angstiger zijn dan eerder. Daarnaast kunnen zij een periode terugvallen in gedrag of gevoelens van een eerdere periode. Het helpt als ouders samen bepalen hoeveel structuur en welke regels hun kind nodig heeft. De kans op problemen in de ontwikkeling is groter wanneer ouders in scheiding ‘lastig’ gedrag van peuters tot een strijd maken. Lastig gedrag hoort vaak bij de normale ontwikkeling, zoals magische angst, nachtmerries en verlatingsangst. Deze angsten nemen toe bij problemen tussen ouders na een scheiding.  

Kleuters en jonge basisschoolkinderen  

Kinderen van 4 tot 8 jaar ontwikkelen onder andere hun sociale vaardigheden en zelfredzaamheid. Ook vindt de ontwikkeling van het geweten en het moreel besef plaats; hun begrip en naleving van regels neemt toe. Bij kleuters kunnen conflicten of stress bij een ouderlijke scheiding zorgen voor terugval in bijvoorbeeld fantasie en magisch denken. Kleuters begrijpen de oorzaak van de scheiding nog niet en leggen de schuld bij zichzelf. Heeft een kind een gebrekkige band met een ouder, of zoekt het juist te veel diens nabijheid, dan kan dat de zelfstandigheid en de ontwikkeling van een eigen identiteit in de weg staan en loyaliteitsproblemen veroorzaken. Het helpt als ouders de sociale vaardigheden van hun kinderen stimuleren, hun toenemende zelfstandigheid begeleiden en hun kinderen tegelijkertijd vertrouwen en veiligheid bieden. Ouders zijn rolmodel. Zij kunnen laten zien hoe je rekening houdt met anderen en conflicten oplost. 

Schoolkinderen  

Kinderen van 8 tot 12 jaar ontwikkelen vriendschapsrelaties en zelfvertrouwen en leren zich gaandeweg beter in een ander te verplaatsen. Maar ze lopen ook het risico dat ze zich te veel zorgen maken om hun ouders, zich te veel aanpassen en ouders tevreden willen stellen. Ook parentificatie (zorgen voor de ouder) kan voorkomen, net als driftbuien en gevoelens van afwijzing.  

Daarnaast kunnen de problemen rond de scheiding het leerproces en de schoolprestaties verstoren. Veel veranderingen, zoals nieuwe partners, verhuizingen, schoolwisselingen, enzovoorts, kunnen dit verergeren. Kinderen begrijpen waarom ouders scheiden, maar hebben het er emotioneel moeilijk mee. Ze kunnen zich door hun ouders in de steek gelaten voelen en worstelen met tegenstrijdige gevoelens naar beide ouders. Toch ontwikkelen schoolkinderen langzamerhand bepaalde manieren (copingmechanismen) die hen beter leren omgaan met conflicten tussen hun ouders. Langzamerhand worden ouders minder het centrum van hun bestaan, en het is een opvoedingstaak van ouders om dit aan te moedigen.  

Pubers en adolescenten

Kinderen van 12 tot 18 jaar ontwikkelen een identiteit, groeien naar zelfstandigheid en ontwikkelen hun seksualiteit. Daarnaast nemen zij steeds meer afstand van hun ouders en kunnen zij hierdoor ook buiten het gezin de ondersteuning halen. Het risico bij een scheiding is dat het kinderen (deels) ontbreekt aan een positief voorbeeld van een ouderlijke relatie. Dat kan hun eigen intimiteitsontwikkeling in de weg staan.  

Ook ontstaan er regelmatig problemen rond nieuwe partners van de ouder(s). Verder bestaat een verhoogde kans op verminderde schoolprestaties, riskant gedrag en versneld afstand nemen van de ouders of hen zelfs moreel afkeuren. Verder kunnen pubers zich gaan verzetten tegen de zorg- en omgangsregeling, omdat de complexiteit van hun leven toeneemt en wisselingen soms moeilijker zijn in te passen.  

Adolescenten kunnen last hebben van negatieve gevoelens, maar deze soms ook juist ontkennen, verdringen of wegbluffen. Ook kunnen adolescenten zich te veel aanpassen aan de ouder(s), waardoor er spanning ontstaat in de relatie met beide ouders en beredeneren ze hun emoties soms sterk in plaats van ze te uiten. De opvoedingstaak van ouders van pubers en adolescenten is stabiliteit, rust, steun en een veilige basis geven, maar ook grenzen stellen en hun kinderen begeleiden.  

Daarnaast geldt ook in deze fase dat ouders een rolmodel zijn voor hun kind. Voor ouders kan het een uitdaging zijn om de groeiende onafhankelijkheid van hun kind te accepteren en de balans tussen vasthouden en loslaten te bewaken. In de omgang met (morele) uitingen van pubers is het belangrijk dat ouders inlevingsvermogen en geduld laten zien, wat rond een scheiding niet altijd makkelijk is. 

Gescheiden opgroeien van broers of zussen

Er is weinig onderzoek gedaan naar de gevolgen van het gescheiden opgroeien van broers en/of zussen. Wel blijkt dat broer- en zusrelaties beschermend kunnen werken tegen ontwikkelingsproblemen en dat zij steun kunnen vinden in gedeelde ervaringen (o.a. Van Berkel & Buist, 2017).

Volgens het CBS (2018a) gaat het bij ouderlijke scheidingen met minderjarigen in ongeveer 38 procent om gezinnen met één kind, in ongeveer 46 procent om gezinnen met twee kinderen en in ongeveer 16 procent om gezinnen met drie of meer kinderen. Onderzoek maakt duidelijk (Spruijt & Kormos, 2014) dat ongeveer 66 procent van de kinderen na de scheiding bij hun moeder woont, ongeveer 7 procent bij hun vader en ongeveer 27 procent afwisselend bij moeder en vader (co-ouderschap). 

Uit de praktijk blijkt dat broers en zussen meestal niet worden gescheiden. Wel lijkt het iets meer voor te komen wanneer kinderen in de pubertijd komen en meer behoefte krijgen om de zorg- en omgangsregeling aan te passen aan hun eigen schema en afspraken. Het is te verwachten dat het aantal broers en zussen dat na een scheiding bij verschillende ouders opgroeit niet stijgt, omdat er meer co-oudergezinnen na scheiding zijn (o.a. Poortman & Van Gaalen, 2017). Aan de andere kant is het risico daarop juist wél groter bij complexe scheidingen, wanneer kinderen onderdeel zijn van de strijd tussen ouders en gelijkwaardig ouderschap soms uitmondt in ‘gelijk verdelen van de kinderen’. Dat geldt ook in situaties waarbij één of meer kinderen bij één ouder gaan wonen, en een ander kind uit gevoelens van zorg of loyaliteit kiest om bij de andere ouder te wonen.

Nieuw samengestelde gezinnen

De ouderlijke scheiding is voor kinderen al een moeilijke periode maar het vormen van een samengesteld gezin kan nóg meer stress veroorzaken dan de scheiding zelf (Gelatt et al., 2010). Kinderen vinden dat zij te weinig tijd krijgen om de scheiding te verwerken en te wennen aan de nieuwe volwassene in het gezin. Zij zeggen vaak dat de nieuwe partner zich te veel en te snel bemoeit met de opvoeding. Ook moeten zij de aandacht van hun ouder delen met de nieuwe partner. Ten slotte komt het in stiefgezinnen vaak voor dat er verschillende opvoedstijlen zijn, waarbij er onvoldoende communicatie over deze verschillen plaatsvindt (Haverkort et al., 2012; Haverkort & Spruijt, 2012). 

Uit onderzoek in Vlaanderen en Nederland (Vanassche et al., 2011; Spruijt & Kormos, 2010) blijkt dat ongeveer 60% van alle kinderen na een scheiding in een stiefgezin woont. In Nederland gaat het om ongeveer 200.000 stiefgezinnen. Veel kinderen wonen als ze bij de uitwonende ouder zijn ook samen met de nieuwe partner (parttime stiefgezinnen).  

3.2. Risico- en beschermende factoren bij kinderen

Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor kinderen na een (complexe) scheiding voor het ontwikkelen van ernstige problemen, en wat zijn beschermende factoren?

Aanbeveling

3.2.1. Risicofactoren voor de gevolgen van scheiding

  • Neem kennis van de belangrijkste risico- en beschermende factoren voor problemen bij kinderen vóór, tijdens en na de scheiding. 

3.2.1. Risicofactoren voor de gevolgen van scheiding

Toelichting op de aanbeveling

  • Neem kennis van de belangrijkste risico- en beschermende factoren voor problemen bij kinderen vóór, tijdens en na de scheiding. 

De belangrijkste risicofactoren voor kinderen om in de problemen te raken voor, tijdens en na een ouderlijke scheiding zijn (in volgorde van belangrijkheid): 

  • Huiselijk geweld en kindermishandeling.
  • Ernstige conflicten tussen de ouders.
  • Psychologische strijd tussen de ouders.
  • Langdurige, ernstige ouderlijke conflicten.
  • Instabiliteit inwonende ouder(s).
  • Een slechte band met de inwonende ouder.
  • Veranderingen, zoals verhuizen, een nieuwe school en stiefouder(s).
  • Financiële problemen, zoals achteruitgang in inkomen en leefstijl, en armoede.
  • Een slechte band met de uitwonende ouder.
  • Een slechte band met de stiefouder.
  • Mensen rondom beide ouders die de strijd erger maken. 

Het ontbreken van bovengenoemde factoren verkleint de kans op problemen.  

Beschermende factoren voor de gevolgen van scheiding

Belangrijke beschermende factoren die problemen rond een scheiding verminderen zijn: 

  • Humor van ouders.
  • Onderlinge genegenheid.
  • Interesse voor het kind.
  • Positieve onderlinge communicatie.
  • Een goede band met de inwonende ouder.
  • Een goede band met de uitwonende ouder.
  • Regelmatig contact met beide ouders. Hier hebben kinderen ook recht op, tenzij dit niet in hun belang is. 

Het is niet altijd duidelijk waarom sommige kinderen beter met een scheiding kunnen omgaan dan anderen. Hiernaar is meer onderzoek nodig. 

Definitie complexe scheiding

15 tot 20% van de scheidingen is een complexe scheiding (o.a. Kinderombudsman, 2014). Deze richtlijn spreekt over ‘complexe scheiding’ in plaats van ‘vechtscheiding’ om de nadruk te leggen op het belang van gezamenlijk ouderschap na een scheiding in plaats van strijd tussen ouders.

Een complexe scheiding is een scheiding waarbij ouders door aanhoudende ernstige conflicten het belang en welzijn van hun kinderen uit het oog verliezen, net als het wederzijdse belang. 

Bij ernstige conflicten kun je denken aan aanhoudende heftige ruzies tussen beide ouders, die soms gepaard gaan met juridische procedures. Daar horen ook verkapte ruzies bij, het tegenwerken en denigreren van de andere ouder. Het kan ook om gedrag van één ouder gaan, die de andere ouder tegenwerkt zonder dat die dat terugdoet.

De belangrijkste beschermende factoren die een complexe scheiding kunnen voorkomen zijn (o.a. Van Oosten & Van As, 2018):

  • Een goede relatie en onderlinge communicatie tussen de ouders vóór de scheiding.
  • Het belang dat de ene ouder aan de andere ouder toekent voor het welzijn van hun kinderen. Ouders die de andere ouder belangrijk vinden hebben minder snel conflicten na de scheiding.
  • Het vermogen om met de co-ouder samen te werken, te communiceren en overeenstemming te bereiken,
  • De bereidheid om hulp te accepteren.
  • De steun vanuit het netwerk, zoals familieleden en in het bijzonder grootouders, buren en vrienden. Ouders hebben afzonderlijk en samen baat bij hulpbronnen in de omgeving.
  • Acceptatie van de scheiding.

De meest in het oog springende risicofactoren voor een complexe scheiding zijn de volgende problemen van een of beide ouders:

  • Gedragsmatige en/of persoonlijkheidsproblemen.
  • Traumatische ervaringen.
  • Geweldsproblemen.
  • Alcohol- en/of drugsverslaving.
  • Conflicten tijdens de relatie, ernstige relatieproblemen, elkaar niet kunnen vergeven. Het netwerk kan zorgen voor escalatie.
  • Juridische strijd tussen ouders. 
3.3. Ernstige problemen

Welke ernstige problemen, inclusief loyaliteitsproblemen, parentificatie en ouderonthechting, bij kinderen kunnen na een (complexe) scheiding optreden?

Aanbeveling

3.3.1. Ernstige gevolgen van een (complexe) scheiding

  • Besef dat kinderen of jongeren voor, tijdens of als gevolg van een complexe scheiding te maken kunnen hebben met huiselijk geweld en kindermishandeling. 

3.3.1. Ernstige gevolgen van een (complexe) scheiding

Toelichting op de aanbeveling

  • Besef dat kinderen of jongeren voor, tijdens of als gevolg van een complexe scheiding te maken kunnen hebben met huiselijk geweld en kindermishandeling. 

De gevolgen van een (complexe) scheiding kunnen sterk in ernst verschillen. Een ouderlijke scheiding is altijd pijnlijk, maar gaat regelmatig gepaard met veel conflicten en soms ook met geweld. Dit geweld kan lichamelijk en psychologisch zijn en zowel de partner als hun kind treffen. Getuige zijn van geweld tegen een ouder kan een kind of jongere ernstige schade toebrengen. Dit is een vorm van kindermishandeling.  

Als een scheiding met veel conflicten verloopt, zijn de gevolgen ernstiger. Ongeveer 10 procent van de kinderen en jongeren ervaren klachten als stress, gehechtheidsproblemen, loyaliteitsconflicten en parentificatie of wil een van de ouders niet meer zien. Volgens de wet hebben ernstige problemen een ernstig nadeel voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind. Het is niet precies duidelijk wanneer daar sprake van is, maar stress, gehechtheidsproblemen, chronische loyaliteitsconflicten, een van de ouders niet meer willen zien en/of parentificatie zijn wel signalen van ernstige problemen (Amato, 2010; Kelly & Johnston, 2001).  

Stress 

Kinderen en jongeren kunnen een scheiding ervaren als een stressvolle situatie waarover zij zelf geen controle hebben en waarop zij geen invloed kunnen uitoefenen. Bij oncontroleerbare stressvolle situaties hebben zij de neiging om het probleem te negeren of te ontkennen, kunnen zij blijven hangen in negatieve emoties, of kunnen zij bepaalde mensen gaan ontwijken (Van der Ploeg, 2013). Hoe kinderen en jongeren met stress rond de scheiding omgaan, hangt onder andere af van de band die zij vóór de scheiding hebben opgebouwd met beide ouders en van het gedrag van de ouders na de scheiding. In gevallen van complexe scheiding kan de stress de vorm aannemen van post-traumatische stressklachten. Bijvoorbeeld als kinderen herhaaldelijk zijn blootgesteld aan hevige conflicten tussen hun ouders en/of huiselijk geweld, (o.a. Schoemaker et al., 2016). Hoe zij met deze stress omgaan, heeft gevolgen voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid voor de rest van hun leven.  

Gehechtheid 

Voor jonge kinderen is het heel belangrijk om een veilige band op te bouwen met de belangrijkste verzorgers. Voor veilige gehechtheid zijn gunstige omstandigheden nodig, zoals een beschikbare ouder of verzorger die rust, veiligheid en stabiliteit biedt en vertrouwen geeft. Deze omstandigheden staan onder druk na een scheiding (o.a. Brumariu & Kerns, 2010; Nair & Murray, 2005). Zie hiervoor de richtlijn Problematische gehechtheid. Voor jonge kinderen is het belangrijk dat zij de band met de gehechtheidsfiguren (ouders) voortzetten. Een veilig contact met beide ouders is voor hen cruciaal. Stress en conflicten tussen ouders, verminderde sensitiviteit en responsiviteit, onrust en sterke verschillen tussen twee huishoudens, kunnen leiden tot een zorgelijke gehechtheid, zoals onveilige gehechtheid (o.a. Riggio, 2004; Groenhuijsen, 2014). Zo’n onveilige gehechtheid gaat samen met minder zelfvertrouwen, minder veerkracht, probleemgedrag inclusief criminaliteit, psychische problemen en psychiatrische aandoeningen. 

Ernstige loyaliteitsconflicten 

Langdurige conflicten tussen de ouders kunnen leiden tot ernstige loyaliteitsconflicten bij hun kinderen. Van den Eerenbeemt (2003) gaat hier uitgebreid op in, net als de Amerikaans-Hongaarse kinderpsychiater Ivan Boszormenyi-Nagy (1973). Loyaliteit is de vanzelfsprekende verbondenheid tussen ouders en kind die ontstaat bij de geboorte. Volgens de theorie is een kind altijd loyaal aan beide biologische ouders. Alle kinderen krijgen in de loop van hun leven met loyaliteitsconflicten te maken. Dat is normaal: loyaliteit en loyaliteitsproblemen komen ook voor bij niet-scheidingssituaties. Maar bij een scheiding is het vaak niet eenvoudig om loyaal te blijven aan beide ouders. Bij loyaliteitsconflicten doen één of beide ouders een zwaar tegengesteld beroep op hun kinderen. Bij een complexe scheiding dwingen ouders hun kinderen soms (bewust of onbewust) om te kiezen. Dan ontstaat er een innerlijk conflict, omdat kinderen van nature loyaal willen zijn aan beide ouders. Behalve als een ouder hen vaak bekritiseert, afwijst, verwaarloost en/of mishandelt.  

Sociaalwetenschappelijk onderzoek meet loyaliteitsconflicten vaak met vragen als: ‘Heb je vaak het gevoel dat je tussen je beide ouders in staat?’ En: ‘Voelt het alsof je moet kiezen tussen je beide ouders?’ Moeten kiezen is een hopeloze opgave voor een kind of jongere, waardoor die probeert te schipperen tussen beide ouders. Zo kan het zijn dat een kind thuiskomt van een weekend bij de andere ouder en bij het afscheid zegt dat het erg leuk was, maar tegen de andere ouder zegt dat het vreselijk vervelend was. Uit onderzoek blijkt dat het voor een kind belangrijk is goedkeuring te krijgen van de ene ouder om het bij de andere ouder fijn te hebben. 

Parentificatie 

Parentificatie is een begrip dat werd geïntroduceerd door Boszormenyi-Nagy (1973). Deze pionier van de contextuele therapie beschrijft hoe het bij parentificatie om gezinsomstandigheden gaat waarbij kinderen verantwoordelijk worden (gemaakt) voor welbevinden van hun ouder. Ze voelen zich geroepen om oneigenlijke zorgen op zich te nemen. Zo groeien kinderen als het ware te snel op. Kinderen mobiliseren daarbij de nodige krachten en talenten. Parentificatie kan op latere leeftijd voor uiteenlopende problemen zorgen (Kinet, 2010). Parentificatie komt veel voor na een ouderlijke scheiding (Peris et al., 2008; Aelen et al., 2013). 

Contactweigering 

Conflicten tussen de ouders kunnen zo heftig en chronisch zijn dat er voor kinderen niets anders op zit dan partij te kiezen. Dat gebeurt ook als ze op een andere manier veel last hebben van de scheiding. Uiteindelijk kan het kind dan zeggen: ‘Ik wil mijn vader/moeder nooit meer zien.’  

Kinderen kunnen geldige en niet-geldige redenen hebben om een ouder niet meer te willen zien na de scheiding. Voorbeelden van geldige redenen zijn bijvoorbeeld mishandeling, misbruik of verwaarlozing. Soms lijken er geen geldige redenen te zijn, maar spelen een of beide ouders of de omgeving een rol in de contactweigering. Dit heet ouderafwijzing, ouderonthechting, ouderverstoting of oudervervreemding. PAS: Parental Alienation Syndrome, of PA: Parental Alienation. Vanuit de wetenschap is er nog onvoldoende consensus over het gebruik van deze termen (o.a. Rowen & Emery, 2018). Wetenschappers en jeugdprofessionals zijn het ook niet eens over de inhoud van het verschijnsel. De reden dat ze terughoudendheid zijn in het maken van duidelijke afspraken komt mogelijk door de complexe situaties van kinderen die een van hun ouders niet meer willen zien. Maes (2019) pleit ervoor om contactbreuk bij complexe scheiding vanuit een systemisch perspectief te benaderen: elk gezinslid heeft een rol in het geheel. 

Complexe omgangsproblematiek

De minister voor Rechtsbescherming stelde in opdracht van de Tweede Kamer een Expertteam ouderverstoting/complexe omgangsproblematiek in (juli 2019) om de positie van ouders en kinderen in situaties van PA te verbeteren. Het onderzoek naar de ervaringen en meningen van betrokken ouders, kinderen en deskundigen leidde tot een adviesrapport. Voorafgaand aan het onderzoek is een gezamenlijke visie op de problematiek geformuleerd (zie bijlage 1 van het rapport). 

Het is moeilijk om exact te weten hoe vaak je problemen bij kinderen en jongeren rond de scheiding ‘ernstig’ kunt noemen. Ongeveer 70.000 thuiswonende kinderen en jongeren krijgen jaarlijks te maken met de scheiding van hun ouders. Naar schatting hebben ongeveer 20.000 van hen min of meer ernstige problemen. Ongeveer 7.000 kinderen en jongeren lijden eronder dat zij een van beide ouders niet meer zien, oudere iets vaker dan jongere. Kinderen en jongeren met zeer ernstige problemen hebben vaak ouders die terecht zijn gekomen in het juridische circuit. Onder probleemjongeren en grote zorggebruikers bevinden zich relatief veel die een scheiding hebben meegemaakt (Amato, 2010; Haverkort & Spruijt, 2012; Leon, 2003). 

Psychotrauma na een scheiding

Tijdens een scheidingsproces kunnen kinderen zeer ingrijpende ervaringen meemaken, waardoor ze afhankelijk van hun leeftijd, veerkracht en de steun van verzorgers een psychotrauma kunnen overhouden. Voorbeelden van zulke ervaringen zijn:

  • Acute verlating
  • Verbaal en fysiek geweld
  • Confrontatie met politie
  • Gedwongen scheiding van de veilige hechtingsfiguur op een moment dat een kind ernstige stress heeft
  • Meemaken dat een ouder (of beide ouders) ernstige stress heeft
  • Extreme straf door een primaire verzorger
  • Het chronisch ontbreken van aandacht en belangstelling

Verwijs kinderen door naar deskundigen als je vermoedt dat zij zulke ervaringen meemaken.

Tot op heden is er geen onderzoek bekend dat zich helemaal richt op trauma bij kinderen en jongeren na scheiding. In onderzoek onder de algemene groep kinderen en jongeren na scheiding zijn echter aanwijzingen dat zij kampen met vroegkinderlijk psychotrauma (zie o.a. Van der Kolk, 2016; Perry, 2013). Bovendien blijkt bij psychologische problemen bij volwassenen in de therapeutische praktijk ook dat onbehandeld vroegkinderlijk trauma een rol speelt. En dat dit psychologische, neurologische en cognitieve schade heeft veroorzaakt, waarmee zij als volwassenen nog kampen. Dit vroegkinderlijke trauma is vaak terug te voeren op gedrag van primaire verzorgers, en kan een rol spelen voor, tijdens en na scheiding. (Zie over trauma: Blaustein & Kinniburgh, 2010; De Roos et al., 2017).

4. Contactopbouw en signalering

Vragen en aanbevelingen 

4.1. Instrumenten voor inschatten veiligheid

Hoe kun je de veiligheid en ontwikkelingsbedreiging van het kind rond een (complexe) scheiding inschatten en welke instrumenten zijn hiervoor beschikbaar?

Aanbevelingen

4.1.1. Aandachtspunten intake

  • Vraag bij een intake altijd na of de ouders gaan scheiden, gescheiden zijn en (of) veel ouderlijke conflicten hebben. Vraag ook hoe de gezinssituatie nu is, wie het gezag heeft, hoe de woon- en omgangsregeling is en of er nieuwe gezinsleden zijn.  

4.1.2. Screeningsinstrumenten

  • Gebruik screeningsinstrumenten zoals KEES (Kind En (Echt) Scheiding), FamilieScan en MASIC (Mediator’s Assessment of Safety Issues and Concerns). 

  • Let ook op mogelijke problemen op andere gebieden, bijvoorbeeld met hechting, trauma en opvoeding.

  • Doorloop bij een vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, Lees de richtlijn Kindermishandeling en raadpleeg bij twijfel Veilig Thuis.

4.1.1. Aandachtspunten intake

Toelichting op de aanbeveling

  • Vraag bij een intake altijd na of de ouders gaan scheiden, gescheiden zijn en (of) veel ouderlijke conflicten hebben. Vraag ook hoe de gezinssituatie nu is, wie het gezag heeft, hoe de woon- en omgangsregeling is en of er nieuwe gezinsleden zijn.  

Kijk welke problemen de kinderen hebben door de situatie thuis. Met behulp van een apart intakeformulier voor het kind en voor de ouders, besteed je aandacht aan:  

  • De aard, ernst, fase en het type van de scheiding en de reactie van het kind of de jongere hierop. 
  • De belangrijkste risicofactoren van de scheiding voor het kind of de jongere.
  • De gevolgen van de ouderlijke scheiding voor het kind of de jongere.  
    Kijk ook of het kind of de ouders bijzondere kenmerken hebben, zoals een lichte verstandelijke beperking (lvb). Vraag op tijd hulp van een specialist als dat nodig is. 

Veranderingen woonsituatie 

Vlak voor, tijdens en na de scheiding kan de woonsituatie ingewikkeld zijn en ook vaak veranderen. Hierdoor kunnen veel ouderlijke conflicten en procedures ontstaan. Vraag daarom of de woonsituatie veranderd is. Tijdens de intake vraag je het kind of de jongere hoe die tegen de woonsituatie aankijkt. Ook de sociale omgeving van jongeren breng je in kaart, bijvoorbeeld of het kind of de jongere een vertrouwenspersoon heeft. Besteed bij een complexe scheiding meer tijd en aandacht aan de intake.

4.1.2. Screeningsinstrumenten

Toelichting op de aanbevelingen

  • Gebruik screeningsinstrumenten zoals KEES (Kind En (Echt) Scheiding), FamilieScan en MASIC (Mediator’s Assessment of Safety Issues and Concerns). 

  • Let ook op mogelijke problemen op andere gebieden, bijvoorbeeld met hechting, trauma en opvoeding.

  • Doorloop bij een vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, Lees de richtlijn Kindermishandeling en raadpleeg bij twijfel Veilig Thuis.

Er zijn geen gevalideerde en betrouwbare signaleringsinstrumenten beschikbaar. Wel zijn er enkele veelbelovende screeningsinstrumenten:

  • KEES: taxatie-instrument met vijf praatplaten en een taxatielijst die vroege signalen van een mogelijk problematische scheiding in kaart brengt.
  • FamilieScan bij scheidingen: app voor professionals die helpt om een globale indruk te krijgen van de scheidingssituatie en de veiligheid in het gezin.
  • MASIC: screeningsinstrument voor partnergeweld, speciaal voor ouderparen in een (conflict)scheiding (Holtzworth-Munroe, Beck, & Applegate, 2010).

In de praktijk blijkt regelmatig dat kinderen een van hun ouders niet meer willen zien. De Contact Refusal Scale (CRS) kan je ondersteunen bij het meten van de contactweigering. Daarnaast kan je het volgende nagaan: 

  • Spreekt het kind of de jongere alleen maar zeer negatief over de uitwonende ouder?
  • Zegt het zelf dat het de uitwonende ouder afwijst?
  • Was de band met de uitwonende ouder vóór de scheiding goed? (Kelly & Johnston, 2001)

Screenen op problemen

Kinderen en jongeren die met een scheiding te maken hebben, komen relatief vaak met psychosociale of gedragsproblemen in de jeugdhulp terecht (Duijvestijn & Noordink, 2013). Bij de intake is het van belang te screenen welke problemen zij precies ervaren, welke oplossingen zij zien, waar zij behoefte aan hebben, en hoe de problemen samenhangen met de scheiding van de ouders. Werk bij de screening van de problemen zo nodig multidisciplinair. Als leidraad voor dit multidisciplinair werken kun je de publicatie van De Vries raadplegen (De Vries, 2019). Het kan zijn dat kinderen of jongeren met problemen in de jeugdhulp belanden en professionals achterliggende scheidingsproblemen van de ouders vermoeden of vaststellen. 

Andere richtlijnen

Maak bij het verkennen van de problemen altijd gebruik van de richtlijn Samen beslissen over hulp en daar waar nodig ook van de andere relevante richtlijnen voor jeugdhulp en jeugdbescherming.

Contactweigering

Huff en collega’s (2017) hebben een instrument ontwikkeld om contactweigering te meten: The Contact Refusal Scale (CRS). Ook in Nederland zijn enkele vragenlijsten voor contactweigering in omloop, maar kennis over de validiteit en betrouwbaarheid hiervan ontbreekt nog. Het is mogelijk dat allebei de ouders zich afwijzend tegenover elkaar opstellen of dat één ouder dat doet. Tot slot kan de reactie van het kind of de jongere ook voortkomen uit voortdurende ouderlijke conflicten en mogelijk gepaard gaan met loyaliteitsproblematiek. Die zoekt met de afwijzing van één of beide ouder(s) een uitweg uit de vijandige sfeer.

4.2. Samenwerking met ouders bevorderen

Hoe kunnen jeugdprofessionals de samenwerking met ouders bevorderen?

Aanbevelingen

4.2.1. Manieren om de samenwerking te bevorderen

  • Betrek beide ouders door hen uit te nodigen voor een gezamenlijk gesprek over hun kind en de (keuze voor) hulp.  

4.2.2. Vragen naar de ervaringen van het kind

  • Vraag het kind zelf naar de ervaringen en eventueel ook anderen in hun omgeving, zoals school, familieleden en de huisarts. 

4.2.1. Manieren om de samenwerking te bevorderen

Toelichting op de aanbeveling

  • Betrek beide ouders door hen uit te nodigen voor een gezamenlijk gesprek over hun kind en de (keuze voor) hulp.  

  • Ouders uitleg geven over hoe een scheiding of langdurige ruzie hun kinderen kan beïnvloeden.
  • Begrip voor beide ouders tonen en hen niet veroordelen.
  • Ouders leren om gezamenlijk te spreken en te handelen.
  • Uitgaan van het idee dat ouders het beste voor hun kind willen.
  • Oplossingsgericht werken en ouders zoveel mogelijk de regie te geven.
  • Samen met de ouders en hun kind(eren) doelen stellen en afspraken te maken over de begeleiding die het beste aansluit bij wat zij nodig hebben.
  • Ouders  wijzen op hulpverlening voor hun eigen (mentale) problemen. 

Een gezamenlijk gesprek is minder geschikt bij huiselijk geweld of trauma of ernstige psychiatrische problemen bij een ouder. 

4.2.2. Vragen naar de ervaringen van het kind

Toelichting op de aanbeveling

  • Vraag het kind zelf naar de ervaringen en eventueel ook anderen in hun omgeving, zoals school, familieleden en de huisarts. 

Dit helpt je om een completer beeld te krijgen en vergroot de kans dat kinderen en hun ouders passende hulp krijgen. Het zorgt ook voor draagvlak. Houd er rekening mee dat beide ouders met gezag en – afhankelijk van de leeftijd – de jongere zelf hiervoor toestemming moeten geven. Leer hoe je met kinderen en jongeren moet praten over een scheiding (o.a. Van den Berg, 2018a en b) door speciale scholing en vaardigheidstrainingen te volgen. 

Leg tijdens je begeleiding van ouders het volgende uit:

  • Hoe je informatie deelt en wie welke besluiten mag nemen in de hulpverlening.
  • Dat je informatie over het kind met beide ouders deelt en daarover transparant bent, en hierbij rekening houdt met privacywetgeving in WGBO (Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst), Jeugdwet en AVG.

Als ouders uit elkaar gaan, heb je als jeugdprofessional te maken met een dubbele doelgroep: kinderen en hun scheidende of gescheiden ouders. Ouders voelen zich vaak niet erkend en gehoord in het hulpverleningsproces, terwijl ze juist een belangrijke rol spelen in de problemen van hun kind, vooral bij complexe scheidingen. Ook kinderen en jongeren ervaren in deze turbulente periode van de scheiding vaak dat ze niet gehoord of onvoldoende geïnformeerd worden over wat er gebeurt (Kinderombudsman, 2014).

Meerzijdige betrokkenheid

Als jeugdprofessional is het belangrijk dat je, in het contact met ouders, jezelf in hen allebei kunt verplaatsen. Houd rekening met hun persoonlijke geschiedenis en omstandigheden, en sta stil bij hun beleving, positie en gevoelens om zo met hen in contact te blijven. Zorg als ouders rouwen dat je helder krijgt hoe het met hen gaat, zodat je hen kan helpen om in beweging te komen en zich ook te richten op de belangen van hun kind(eren).

Zorg dat je als hulpverlener oog hebt voor kinderen en hun ouders, en de loyaliteit van kinderen aan beide ouders. Dit vraagt om meerzijdige betrokkenheid: je erkent perspectieven van de verschillende partijen en leeft je in hun situatie in. Dit helpt ook om de communicatie tussen ouders op gang te brengen. Stimuleer ouders daarnaast om als team naar hun kind te kijken. Dus ‘Wat willen wij voor ons kind?’, in plaats van ‘Wat wil ik dat er gebeurt?’

Afspraken over communicatie

Als hulpverlener is het belangrijk om tijdens het eerste gesprek duidelijke afspraken te maken over hoe de communicatie verloopt. Bespreek met de ouders zaken als: hoe ze met elkaar omgaan, wat de spelregels voor het gesprek zijn, wie de leiding neemt en wat dat betekent, hoe ze met elkaar praten en wat ze kunnen doen als de emoties hoog oplopen. Zo zorg je voor een gestructureerd en respectvol gesprek, waarin iedereen zich gehoord voelt.

Wanneer het niet lukt om met beide ouders te werken

Soms is een gesprek met beide ouders niet (meer) mogelijk. Bijvoorbeeld als een van beide ouders kampt met ernstig trauma, hechtingsproblemen of ernstige psychiatrische problemen of als ouders ernstige ruzies blijven maken. Houd je dan aan de volgende adviezen:

  • Neem altijd een houding aan van ‘niet oordelen’.
  • Vertel beide ouders dat het samen niet lukt en vraag aan beide ouders toestemming om met ieder apart in gesprek te gaan.
  • Houd naar beide ouders toe vast aan de rol van procesbegeleider en niet van hulpverlener. Erken hun pijn, maar focus op het doel van het gesprek: het belang van hun kind.
  • Spreek elk van de ouders aan op hun eigen verantwoordelijkheid. ‘Je kunt alleen jezelf veranderen, wat kun je zelf doen, wat roept jouw gedrag op bij de ander?’
  • Informeer beide ouders over alle gesprekken en afspraken. Stuur e-mailberichten altijd aan beide ouders (de een als geadresseerde, de ander in de cc) en vraag ouders dat ook te doen.
  • Bespreek zo nodig met de ouder(s) een verwijzing naar de ggz voor volwassenen.

Participatie van kinderen en jongeren

Het programma Scheiden zonder Schade benadrukt het belang van een stevige positie van kinderen en jongeren bij een scheidingsproces (Rouvoet, 2018). Primair ligt deze taak bij de ouders, die hun kind moeten betrekken bij de afspraken die ze vastleggen in het ouderschapsplan (Rijksoverheid, 2009). Volgens het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind hebben kinderen en jongeren het recht om te worden gehoord, hun mening te geven en te participeren in zaken die hen aangaan (artikel 12). Deze participatie kan vorm krijgen door een curator of het hoorrecht in te zetten.

Houd bij de participatie van kinderen en jongeren rekening met de vijf stappen voor betekenisvolle participatie:

1. Voldoende toegang hebben tot begrijpelijke informatie.
2. Gehoord worden.
3. Serieus genomen worden.
5. Terugkoppeling krijgen over de beslissing die is genomen. 
6. De mogelijkheid krijgen om te klagen over de beslissing. 

Neutrale gezinsvertegenwoordiger 

Participatie is pas betekenisvol wanneer het kind of de jongere het gevoel heeft serieus genomen te worden. Daarom moet participatie aansluiten bij wat kinderen of jongeren kunnen of willen. Vanuit het Platform Scheiden zonder Schade (Rouvoet, 2018) is een scheidingsloket en nieuwe scheidingsprocedure ingericht. Een van de elementen is dat dit bij de rechter verloopt via een neutrale gezinsvertegenwoordiger, zoals een gezinsadvocaat of gezinsmediator. Deze vertegenwoordiger legt namens het gezin één gezamenlijk processtuk aan de rechter voor met daarin de punten van overeenstemming én geschil.

Uit onderzoek blijkt dat jongeren het moeilijk vinden om over de scheiding van hun ouders te praten. Als ze dit al doen, dan vooral met vrienden. De afgelopen jaren hebben diverse initiatieven kinderen en jongeren beter betrokken bij het scheidingsproces, zoals steun door leeftijdsgenoten (buddy’s):

  • Een veelbelovend voorbeeld is Villa Pinedo, een online platform voor en door jongeren. Jongeren geven als online buddy advies aan kinderen en hun ouders, schrijven blogs om hun ervaring met lotgenoten en ouders te delen en geven workshops.
  • Eye-4U biedt buddyondersteuning op maat aan jongeren van 12 jaar en ouder die door de problematische scheiding van hun ouders in hun welzijn en ontwikkeling worden belemmerd.
  • JIM staat voor Jouw Ingebrachte Mentor en is een familielid, vriend of bekende van de jongere. Een jongere kiest (met instemming van de ouder(s)) voor een JIM, die vervolgens optreedt als ambassadeur van de jongere. De JIM is een vertrouwenspersoon voor de jongere en zijn vertegenwoordiger richting de ouder(s) en professionals. 

Er is nog geen onderzoek gedaan naar de invloed van zulke steunfiguren op het functioneren van kinderen en jongeren na een scheiding. Wel blijkt uit onderzoek dat de aanwezigheid van een steunfiguur samenhangt met positieve uitkomsten bij kinderen en jongeren in het algemeen. De grootste effecten werden gevonden voor de sociaal-emotionele ontwikkeling en het functioneren op het gebied van opleiding en werk (Van Dam et al., 2018).

Participatie bevorderende initiatieven

Andere initiatieven stimuleren ouders om hun kinderen te betrekken bij het proces rondom scheiding. Een voorbeeld is het bruggesprek, dat ouders stimuleert hun kinderen te betrekken bij het opstellen van het ouderschapsplan. Volgens de wet zijn ouders dit verplicht, maar lang niet alle ouders doen dit ook. De Rechtbank Overijssel doet momenteel een pilot met de familierechters van locatie Zwolle. Zij vragen de advocaten en de ouders naar het gevoerde bruggesprek in de scheidingsprocedures. Ouders krijgen ook tips en suggesties voor het bruggesprek. Een ander voorbeeld is Kind in Echtscheiding Centraal (KIEC), een samenwerkingsverband van advocaten en mediators die het belang van kinderen en jongeren in scheidingssituaties centraal stellen. Het doel is om te voorkomen dat ouders juridische procedures starten over het ouderschapsplan en de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor hun kind(eren). De advocaat ondersteunt bij het maken van afspraken voor het scheidingsconvenant. De mediator helpt ouders om overeenstemming te bereiken over het ouderschapsplan en de positie van hun kinderen daarin. Ook kan de mediator de stem van de kinderen in dit proces vertolken.

Ook professionals kunnen helpen om kinderen en jongeren meer bij het scheidingsproces te betrekken. Het boek ‘Praten met kinderen en jongeren over scheiding, een praktijkboek voor professionals’ (Van den Berg, 2018a) gaat over hoe een professional een grote toegevoegde waarde kan hebben. Juist als iemand die buiten het systeem staat en er echt voor het kind of de jongere is.  

Kindbehartiger

Een kindbehartiger kan een rol vervullen in het (juridische) proces van een scheiding, voor kinderen van 0 tot 18 jaar. Deze professional helpt kinderen om hun wensen in een scheidingssituatie helder te krijgen en te vertolken naar de ouders. De kindbehartiger treedt op in het vrijwillige kader, aan de voorkant van een juridische procedure en rondom de nazorg. Het doel is dat het kind of de jongere met een vertrouwd en veilig gevoel verder kan na een scheiding. 

Bijzondere curator

Een bijzondere curator kan een minderjarige vertegenwoordigen in een (juridisch) conflict met diens ouders of voogd. Deze treedt op in het belang van kinderen en jongeren in jeugdzaken en personen- en familierechtkwesties. De bijzondere curator draagt de verantwoordelijkheid voor de minderjarige en vertegenwoordigt deze bij een chronisch conflict tussen de ouders of tussen (één van de) ouders en derden, zoals de Raad voor de Kinderbescherming, Gecertificeerde Instelling (GI) of groot-/stiefouders. De bijzondere curator is door de rechter benoemd. Kinderen of jongeren, hun ouders, pleegouders of jeugdbeschermer kunnen een curator aanvragen.

Toestemming 

De wettelijke eis is dat voor het starten van de hulp aan een kind of jongere de toestemming van beide ouders nodig is en – afhankelijk van de leeftijd – van de jongere zelf. De handreiking Strijdende ouders en de jeugdprofessional (Van Montfoort et al., 2017) geeft hier duidelijke informatie over. Ouders en jongeren kunnen mondeling toestemming geven, maar zorg wel dat je deze mondelinge toestemming vastlegt in het dossier. Voor kinderen tot 12 jaar moeten de ouders toestemming geven. In elk geval ouder(s) met gezag, want een ouder zonder gezag hoeft juridisch gezien geen toestemming te geven. Bij jongeren van 12 tot 16 jaar is zowel van de jongere als van de ouders toestemming nodig. Jongeren van 16 jaar en ouder hoeven alleen zelf toestemming te geven. 
Als de jongere wel toestemming heeft gegeven, maar de toestemming van (een van) de ouders uitblijft, mag de jeugdprofessional wel een adviesgesprek voeren met de andere ouder, met praktische tips en aanwijzingen over de dagelijkse omgang met de jongere.

Trauma

Bij complexe scheidingen zijn soms hevige emoties bij ouders zichtbaar, zoals pijn, woede, angst en verdriet. Dit kan een teken zijn van een scheidingstrauma. Daarnaast kunnen schokkende ervaringen uit de eigen jeugd (jeugdtrauma) of gedurende het huwelijk (huwelijkstrauma) naar boven komen. Dan is het zeer te overwegen om ook ggz voor volwassenen in te zetten.

Taboe

Bij sommige groepen is het een taboe om over problemen thuis te spreken. Dit geldt zeker voor ouders die sterk religieus georiënteerd zijn (Van der Valk, 2016). Zij kunnen er dan voor kiezen te berusten in de slechte situatie en hopen dat het in de toekomst weer beter zal gaan. Soms zelfs als huiselijk geweld aan de orde is. Huiselijk geweld kan samenhangen met huwelijksdwang en een taboe op scheiding. Hierbij kan soms sprake zijn van eergerelateerd geweld en is er duidelijk behoefte aan hulp. Zo nodig kun je deskundigen op dit gebied inschakelen.

Migratieachtergrond

Sommige vrouwen (en soms ook mannen) met een migratieachtergrond spreken niet of nauwelijks Nederlands, zijn lager opgeleid, hebben geen werk en weinig contacten in hun omgeving of weinig contact met de familie. Zij maken minder snel problemen kenbaar en kennen vaak niet de weg naar hulpverlenende instanties. Zelforganisaties van migranten en vluchtelingen zijn vaak goed op de hoogte van problematiek rond scheidingen. Deze organisaties kunnen een veilige omgeving bieden aan ouders, waar zij ervaringen uitwisselen en advies krijgen over juridische procedures. Migrantenzelforganisaties in Amsterdam bereiken Marokkaanse vaders door opvoeddebatten in moskeeën en buurthuizen te organiseren en daarna in gesprek te gaan (Verwey-Jonker Instituut, 2015).

4.3. Ouderlijke conflicten

Hoe kunnen jeugdprofessionals buiten ouderlijke conflicten blijven en hen helpen om hun onderlinge conflicten te beheersen?

Aanbevelingen

4.3.2. Adviezen voor ouders om kinderen buiten hun conflicten te houden

  • Ga met ouders actief na hoe ze de kinderen buiten hun conflicten kunnen houden. 

4.3.1. Werken aan conflictbeheersing

  • Werk vanuit het vanuit het perspectief van kind en ouders en hanteer een houding van meerzijdige betrokkenheid, gericht op de belangen van het kind. Hanteer hierbij een oplossingsgerichte aanpak. 

  • Maak ouders duidelijk waarom het belangrijk is dat zij hun conflicten beheersen voor het welzijn van hun kind.  

4.3.3. Ouderschap na scheiding

  • Informeer ouders over de verschillende interventies en verwijs hen als dat nodig is door. Geef daarnaast informatie en voorlichting over ouderschap na scheiding.

4.3.1. Werken aan conflictbeheersing

Toelichting op de aanbevelingen

  • Werk vanuit het vanuit het perspectief van kind en ouders en hanteer een houding van meerzijdige betrokkenheid, gericht op de belangen van het kind. Hanteer hierbij een oplossingsgerichte aanpak. 

  • Maak ouders duidelijk waarom het belangrijk is dat zij hun conflicten beheersen voor het welzijn van hun kind.  

Leg goed uit waarom dit van belang is, zodat de boodschap blijft hangen. Leer ouders hierbij dat ze geen ruzie maken in het bijzijn van hun kind, en benadruk dat zij er goed aan doen om samen afspraken over hun kind te maken. Als ouders er samen niet uitkomen, wijs hen dan op familiemediation of programma’s voor conflictbeheersing of voor versterking van de (ouder)relatie. Of motiveer de ouders om hulp voor zichzelf te zoeken. Zorg dat je ouders op tijd begeleidt naar hulp. 

Blijkt na verschillende interventies dat ouders niet kunnen samenwerken, dan kun je hen voorstellen om een pauze in te lassen, zodat ze even geen contact met elkaar hebben. 

Naar het effect van parallel ouderschap, de ‘schottenaanpak’, is nog weinig onderzoek gedaan. Kies je voor deze aanpak, zorg er dan voor dat het kind of de jongere een onafhankelijke plek of onafhankelijk persoon heeft om naartoe te gaan. Bij voorkeur iemand die zich buiten de invloedssfeer van de ouders bevindt, bijvoorbeeld een steunfiguur. 

4.3.2. Adviezen voor ouders om kinderen buiten hun conflicten te houden

Toelichting op de aanbeveling

  • Ga met ouders actief na hoe ze de kinderen buiten hun conflicten kunnen houden. 

  • Houd je kind altijd buiten je ruzie met de andere ouder: maak geen ruzie in het bijzijn van je kind en let op verbale en non-verbale communicatie.
  • Vertel je kind dat het geen schuld heeft aan de scheiding (scheidingsmelding).
  • Geef je kind de ruimte om ook van de andere ouder te houden en probeer dit zowel verbaal als non-verbaal uit te dragen.
  • Spreek niet negatief over de andere ouder/familie in het bijzijn van je kind.
  • Maak duidelijk dat de scheiding definitief is.
  • Wees alert op parentificatie en loyaliteitsproblemen.
  • Stimuleer contact van je kind met andere kinderen die een scheiding hebben doorgemaakt. Professionals kunnen eventueel verwijzen naar een van de beschikbare interventies en/of een vertrouwenspersoon.
  • Zoek een geschikte vorm om informatie over je kind met de andere ouder uit te wisselen. Professionals kunnen hierbij helpen door het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) of een mediator in te schakelen.
  • Bied je kind voldoende gelegenheid om de eigen mening te geven over de scheiding.
  • Probeer tot gezamenlijke afspraken te komen.

Als je merkt dat de ontwikkeling van een kind ernstig wordt bedreigd of dat de veiligheid in gevaar is, probeer dan om deze ontwikkelingsbedreiging te stoppen. 

Lukt dit niet binnen het vrijwillig kader benut dan één van deze mogelijkheden: 

  • Regel een consult bij Veilig Thuis.
  • Leg de situatie voor aan de jeugdbeschermingstafel.
  • Dien een verzoek tot onderzoek in bij de Raad voor de Kinderbescherming.

4.3.3. Ouderschap na scheiding

Toelichting op de aanbeveling

  • Informeer ouders over de verschillende interventies en verwijs hen als dat nodig is door. Geef daarnaast informatie en voorlichting over ouderschap na scheiding.

Besteed hierbij ook aandacht aan een (eventuele) nieuwe partner, zeker als die ook kinderen heeft. Leg uit dat de hulpverlening vooral gericht is op het welzijn van het kind of de jongere, en dat alles wat je doet daaraan moet bijdragen. Bij complexe scheidingen is het belangrijk dat je contactbreuk bekijkt vanuit een systemisch perspectief, waarin ieder gezinslid een rol heeft. Alle gezinsleden hebben erkenning en ondersteuning nodig.

Geen partij kiezen

Het is belangrijk dat de ouders jou als jeugdprofessional als onpartijdig zien. Een valkuil is dat je partij kiest voor een van de ouders na de scheiding. Dan versterk je juist onbedoeld de strijd tussen de ouders en daarmee ook de loyaliteitsproblemen van hun kind (Aelen et al., 2013). Stel je als jeugdprofessional daarom steeds de vraag: kan een van de ouders of het kind dit uitleggen als het bevoordelen van de andere partij? Wees daarnaast alert op mogelijke aanwijzingen dat de ouders partijdigheid ervaren, zoals wanneer ze je geloofwaardigheid ter discussie stellen, vaak in discussie gaan over voorstellen of zich uit het proces terugtrekken. In de praktijk houdt meerzijdige betrokkenheid in dat je zowel de ouders als hun kind evenveel ruimte geeft om te spreken en evenveel aandacht geeft.

Communicatie verbeteren

Bij (problematische) scheidingen is het belangrijk om de communicatie tussen de ouders te herstellen of verbeteren. Probeer als jeugdprofessional de belangen van de ouders helder te krijgen. Dus: wat willen ze uiteindelijk bereiken? Er is namelijk een duidelijk verschil tussen de oplossingen die ouders willen (hun ‘posities’) en de zorgen en behoeften die ze hebben (hun ‘belangen’).

Een positie is een concreet standpunt, zoals een eis, bedreiging, voorgestelde oplossing, beoogde uitkomst, ingenomen stelling. Ouders proberen met zo’n positie bepaalde belangen te bereiken. Voorbeelden zijn: ‘Je bent ons dit verschuldigd.’ Of: ‘Als je niet wilt betalen, stap ik naar de rechter.’ Als ouders zo’n positie innemen, springen ze eigenlijk rechtstreeks van het probleem naar de oplossing. Het is belangrijk dat ouders niet stil blijven staan bij zulke naar voren gebrachte posities. Als hulpverlener doe je er goed aan om door te vragen naar de onderliggende belangen. Deze kan vragen stellen over wat de ouders belangrijk vinden, wat hun grootste zorg is en wat ze zouden willen bereiken. Als ouders graag iets willen kun je erop wijzen dat er mogelijk meerdere manieren mogelijk zijn om hun doel te bereiken. Zo zorg je als hulpverlener ervoor dat ouders in gesprek gaan met elkaar en zelf op zoek gaan naar nieuwe, creatieve oplossingen.

Oplossingen zoeken

Technieken die je als hulpverlener kunt inzetten om samen met de ouders tot oplossingen te komen:

  • Stel het kind of de jongere centraal, blijf denken vanuit diens wensen, behoeften en belangen.
  • Zorg dat beide ouders hun eigen verhaal vertellen. Houd er rekening mee dat zij in het gesprek het verhaal van de ander kunnen gaan bestrijden of bagatelliseren en dat ze willen dat jij partij kiest. Blijf weg uit deze strijd en voorkom dat ouders die strijd in jouw bijzijn voeren.
  • Reflecteer op wat je ziet en laat merken dat je luistert naar wat ouders zeggen. Geef vervolgens terug wat hun woorden voor hen betekenen. Let goed op hoe ouders met elkaar omgaan: maak onderscheid tussen wat ze zeggen en wat ze bedoelen.
  • Maak gemeenschappelijk wat ouders in een gesprek benoemen.
  • Zet ouders aan het werk: stimuleer hen om elkaar te vertellen wat ze de ander hebben horen zeggen en welke emoties ze daarbij hebben opgemerkt.
  • Herformuleer/heretiketteer door verwijten om te zetten naar wensen: wat wil je als  ouder bereiken?

Tips om ouders richting de oplossing te begeleiden:

  • Blijf focussen op het kind of de jongere.
  • Werk naar de toekomst toe: het draait om morgen, niet om gisteren.
  • Blijf het doel van het gesprek benadrukken.
  • Maak de oplossing tot een gezamenlijk probleem.
  • Zorg dat ze praten over wat ze wel willen in plaats over wat ze niet willen.
  • Rond het gesprek duidelijk af: welke afspraken kunnen jullie maken? 

(Uit de training Ouderschap Blijft, Nederlands Jeugdinstituut, 2011).

4.4. Een nieuwe partner in het gezin

Wat kun je als jeugdprofessional aan ouders adviseren over de introductie van een nieuwe partner in het gezin?

Aanbeveling

4.4.1. Nieuwe gezinsverhoudingen

  • Raad stiefouders aan niet te snel de ouderrol op zich te nemen. Besef dat zij erg belangrijk kunnen zijn, maar geen juridische partij zijn.  

4.4.1. Nieuwe gezinsverhoudingen

Toelichting op de aanbeveling

  • Raad stiefouders aan niet te snel de ouderrol op zich te nemen. Besef dat zij erg belangrijk kunnen zijn, maar geen juridische partij zijn.  

Bespreek dat de gezinsverhoudingen bij de vorming van nieuwe gezinnen na een scheiding nog complexer worden. Leg hierbij de biologische ouder uit dat die een spilfunctie heeft in het nieuwe gezin en wat daarbij komt kijken en informeer (stief)ouders over het bestaan van groepsbijeenkomsten.   
Adviezen aan ouders zijn:  

  • Denk goed na over wanneer je een nieuwe partner in het gezin introduceert.
  • Besef dat je kinderen mogelijk andere ideeën hebben over je nieuwe partner.
  • Blijf je als ouder gedragen.
  • Houd goed in de gaten hoe je kind zich voelt. 
4.5. Waarheidsvinding

Hoe kunnen jeugdprofessionals omgaan met waarheidsvinding bij complexe scheidingen?

Aanbeveling

4.5.1. Verantwoord omgaan met waarheidsvinding

  • Wees bij complexe scheidingssituaties extra alert op signalen en vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld. Doorloop de Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling bij vermoedens van deze problematiek. Zorg dat er eerst feitenonderzoek plaatsvindt voordat je doorverwijst naar hulpverlening.  

4.5.1. Verantwoord omgaan met waarheidsvinding

Toelichting op de aanbeveling

  • Wees bij complexe scheidingssituaties extra alert op signalen en vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld. Doorloop de Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling bij vermoedens van deze problematiek. Zorg dat er eerst feitenonderzoek plaatsvindt voordat je doorverwijst naar hulpverlening.  

Dit is belangrijk voor een jeugdprofessional, zodat je ingrijpende en complexe beslissingen kunt nemen voor kinderen en hun ouders. Onderzoek feiten grondig en geef meningen van de betrokkenen op een duidelijke en neutrale manier weer. Dit is vooral belangrijk bij complexe scheidingen – om zo goed te starten en te voorkomen dat je opnieuw hulp of acties inzet die eerder niet werkten.  

Onderzoek naar feiten 

De Jeugdwet stelt dat de jeugdhulp en jeugdbescherming hun best moeten doen om alle belangrijke feiten en omstandigheden te verzamelen die nodig zijn om een zorgvuldige inschatting te maken van de veiligheid en ontwikkeling van het kind. Medio 2018 overhandigden Veilig Thuis, Raad voor de Kinderbescherming en gecertificeerde instellingen het Actieplan Verbetering Feitenonderzoek in de jeugdbeschermingsketen aan de Tweede Kamer. Dit actieplan heeft als doel om goed feitenonderzoek te doen en beter onderbouwde besluiten te nemen in de jeugdbeschermingsketen, waarbij ook kinderen en hun ouders zijn betrokken. Een voorbeeld is de MASIC-training, waarbij je ouders apart van elkaar interviewt volgens een vaste structuur. 

Overwegingen voor de praktijk  

Boven op de literatuur deelt de praktijk ook een aantal belangrijke opmerkingen. Bijvoorbeeld over hoe je als jeugdprofessional negatieve uitlatingen naar de andere ouder kunt herkennen als onverwerkt trauma, waardoor je deze ouder kunt verwijzen naar de ggz. De klankbordgroep, Cliëntentafel (kinderen en hun ouders) en proefimplementatie van de richtlijn geven jeugdprofessionals de volgende overwegingen mee: 

  • Sommige jeugdprofessionals erkennen de specifieke situatie van kinderen en jongeren na een scheiding onvoldoende. Ook in de scholing van jeugdprofessionals moet er meer aandacht zijn voor hun belevingswereld. Wees je bewust van de belevingswereld van kinderen en jongeren. Vraag hoe ze de scheiding van de ouders beleven en waar ze behoefte aan hebben.
  • Als scholen problemen van kinderen in een scheidingssituatie onvoldoende signaleren (of hieraan geen gevolg geven), bespreek dan als jeugdprofessional de scheidingsproblematiek. Houd hierbij ook rekening met de privacy van alle betrokkenen.
  • Als ggz-professionals bij de behandeling van ouders de problemen van kinderen en jongeren in een scheidingssituatie onvoldoende signaleren, moet de jeugdprofessional dat doen. Ga samen met de ggz-professionals om tafel en bespreek de problemen van de kinderen en jongeren. Probeer samen het ouderschap en gezinssysteem te verbeteren.
  • Wijs als jeugdprofessional gescheiden ouders erop dat zij niet negatief spreken over de andere ouder in het bijzijn van hun kind.
  • Benoem als jeugdprofessional óók de zaken die wél goed gaan in de opvoeding.

5. Aanpak en interventies

Vragen en aanbevelingen 

5.1. Verdeling zorg- en omgangsregeling

Welke afwegingen spelen een rol bij de keuze voor een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) en omgangsregeling die past bij de ontwikkelingsbehoeften van een kind of jongere?

Aanbevelingen

5.1.1. Wet Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding

5.1.2. Gezagsregeling

  • Ga na of er sprake is van gezamenlijk ouderlijk gezag, eenhoofdig gezag of een andere gezagsregeling.

5.1.3. Afspraken in het ouderschapsplan

  • Als beide ouders gezamenlijk gezag hebben, kijk dan eerst naar de afspraken in het ouderschapsplan. Vervolgens beoordeel je actief of het kind of de jongere voldoende ondersteuning krijgt: is de veiligheid gegarandeerd, is de zorg goed geregeld, wat zijn de toekomstmogelijkheden, en wat wil het kind of de jongere zelf?

  • Laat ouders weten dat het soms nodig kan zijn om samen de afspraken tussentijds aan te passen.

  • Is er sprake van eenhoofdig gezag, dan gelden dezelfde overwegingen als bij gezamenlijk gezag, maar nu voor de omgangsregeling. Pogingen de ouders te leren hun conflicten te beheersen hebben de voorkeur, net als pogingen om ouders te motiveren er gezamenlijk uit te komen en zo vroeg mogelijk ondersteuning te zoeken. Daarna kan eventueel de rechter opnieuw om een oordeel worden gevraagd.

5.1.1. Wet Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding

Toelichting op de aanbeveling

Deze wet verlangt van ouders van minderjarigen dat ze een ouderschapsplan toevoegen aan hun verzoek tot scheiding of beëindiging geregistreerd partnerschap. In dit ouderschapsplan moeten in ieder geval afspraken staan over:  

  • De manier waarop ouders de zorg en opvoeding verdelen (zorgregeling). 
  • Hoe ouders de omgang met de kinderen regelen (omgangsregeling). 
  • De manier waarop ouders elkaar informatie geven, elkaar consulteren en samen beslissingen nemen over belangrijke onderwerpen, zoals de schoolkeuze.  
  • De kosten van de verzorging en opvoeding (kinderalimentatie).  

Als beide ouders gezag hebben over hun kind, heeft die na een scheiding recht op gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders. Gelijkwaardig ouderschap betekent dat beide ouders wezenlijk contact hebben met hun kind en waardevolle zorg bieden. Ouders zijn niet verplicht om de verblijftijd gelijk te verdelen (50%/50%). 

Volgens het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en het Burgerlijk Wetboek hebben kinderen en jongeren recht op omgang met beide ouders, tenzij dit niet in hun belang is. Dit betekent dat zij na een (echt)scheiding ook recht hebben op omgang met de uitwonende ouder. Onder omgang verstaan we dat er contact is tussen het kind en de uitwonende ouder (met of zonder gezag), zoals vastgelegd in de omgangsregeling. Beide ouders moeten zich hieraan houden. De belangen van het kind zijn en blijven het uitgangspunt. De begrippen ‘uitwonende ouder’ en ‘inwonende ouder’ zijn juridische termen. In de dagelijkse werkpraktijk kun je deze termen beter vervangen door termen die passen bij de dagelijkse opvoedpraktijk, zoals vader en moeder. 

Wettelijke omgangsregels 

Hoeveel contact beide ouders na de scheiding hebben met hun kind(eren) is een belangrijk twistpunt tussen gescheiden ouders. Als jeugdprofessional krijg je dus regelmatig te maken met deze problematiek. Zorg dat je voldoende bekend bent met de (wettelijke) omgangsregels tussen ouders en hun kinderen. Wees goed op de hoogte van de Wet Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding. Een flink deel (20 procent) van de kinderen en jongeren heeft na de scheiding geen contact meer met de uitwonende ouder (meestal de vader). Vaak willen kinderen en jongeren een van de ouders niet meer zien, soms kiest een ouder hier zelf voor. 

Deelovereenstemming 

Soms kunnen de ouders het niet eens worden, ondanks de hulp van een mediator of advocaat. In sommige gevallen is dan nog wel deelovereenstemming mogelijk. Ook kan een ouder alléén een verzoekschrift indienen. Wel is het dan belangrijk om te motiveren waarom het niet is gelukt om samen een ouderschapsplan op te stellen en wat de gewenste afspraken zijn. De andere ouder kan dan eventueel verweer voeren met hulp van een eigen advocaat.  

Hoorrecht kinderen 

Kinderen vanaf 12 jaar worden door de rechter gehoord. De rechter beslist vervolgens over de verdeling van de zorg. Het is dus niet zo dat kinderen vanaf 12 jaar zelf kiezen bij welke ouder zij gaan wonen en hoe de omgangsregeling eruitziet. Wel kunnen ze aangeven wat zij graag willen. Jongeren vinden het soms makkelijker hierover te spreken met een neutrale deskundige dan met hun eigen ouders. 

5.1.2. Gezagsregeling

Toelichting op de aanbeveling

  • Ga na of er sprake is van gezamenlijk ouderlijk gezag, eenhoofdig gezag of een andere gezagsregeling.

Na een formele scheiding of beëindiging van geregistreerd partnerschap verandert er niets aan het ouderlijk gezag, tenzij de rechtbank iets anders bepaalt. Als beide ouders gezag hebben, moeten ze allebei toestemming geven voor hulp aan hun kind. Een ouder zonder gezag, maar die het kind wel heeft erkend, heeft recht op algemene informatie over de zorg en opvoeding van het kind. Die informatievoorziening gaat in de praktijk vaak mis. Bij twijfel kun je de Ouderschapswijzer raadplegen. Zorg er ook voor dat scholen, huisartsen en andere hulpverleners op de hoogte zijn van de rechten en plichten van gescheiden ouders, met of zonder gezag.

Verreweg de meeste ouders (meer dan 90 procent) houden na hun scheiding gezamenlijk ouderlijk gezag over hun kind(eren). In het ouderschapsplan moet dan een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) zijn afgesproken. Ouders zonder gezag hebben recht op en de plicht tot omgang met hun kinderen (omgangsregeling). Minder dan 10 procent van de ouders heeft geen ouderlijk gezag. 

Stem van het kind

De rechter kan het contact met een van de ouders, al dan niet voor bepaalde tijd, stopzetten als dat in het belang is van het kind of de jongere. Kinderen horen hierin een stem te hebben. Professionals moeten serieus luisteren naar de mening van kinderen en jongeren, en hierbij rekening houden met hun leeftijd en ontwikkeling. Uit onderzoek van Van der Valk (2013) blijkt dat slechts één op de drie kinderen of jongeren meepraat over contact en zorg. Zij zijn tevredener over het contact als zij meer kunnen meepraten over het ouderschapsplan. Stel als jeugdprofessional daarom kinderen in de gelegenheid om de mening kenbaar te maken, als dat mogelijk is, zodat je deze ook kunt meewegen. Laat hen ook weten hoe de mening is meegenomen in de besluitvorming.

Geen partner, wel ouder

Wanneer ouders het niet eens worden over de zorgverdeling of de omgangsregeling legt dat grote druk op hun kind. Hendriks (2012) wijst hierbij op de noodzaak van de ontvlechting van de partner- en de ouderrol. Probeer als professional ouders erop te wijzen dat zij scheiden als partners, niet als ouders. Als de ouders als ouder-subsysteem (blijven) functioneren, zeggen ze tegen hun kind: ‘Wij hebben dit of dat afgesproken ...’, in plaats van: ‘Ik zeg dit en je vader zegt dat.’ Voor kinderen en jongeren is dit heel belangrijk.

Gezag toewijzen

De rechter kan op verzoek van de ouder(s) het gezag aan één ouder toewijzen. Dat gebeurt alleen als de belangen van kinderen en jongeren structureel en ernstig klem dreigen te raken en er geen uitzicht is op verbetering van de situatie. In dat geval heeft één ouder zeggenschap over het kind. De andere ouder heeft geen gezag meer, maar blijft wel de juridische ouder. De praktische handleiding Ouderschapswijzer van juristen Lam en Huitema (2019) geeft professionals inzicht in de soorten ouderschap volgens de wet, uitoefening van het ouderlijk gezag en bijbehorende rechten en plichten.

5.1.3. Afspraken in het ouderschapsplan

Toelichting op de aanbevelingen

  • Als beide ouders gezamenlijk gezag hebben, kijk dan eerst naar de afspraken in het ouderschapsplan. Vervolgens beoordeel je actief of het kind of de jongere voldoende ondersteuning krijgt: is de veiligheid gegarandeerd, is de zorg goed geregeld, wat zijn de toekomstmogelijkheden, en wat wil het kind of de jongere zelf?

  • Laat ouders weten dat het soms nodig kan zijn om samen de afspraken tussentijds aan te passen.

  • Is er sprake van eenhoofdig gezag, dan gelden dezelfde overwegingen als bij gezamenlijk gezag, maar nu voor de omgangsregeling. Pogingen de ouders te leren hun conflicten te beheersen hebben de voorkeur, net als pogingen om ouders te motiveren er gezamenlijk uit te komen en zo vroeg mogelijk ondersteuning te zoeken. Daarna kan eventueel de rechter opnieuw om een oordeel worden gevraagd.

Kijk als jeugdprofessional na een scheiding naar de afspraken in het ouderschapsplan en vervolgens naar de leeftijd, de ontwikkeling en de wensen van het kind of de jongere. Hoe staat het met de primaire zorg voor het kind of de jongere en de veiligheid in de directe omgeving? Is de opvoeding en verzorging goed geregeld? Gaat het kind naar school en heeft het kind voldoende contact met leeftijdsgenoten? 

Daarnaast is het belangrijk om te weten of er een duidelijk toekomstperspectief is. Ook beoordeel je de kwaliteit van de ouder-kindrelatie, omdat die een grote rol speelt in hoe een kind omgaat met de scheiding. Richt je hierbij vooral op de kwaliteit van het contact, want dat is vaak belangrijker dan hoe vaak kinderen hun ouder(s) zien. 

Voortdurende conflicten

Met alle verzamelde informatie kijk je zorgvuldig naar de zorg- en omgangsregeling. Hierbij moet het belang van het kind of de jongere en diens mening centraal staan. Blijkt dat een kind ernstige problemen ervaart door voortdurende ouderlijke conflicten, adviseer ouders dan (nogmaals) om hun conflicten te leren beheersen voordat ze in gesprek gaan over een nieuwe zorg- of omgangsregeling. Het is aan te raden om hierbij een duidelijke termijn te noemen.

Scheidingstrauma

Houd er als professional rekening mee dat aanhoudende conflicten een kenmerk kunnen zijn van scheidingstrauma. Dat moeten ouders eerst verwerken voordat ze kunnen samenwerken. Ook onverwerkt trauma bij ouders kan de samenwerking in de weg staan. 
Leg ouders uit dat het voor hun kind belangrijk is dat ze samen instemmen met de afspraken over omgang en zorg, ook als bemiddeling en begeleide omgang nodig is. Zorg ervoor dat ouders begrijpen dat ze niet op een belastende manier over elkaar te praten waar hun kind bij is en dat ze rustig moeten blijven, zonder hun stem te verheffen. Maak duidelijk dat hun kind lijdt onder hun ruzies. 

Enkele tips voor professionals:

  • Bespreek samen met de ouders waar de pijnpunten liggen en werk tijdens het gehele begeleidingsproces aan het opbouwen van vertrouwen en motivatie.
  • Spreek ouders altijd aan vanuit hun rol als ouder, maar zie hen ook als individuen met hun eigen behoeften en achtergrond. Daarmee erken je hoe complex het voor ouders is om de scheiding te verwerken en voelen ze zich gezien en gehoord.
  • Luister goed naar wat kinderen of jongeren willen en nodig hebben. Breng hun meningen, ideeën, wensen en behoeften in kaart.
  • Betrek het netwerk van de ouders bij het uitvoeren van de gemaakte afspraken.

(Bron: Ouderschap Blijft, Nederlands Jeugdinstituut, 2011).

5.2. Regeling

Welke regeling is gangbaar en welke regeling is het beste voor kinderen?

Aanbevelingen

5.2.1. Behoeften van kinderen en jongeren

  • Vraag bij het maken van afspraken over de zorg- en omgangsregeling eerst hoe de zorgverdeling en het contact tussen de ouders en hun kinderen was toen het gezin nog bij elkaar was, dus vóór de scheiding. Informeer ook naar de huidige gezinssituatie van beide ouders. Streef ernaar dat het kind na de scheiding contact blijft houden met beide ouders, en herinner ouders aan hun verantwoordelijkheid om dit contact voor hun kind mogelijk te maken. 

5.2.2. Zorgvuldige werkwijze

  • Houd bij afwegingen voor (veranderingen in) een zorg- of omgangsregeling rekening met het gezinssysteem vóór de scheiding, de ontwikkelingsfase van het kind of de jongere, de kwaliteit van de band met de ouders, de woonsituatie, conflicten tussen de ouders, het ouderschapsplan en de van het kind. 

5.2.1. Behoeften van kinderen en jongeren

Toelichting op de aanbeveling

  • Vraag bij het maken van afspraken over de zorg- en omgangsregeling eerst hoe de zorgverdeling en het contact tussen de ouders en hun kinderen was toen het gezin nog bij elkaar was, dus vóór de scheiding. Informeer ook naar de huidige gezinssituatie van beide ouders. Streef ernaar dat het kind na de scheiding contact blijft houden met beide ouders, en herinner ouders aan hun verantwoordelijkheid om dit contact voor hun kind mogelijk te maken. 

Wees als professional op de hoogte van de behoeften van kinderen en jongeren in verschillende leeftijds- en ontwikkelingsfases en pas je advies daarop aan. Zeer jonge kinderen maken een hechtingsproces door dat begeleiding nodig heeft, vergelijkbaar met een gewenningsperiode bij de crèche. Dit betekent dat ze geleidelijk moeten wennen aan situaties, zoals overnachtingen bij beide ouders. Wel is extra ondersteuning vereist als er veel ouderlijke conflicten zijn. Bij heftige emoties, vermoeden van scheidingstrauma, stagnerende rouw en/of ernstige conflicten verwijs je ouders naar de ggz voor volwassenen. Let erop dat tijdelijk geen contact met een ouder ertoe kan leiden dat deze uit beeld verdwijnt. Het kind of de jongere kan vervolgens van deze ouder vervreemden en die uiteindelijk helemaal niet meer willen zien. 

Voorwaarden zorgregeling 

Het opstellen van zorgregelingen voor jonge kinderen tot 4 jaar is maatwerk (Hendriks & Singendonk, 2018), waarbij je aan de volgende voorwaarden moet voldoen:  

  • Het kind is veilig bij zowel de thuiswonende als de uitwonende ouder.
  • Het kind kan troost zoeken bij zowel de thuiswonende als uitwonende ouder.
  • De ouder is psychisch gezond, deze heeft bijvoorbeeld geen verslavings- of persoonlijkheids- of geweldsproblematiek.
  • De ouder let op de gezondheid en de ontwikkeling van het kind.
  • De ouder heeft voldoende oog voor het gedrag van het kind.
  • Er is een werkbare co-ouderrelatie. Dit betekent dat de ouders onderling communiceren, conflicten oplossen, flexibel zijn in de zorgregeling en vooral de relatie van het kind met de andere ouder accepteren.
  • De ouders komen samen tot een ouderschapsplan of een schema voor de zorgregeling (McIntoch et al., 2014). 

Regelmatig contact is van essentieel belang, zelfs wanneer er nooit of slechts kort sprake was van samenwoning van beide ouders. Dat betekent dat kinderen in de eerste vier levensjaren minimaal twee dagen per week per beide ouders zijn. 

Ouders – en hun kinderen van alle leeftijden – hebben baat bij vroegtijdige begeleiding en ondersteuning, en bij het beheersbaar maken van conflicten tussen ouders. Dit om de band tussen kinderen en beide ouders na een scheiding te behouden. De veiligheid van het kind of de jongere is altijd een basisvoorwaarde. Bij jonge kinderen van 9 maanden tot 12 jaar die een verhoogd risico lopen op gedesoriënteerde hechting of signalen laten zien van verstoord hechtingsgedrag kun je het programma NIKA (Jeugdzorgacademie, 2019) inzetten. Het doel van deze kortdurende interventie is om verstorend opvoedgedrag bij ouders te verminderen en sensitief en responsief opvoedgedrag te bevorderen. 

Eerdere aannames over verschillende aanpak per leeftijd 

Tot voor kort hielden de adviezen voor het opstellen van zorg- en omgangsregelingen rekening met de leeftijd van het kind of de jongere. Bij jonge kinderen ging het dan vaak om de vraag of overnachtingen bij de andere ouder wenselijk zijn. Het advies bij ernstige ouderlijke conflicten was dan vaak het kind niet bloot te stellen aan te veel veranderingen. Een scheiding op jonge leeftijd is voor kinderen een ingrijpende verlieservaring en jonge kinderen hebben baat bij rust en voorspelbaarheid. Veel wisselingen zijn dan niet bevorderend (Byrne et al., 2005; Groenhuijsen, 2006 en 2014; Kelly, 2006; Strous, 2011). Vooral bij jonge kinderen was lange tijd de gedachte dat je de hechting met de primaire verzorger veilig moet stellen (zie o.a. voor een overzicht Lamb, 2018; Warshak, 2014). 

De kwaliteit van de hechting heeft belangrijke gevolgen voor de korte en langetermijnontwikkeling van kinderen. De aanname was dat overnachtingen bij de andere (secundaire) ouder verstorend konden zijn voor de hechtingsrelatie met de primaire verzorger. Vanuit deze veronderstelling was het advies om baby’s weliswaar regelmatig, maar nooit lang te laten verblijven bij de andere ouder, dit bij peuters iets op te bouwen, en pas vanaf 5 jaar langzaam te starten met overnachtingen bij de andere ouder. Het werd afgeraden om baby’s en peuters voor langere tijd weg te houden bij de ‘inwonende’ ouder (meestal de moeder).  

Nieuwe ontdekkingen en adviezen 

Uit onderzoek blijkt echter dat kinderen na een scheiding ook op zeer jonge leeftijd (dat wil zeggen: jonger dan 1 jaar) al goed kunnen opgroeien in twee huizen. Dit stelt hen in staat om een goede band met beide ouders op te bouwen en dit heeft positieve gevolgen voor hun ontwikkeling. Hoe meer tijd vaders met hun kind doorbrengen, en hoe groter hun betrokkenheid en steviger de hechtingsrelatie, hoe tevredener dat kind (later) is met diens leven en hoe beter het op meerdere gebieden functioneert (Singendonk & Meesters, 2018). 

Voorwaarde is wel dat je de veiligheid waarborgt, bij het opstellen van zorgregelingen voor jonge kinderen nadrukkelijk rekening houdt met de (vorming van) gehechtheid, de ouders beschikken over voldoende opvoedvaardigheden en sensitiviteit en er sprake is van goede afstemming tussen de ouders. Deze afstemming gaat over gewoontes rondom eten, slapen en dagelijkse verzorging. Wanneer er veel conflicten tussen de ouders zijn en/of een ouder veel moeite heeft met het uit handen geven van een baby of dreumes, kan overnachten bij beide ouders stressvol zijn voor kinderen. Hier is echter nog beperkt onderzoek naar gedaan, wat het moeilijk maakt om tot heldere adviezen te komen.  

5.2.2. Zorgvuldige werkwijze

Toelichting op de aanbeveling

  • Houd bij afwegingen voor (veranderingen in) een zorg- of omgangsregeling rekening met het gezinssysteem vóór de scheiding, de ontwikkelingsfase van het kind of de jongere, de kwaliteit van de band met de ouders, de woonsituatie, conflicten tussen de ouders, het ouderschapsplan en de van het kind. 

Ga bij het vaststellen van de band tussen het kind en diens ouders zorgvuldig te werk, wees je bewust van loyaliteitsproblemen en realiseer je dat contact met beide ouders een goede band faciliteert. Leg ouders uit dat hun kind recht heeft op omgang met beide ouders en – als dat nodig is – dat omgangsbelemmering strafbaar is.

Basisvoorwaarden voor een goede ontwikkeling

De literatuur beschrijft een aantal basisvoorwaarden die van belang zijn voor een goede ontwikkeling van een kind of jongere.

  • Zorg en veiligheid: goede verzorging, veilige directe en minder nabije omgeving, ondersteunende en flexibele opvoedingsstructuur.
  • Passende opvoeding: continuïteit en stabiliteit in opvoeding en verzorging, respect voor en interesse in het kind of de jongere, een liefdevol klimaat, begrip en steun, niveau van onderwijs, omgang met peers, goed voorbeeldgedrag van de ouder(s).
  • Continuïteit en toekomstperspectief: het kind of de jongere weet waar die aan toe is in heden en de toekomst, weet waar die vandaan komt, houdt verbinding met diens verleden, krijgt ondersteuning van diens sociale netwerk.

Zeven kernen van goed ouderschap

De Staatscommissie Herijking Ouderschap (2016) formuleert zeven kernen van goed ouderschap die deels overlappen met de bovenstaande basisvoorwaarden:

  1. Onvoorwaardelijke persoonlijke commitment van de ouder.
  2. Continuïteit in de opvoeding.
  3. Verzorging en zorg voor lichamelijk welzijn.
  4. Opvoeding tot zelfstandigheid en sociale en maatschappelijke participatie.
  5. De opvoeding in het gezin, op school en in het publieke domein organiseren en monitoren.
  6. De vorming van de afstammingsidentiteit.
  7. De zorg voor contact- en omgangsmogelijkheden met voor het kind belangrijke personen, zoals de andere ouder.

Onderzoek toont tot nu toe nog nauwelijks aan dat de hoeveelheid contact tussen kind en ‘uitwonende’ ouders na een scheiding samenhangt met het functioneren van kinderen en jongeren (Amato & Gilbreth, 1999; King & Sobolewski, 2006; Spruijt & Iedema, 1998). Wel blijkt uit veel onderzoeken het belang van een goede relatie met beide ouders en de complementaire rollen van twee ouders, en dat contact een voorwaarde is voor het hebben van een relatie (o.a. Groenhuijsen, 2014; Lamb, 2018). 

Verder laat recent onderzoek naar co-oudergezinnen na een scheiding zien dat de aanwezigheid van een goede omgangsregeling, waarbij er regelmatig contact tussen het kind of de jongere en diens ouders is, samenhangt met een beter functioneren op korte en langere termijn (o.a. Nielsen, 2017). Co-oudergezinnen vormen echter een redelijk selecte groep, waarbij de ouders meestal harmonieus met elkaar omgaan. De bevindingen geven geen duidelijkheid over de rol van ouderlijke conflicten in co-oudergezinnen. 

Zorgregelingen

Als er veel ouderlijke conflicten zijn, is het belangrijk om altijd per individu te beslissen over de zorgregelingen. Zorg bij het bepalen van een zorgregeling dat het belang van het kind of de jongere en diens wensen en behoeften vooropstaat. Houd ook rekening met de volgende factoren: 

  • De ontwikkelingsfase en mogelijkheden van het kind.
  • De mening van het kind.
  • Het gezinssysteem van vóór de scheiding.
  • De kwaliteit van de opvoedstijl van beide ouders.
  • De band met de ouders zoals die vóór de scheiding is opgebouwd. 

(Bron: o.a. Hendriks, 2012; Groenhuijsen, 2014; Pruett & DiFonzo, 2014; Warshak, 2014; Mahrer et al., 2018.)

Bij complexe scheidingen is de kwaliteit van de opvoeding een beschermende factor. Wanneer er veel conflicten tussen ouders zijn, maar de kwaliteit van de opvoedstijl van beide ouders (aantoonbaar) goed is, kun je beter naar andere manieren kijken die de overgangsmomenten tussen beide ouders verbeteren en conflicten verminderen dan gedeeld ouderschap aan de kant te schuiven.

5.3. Terug naar een normale situatie

Hoe kan je hulp na een (complexe) scheiding op gang brengen, waarbij de nadruk ligt op het zoveel mogelijk terugbrengen van een normale situatie?

Aanbevelingen

5.3.1. Samen beslissen

  • Betrek steeds zowel de kinderen als hun ouders bij het vormgeven van de ondersteuning en bij de keuze voor hulp. 

5.3.3. Hulp voor ouder en kind

  • AIs er sprake is van een scheiding of heftige conflicten tussen de ouders, richt de begeleiding dan zowel op de ouders als op het kind, en betrek zo nodig ook het netwerk. 

  • Als blijkt dat een kind ernstige problemen heeft vanwege chronische ouderlijke conflicten, onderneem dan eerst meerdere pogingen om de ouders te leren hun conflicten te beheersen.  

5.3.2. Wegwijzer kind en scheiding

  • Stimuleer ouders en kinderen van scheidende of gescheiden ouders deel te nemen aan een preventief interventieprogramma  

5.3.1. Samen beslissen

Toelichting op de aanbeveling

  • Betrek steeds zowel de kinderen als hun ouders bij het vormgeven van de ondersteuning en bij de keuze voor hulp. 

Schenk hierbij aandacht aan de relatie tussen de ondersteuning en de opvoeding. Houd ook rekening met de leeftijd en de ontwikkelingsfase van het kind en neem in gesprekken steeds de psychologische en pedagogische behoeften van het kind als uitgangspunt. Zorg voor een onpartijdige houding naar ouders en kies ‘partij’ voor het kind. Erken daarbij wel de positie en de belangen van ouders. Raadpleeg ook de richtlijn Samen beslissen over hulp.

5.3.2. Wegwijzer kind en scheiding

Toelichting op de aanbeveling

  • Stimuleer ouders en kinderen van scheidende of gescheiden ouders deel te nemen aan een preventief interventieprogramma  

De Wegwijzer kind en scheiding biedt een overzicht van preventieve interventieprogramma’s. Adviseer individuele hulpverlening wanneer je denkt dat dit nodig is. Wijs ouders erop dat ze een bijzondere curator kunnen inschakelen. Staan de zorg en opvoeding van kinderen en jongeren ernstig onder druk, dan kan een ondertoezichtstelling (OTS) of uithuisplaatsing nodig zijn. Zie hiervoor de richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing.

5.3.3. Hulp voor ouder en kind

Toelichting op de aanbevelingen

  • AIs er sprake is van een scheiding of heftige conflicten tussen de ouders, richt de begeleiding dan zowel op de ouders als op het kind, en betrek zo nodig ook het netwerk. 

  • Als blijkt dat een kind ernstige problemen heeft vanwege chronische ouderlijke conflicten, onderneem dan eerst meerdere pogingen om de ouders te leren hun conflicten te beheersen.  

Passende zorg en hulp

Leid op tijd naar passende zorg zoals de ggz voor volwassenen, maar verzeker je ook van passende hulp aan het kind. Zo nodig kan de rechter de zorg- of omgangsregeling opnieuw beoordelen. Het juridische systeem kan conflicten ook laten escaleren, daarom heeft het voorkeur dat ouders er samen proberen uit te komen of hulp zoeken in relatie-ondersteuning zoals familiemediation. Stel daarnaast vast of het kind een plek of een persoon bij wie die het verhaal kwijt kan. Zo nodig kun je het kind wijzen op een kindbehartiger (vertrouwenspersoon) of op buddyplatform Villa Pinedo.

Netwerk benutten bij hulp na scheiding

Volgens de Jeugdwet is de kring van mensen rond een kind de eerste vorm van sociale steun. Sinds het stelsel is aangepast, doet de jeugdhulp een groter beroep op het netwerk rond gezinnen. Ook tijdens en na een scheiding speelt het netwerk van kinderen en ouders een rol in het functioneren van het gezin. Groenhuijsen (2014) noemt het sociale netwerk van het kind een van de belangrijkste belangen na een scheiding. 

Onderzoek toont onder andere de steunende rol van grootouders aan. Zij kunnen hun kleinkinderen een gevoel van continuïteit, identiteit en familiegeschiedenis meegeven. Ook voor de ouders zelf zijn de grootouders een belangrijke bron van steun, zowel praktisch als emotioneel. Daarnaast zijn overige familieleden, vrienden en kennissen in omgeving belangrijk. 

Tegelijk kunnen deze mensen ook de problemen tussen ouders juist verergeren en conflicten verder laten escaleren. Finkenauer et al. (2015) leggen uit hoe het sociale netwerk het risico op ouderlijke conflicten kan verhogen wanneer die de vergevingsgezindheid tussen beide ouders vermindert. Zo kan het sociale netwerk dus positieve én negatieve invloed hebben. Het is belangrijk dat je als jeugdprofessional oog hebt voor die rol en invloeden. 

De wereld buitenshuis en op school wordt voor kinderen belangrijker na een scheiding, en wisselingen daarin zijn lastig (Groenhuijsen, 2014). Goed contact tussen ouders en school is belangrijk voor kinderen. Dit wordt na een scheiding vaak ingewikkelder, doordat er meer lijnen ontstaan, er overeenstemming tussen ouders ontbreekt en ouders niet samen naar de ouderavond willen of kunnen komen. Help als jeugdprofessional bij de communicatie tussen ouder(s) en school. Steeds meer scholen hebben een ‘protocol gescheiden ouders’, waarin staat hoe de school met die situatie omgaat. Veel scholen werken met interventieprogramma’s, zoals KIES. De school is een laagdrempelige en toegankelijke plek voor deze programma’s. De trainingen vinden plaats op school, tijdens de lessen.

Hulp aan het kind of aan de ouders

Op wie moet de hulp zich richten als een kind met problemen na een scheiding wordt aangemeld bij een jeugdprofessional? Uit onderzoek blijkt dat de hulp zich zowel op het kind als op de ouders moet richten (Amato, 2006; Duijvesteijn & Noordink, 2013; Leon, 2003; Treffers et al., 1999). Geef de hoogste prioriteit aan pogingen om de conflicten tussen de ouders te verminderen, hen te leren geen ruzie te maken in het bijzijn van hun kind en te wijzen op het belang van het maken van gezamenlijke afspraken over hun kind. Het welzijn van het kind is daarbij steeds leidend.

Zorg dat de positie van beide ouders helder en onderdeel van de hulpvraag moet zijn, vanaf het eerste contact. En betrek beide ouders actief, ongeacht het gezag. In het belang van een grondige diagnostiek van de scheidingssituatie kun je de escalatieladder van Glasl (zie Hulpmiddelen en tools) gebruiken om samen met ouders duidelijk te krijgen in welke fase van het scheidingsproces zij zich bevinden.

Uitgangspunt in het contact met ouders blijft dat de jeugdprofessional zich niet moet richten op de conflictueuze communicatiestijl, maar op de manier waarop ouders gezamenlijk (vanuit een wij-benadering) vorm willen geven aan hun contact. Dit betekent dat zij hun wensen en belangen bespreekbaar maken en dat je hen in het gesprek op hun ouderrol aanspreekt.

Ouders communiceren en handelen vanuit hun positie als ouder voor hun kind. Zij zijn samen verantwoordelijk voor hun kind en moeten zich ervan bewust zijn dat die de emotionele steun van beide ouders nodig heeft. Streef er als professional altijd naar dat je beide ouders ziet en spreekt.

Open communicatie

Stimuleer ouders om op een niet-belastende manier over elkaar te praten, zo rustig mogelijk en zonder de andere ouder te diskwalificeren. Geef ouders de ruimte voor hun emoties, zodat ze samen met de andere ouder kunnen bouwen aan gezamenlijke afspraken over hun kind. Dit vraagt van een professional een nieuwsgierige en empathische houding in het contact met de ouders. Dat wil zeggen dat je werkelijk nieuwsgierig bent naar de gedachten en gevoelens van de ouders, veel open vragen stelt, de ambivalentie of strijd die de ouders laten zien erkent en doorvraagt. Bij ouders met een licht verstandelijke beperking is het van belang om te visualiseren wat bij de rol van de ene ouder en wat bij rol van de andere ouder hoort. Ook is het aan te raden om meer op instructieniveau te communiceren. 

Voorbeelden van open vragen zijn:

  • Wat vindt u vervelend aan de huidige situatie?
  • Op welke manier houdt dit u bezig?
  • Wat zou u anders willen?
  • Hoe zou u zich voelen als het anders zou gaan?
  • Wat kunt u doen om het contact met de andere ouder en uw kind(eren) te verbeteren?
  • Wat en wie zou u steun kunnen bieden bij veranderingen?
  • Hoe belangrijk is deze steun voor u?

Deze vragen kunnen ouders motiveren om met elkaar in gesprek te gaan en samen hun gedeelde zorgen kenbaar te maken en om te voorkomen dat zij in een strijd blijven vastzitten.

Vaardigheden en technieken voor de professional

Naast een empathische houding zijn vaardigheden in reflectief luisteren en herkaderen belangrijk. Bijvoorbeeld als een ouder zegt: ‘Ik heb het al zo vaak geprobeerd, en het is niet gelukt.’ Dan zou een reactie kunnen zijn: ‘Hieruit blijkt dat u een echte doorzetter bent, zelfs al wordt u tegengewerkt.’ Of als een ouder zegt: ‘Ze liegt altijd en is niet te vertrouwen.’ Dan zou je als hulpverlener kunnen zeggen: ‘Ik hoor dat vertrouwen een belangrijk aandachtspunt voor u is en dat u afspraken vast wilt leggen’.

Ook oplossingsgericht werken, motiverende gespreksvoering en mediationtechnieken kunnen helpen. Denk aan zogenaamde schaalvragen. Deze kun je gebruiken om de mate waarin ouders problemen ervaren te verhelderen, en de motivatie en het vertrouwen te meten. ‘Stel, u heeft een schaal van 1 tot 10. Bij 1 is uw probleem het ergst en 10 staat voor de dag waarop een wonder gebeurde. Hoe erg was het probleem de afgelopen tijd? Neem plaats op de schaal en licht dit toe. En wat maakt dat u al op deze stap zit? Wat kunt u doen of heeft u nodig om een stap hoger te komen op de schaal? Aan welke kleine veranderingen kunt u zien of u dichter bij uw doel komt?’

Vertel aan ouders dat kinderen zeggen:

  • Laat ons alsjeblieft geen kant kiezen.
  • Maak geen ruzie waar wij bij zijn.
  • Zeg geen slechte dingen over elkaar tegen ons.
  • Geef ons de tijd om te wennen aan de nieuwe situatie.
  • Luister echt naar wat we te zeggen hebben.
  • Neem ons serieus in onze wensen en verlangens.
  • Geef ons de ruimte om van jullie beiden te houden.
  • Vergeet niet dat jullie samen voor ons gekozen hebben.

(Bron: Pinedo & Vollinga, 2018).

Informatie voor ouders

Als professional probeer je zoveel mogelijk toegankelijke informatie te verschaffen aan ouders en kinderen, geef je hun de gelegenheid om hun verhaal te doen en wensen en behoeften aan te geven, en bied je hun – waar mogelijk – de juiste zorg, of verwijs je door. Daarnaast is het voor ouders en kinderen ook nuttig om op een laagdrempelige manier zelf op zoek te gaan naar informatie over hun scheidingssituatie. Een informatiebron is het kennisplatform KEES (Projectgroep KEES, 2017). Het doel van dit platform is het beperken van de problemen die kinderen in problematische scheidingssituaties ervaren, en ook om problemen vroegtijdig te signaleren en passende hulp in te zetten. Platform KEES verschaft hiervoor overzichtelijke informatie over programma’s en instrumenten.

Lvb-ouders

Wanneer ouders met een licht verstandelijke beperking (lvb) scheiden, is dat voor hun kind (en henzelf) vaak nog ingewikkelder dan voor andere gezinnen. Het kind en de ouders kunnen moeite hebben met bepaalde interventies, omdat deze uitgaan van een taalvaardigheid en een abstractievermogen die bij deze groep niet voldoende aanwezig is. Als jeugdprofessional heb je daarom extra kennis en deskundigheid nodig om lvb-gezinnen bij een scheiding te begeleiden. Zorg voor begrijpelijk en ook visueel voorlichtingsmateriaal, en kies voor een interventie die aansluit bij de capaciteiten van zowel de ouders als het kind. 

Organisaties zoals Reinaerde, Altra, Expertisecentrum William Schrikker Groep en Idris, ontwikkelden speciaal voor deze groep ouders methodieken en tools om het gesprek te voeren met ouders en kinderen. Ze zijn nog niet uitgebreid op effectiviteit onderzocht. Lees ook de richtlijn Diagnostisch Onderzoek LVB (Douma et al., 2012) en de richtlijn Effectieve Interventies LVB (De Wit, et al., 2011) voor meer informatie over deze doelgroep. Zorg in het contact met deze ouders dat je hen niet ondervraagt maar ook niet overvraagt.

5.4. Preventieve ondersteuning en effectieve interventies

Wat zijn effectieve vormen van preventieve ondersteuning en effectieve interventies bij scheidingsgerelateerde problematiek (waaronder complexe scheiding), en wat zijn werkzame elementen?

Aanbevelingen

5.4.1. Interventies die vooral gericht zijn op kinderen en jongeren

  • Neem kennis van het aanbod aan interventies voor kinderen, ouders en gezinnen in de regio. De voorkeur gaat uit naar interventies die zijn opgenomen in de databank Effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en/of die goede resultaten laten zien in effectonderzoek. Raadpleeg daarnaast de Wegwijzer kind en scheiding.  

  • Houd bij de keuze voor het inzetten van een interventie rekening met de mening en behoeften van kinderen en hun ouders.  

5.4.1. Interventies die vooral gericht zijn op kinderen en jongeren

Toelichting op de aanbevelingen

  • Neem kennis van het aanbod aan interventies voor kinderen, ouders en gezinnen in de regio. De voorkeur gaat uit naar interventies die zijn opgenomen in de databank Effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en/of die goede resultaten laten zien in effectonderzoek. Raadpleeg daarnaast de Wegwijzer kind en scheiding.  

  • Houd bij de keuze voor het inzetten van een interventie rekening met de mening en behoeften van kinderen en hun ouders.  

Interventies opgenomen in of in opname-procedure bij de databank Effectieve jeugdinterventies

InterventieDoelgroepDoel

Classifi- 

catie* 

Onderzoek
Dappere Dino’s  Kinderen van 6 tot 8 jaar

Het ervaren van steun van leeftijdgenootjes die hetzelfde meemaken om zo de spanning van de scheiding te verminderen.  

Het leren van vaardigheden om problemen op te lossen, zodat kinderen beter kunnen omgaan met gevoelens na de scheiding.   

Effectief volgens goede aanwijzingen 

Nederlandse Effectevaluatie (2011), (N=23): er is een sterk effect gevonden op positief functioneren van de kinderen en op vermindering van totaal probleemgedrag.  

Informatie: www.dapperedino.nl

Stoere Schildpadden Kinderen van 4 tot 7 jaarLeren omgaan met emoties en problemen rondom de scheiding om emotionele- en gedragsproblemen te voorkomen.   Goed onderbouwd 

In Nederlands veranderingsonderzoek (2014) rapporteerden groepsleiders, leerkrachten en ouders veelbelovende verschillen tussen voor- en nameting in functioneren van de kinderen en psychosociale problemen.  

Informatie: www.stoereschildpadden.nl 

KIES (Kinderen in echtscheidingssituaties) Kinderen van 7 tot en met 12 jaar, hun ouders en leerkrachten Verwerking scheiding bij het kind, informatie geven aan ouders en deskundigheidsbevordering van de leerkracht.

2013: een RCT naar de effecten van KIES bij kinderen van 8-12 jaar tonen sterke aanwijzingen voor effectiviteit. 

Informatie: www.kiesvoorhetkind.nl 

De Kindbehartiger Kinderen van 2 tot en met 17 jaar De achterliggende scheidingsproblematiek en de behoeften van het kind onderzoeken. Goed onderbouwd Meerdere onderzoeken tonen positieve resultaten aan. 

Overige interventies

Jonge Helden, Kameleonprogramma Kinderen en jongeren van 12 tot 18 jaar. Voorkomen sociaal-emotionele- en gedragsproblemen bij kinderen en jongeren.  

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan. 
!JES (Jij En Scheiden) het brugproject Kinderen van 8 tot 12 jaar en hun ouders. Nadelige effecten van echtscheiding voorkomen door ervaringen uit te wisselen en kinderen sterker te maken door het vergroten van hun kennis en vaardigheden. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

Het Trimbosinstituut doet een kleinschalig onderzoek naar de effectiviteit van de nieuw ontwikkelde training van 2012. 

Informatie: www.wilbrinkmediation.nl 

KOESA-j Jongeren van 12 tot 18 jaar en hun ouders. Voorkomen van sociaal-emotionele- en gedragsproblemen bij jongeren. Ouders informeren en empoweren.  

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan.  
KOESA-k Kinderen van 8 tot 12 jaar. Voorkomen van sociaal-emotionele- en gedragsproblemen bij kinderen. Ouders informeren en versterken. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan.  
OKEE-begeleidingstraject 

Kinderen van 4 t/m 17 jaar  

 

Secundaire doelgroep: hun ouders. 

Kinderen en hun ouders leren omgaan met de scheiding en de nieuwe (thuis)situatie na de scheiding. Voor ouders: zicht op hun eigen aandeel en ouderlijke mogelijkheden in relatie tot de scheiding. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan.  
Villa Pinedo, de plek voor jongeren met gescheiden ouders Jongeren vanaf 12 jaar.  Een plek waar jongeren ervaringen delen, elkaar adviseren en steunen. Individueel peer-to-peer advies via online buddy-programma. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Momenteel wordt onderzoek uitgevoerd naar het online buddy-programma. 

Daarnaast door praktijk vaak als veelbelovend genoemd. 

Zandkastelen! Kinderen van 6 tot 17 en hun ouders. Kinderen beter leren omgaan met de scheiding. Voor ouders: voorkomen of verminderen van miscommunicatie en conflicten tussen ouders en kind. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan.  

Uitvoering en doelen 

Veel van deze interventies zijn op school uit te voeren. Ze zijn vaak zowel educatief als therapeutisch van aard. Doelen zijn:

  • Het verhelderen van verwarrende en pijnlijke zaken rondom de scheiding.
  • Het bieden van een veilige omgeving om moeilijke zaken te verwerken.
  • Het leren begrijpen van emoties.
  • Het leren omgaan met negatieve gevoelens en moeilijke gezinsomstandigheden.
  • Het verbeteren van de communicatie tussen ouder en kind. 

Werkzame elementen 

Uit voorzichtige bevindingen uit onderzoek blijkt een aantal kenmerken van belang (o.a. Rose, 2009):  

  • Interventies lijken het beste te werken als zij kortdurend zijn en maximaal 10 bijeenkomsten beslaan van gemiddeld 60 tot 75 minuten per bijeenkomst.
  • Interventies hebben de beste effecten als professionals die inzetten bij kinderen van 9 tot 12 jaar.
  • Het bieden van psycho-educatie is een belangrijke methode om kinderen meer inzicht te geven in zaken rondom de scheiding.
  • Cognitief-gedragstherapeutische technieken kun je inzetten om misvattingen en onrealistische gedachten die kinderen vaak over de scheiding hebben (zoals schuldgevoelens) aan te pakken en positieve denkpatronen over zichzelf en het gezin te bevorderen.
  • Een groepssetting lijkt van belang. Sociale steun van leeftijdsgenoten die hetzelfde hebben meegemaakt, kan gevoelens van eenzaamheid en isolatie verminderen.
  • Met onder andere rollenspellen, groepsdiscussies en oefenen met het oplossen van sociale problemen trainen kinderen actief belangrijke (probleemoplossende) vaardigheden. 

(Bron: Wat werkt bij scheiding?, Nederlands Jeugdinstituut, 2018). 

Interventies die gericht zijn op ouders en gezinnen

Interventies opgenomen in of in opnameprocedure bij de databank Effectieve jeugdinterventies

Interventie Doelgroep Doel Classifi-catie * Onderzoek 
Ouderschap Blijft 
- geïndiceerd aanbod 
- CJG-module 
Kinderen tot 12 jaar en hun ouders Verbeteren communicatie tussen ouders en bewerkstelligen regelmatige omgang tussen kind en uitwonende ouder. Deze interventie bevindt zich op dit moment in het erkenningstraject Effectiviteitsonderzoek in voorbereiding. 
Ouderschap Na Scheiding (ONS) Primair voor ouders, kinderen van 0 tot en met 17 jaar en ouder worden actief betrokken. Kinderen kunnen onbelast en regelmatig contact hebben met beide ouders. Goed onderbouwd Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan. 
Kinderen uit de knel Kinderen van 4 tot 18 jaar en hun gescheiden ouders Begeleiding van het gezin. Goed onderbouwd Uit effectonderzoek blijkt dat Kinderen uit de Knel voor een afname in conflicten tussen ouders kan zorgen en dat deze conflicten constructiever en minder ernstig werden (Schoemaker et al., 2016). Bij kinderen werd een zeer wisselend patroon gezien in het onderzoek. Meer onderzoek is nodig om betere uitspraken over effecten te kunnen doen. 
ScheidingsATLAS Ouders die gescheiden zijn of gaan scheiden Ondersteunen van ouders in ouderschap na scheiding. Goed onderbouwd Recent onderzoek (Velderman et al., 2020) toont aan dat ouders meer steun ervaren. 

Interventies waar effectonderzoek naar is of wordt uitgevoerd 

BRAM Gezin Schade voor kinderen beperken en verminderen conflicten ouders.  

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Momenteel effectonderzoek binnen het ZonMw programma Effectief werken in de jeugdsector. 
Eigen Kracht Conferentie Gezin Gezinnen nemen zelf verantwoordelijkheid en zoeken oplossingen samen met hun sociale netwerk. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Recent onderzoek (Dijkstra, 2019) concludeert dat er weinig bewijs is voor de effectiviteit van EKC in de jeugdhulp en jeugdbescherming. EKC is niet effectiever dan de reguliere werkwijze van de jeugdhulp en jeugdbescherming om tot een hulpverleningsplan te komen in termen van kindveiligheid en inzet van professionele zorg.  
EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing) Individuele begeleiding (voor ex-partners samen of voor inwonende en uitwonende ouder apart) Ouder(s) Verwerken ervaringen rondom de scheiding.  

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Er is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de werkzaamheid van EMDR. Uit de resultaten blijkt dat cliënten goed op EMDR reageren. 
Omgangsbemiddeling
mediation 
Ouders in scheidingssituaties of in de periode na de scheiding. Partijen tot afspraken laten komen, op basis van respect voor elkaars wensen en mogelijkheden. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Uit een literatuurstudie van Geurts et al (2015) bleken geen verschillen tussen ouders die van vrijwillige mediation gebruik maakten en ouders die de reguliere scheidingsroute volgden voor wat betreft het welzijn van de kinderen. De meeste studies lieten wel positieve resultaten zien voor andere factoren die van invloed kunnen zijn op het welzijn van het kind, zoals minder conflicten. Daarnaast leven ouders die een mediationtraject hebben gevolgd afspraken beter na en zijn er minder vervolgprocedures. 
Omgangshuizen Gescheiden ouders en kinderen tot 10 jaar, soms tot 12 jaar die hulp nodig hebben bij het weer opbouwen van contact tussen kind en uitwonende ouder. Toewerken naar onbegeleid contact via het bieden van een veilige en neutrale plek waar kind en uitwonende ouder elkaar onder begeleiding kunnen ontmoeten. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

De moeilijke doelgroep in aanmerking genomen, laten omgangshuizen in de praktijk redelijke resultaten zien, blijkens divers kleinschalig onderzoek. Er is nog geen uniforme beschrijving en nog geen grootschalig effectiviteitsonderzoek. 

www.echtscheiding-wijzer.nl

Triple P Family Transitions (ook voor lvb-ouders) Ouders in echtscheidingssituaties (ook voor lvb-ouders) van kinderen in de leeftijd van 0-16 jaar. Opvoedvaardigheden versterken. Een positief overgangsproces bevorderen en het hervinden van de balans tussen ouders en kinderen, door de competentie van ouders en de veerkracht van kinderen te versterken. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

In Nederland is een pilotstudie uitgevoerd naar de ervaringen van professionals en ouders met Triple P Family Transitions. 

 

Overige interventies

Cursussen voor samengestelde gezinnen Ouders die (gaan) samenwonen en kinderen meebrengen uit een vorige relatie. Ouders voorlichten over de relationele en pedagogische aspecten van ‘nieuwe gezinnen’. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan. 
DEES-methodiek - methode voor De-Escalatie bij Echtscheidingen Ouders De-escalatie, ouders kunnen ouderrollen vervullen en samenwerken op ouderniveau.  

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan.  
SCHIP-aanpak Ouders Rouwtraject voor ex-partners met als doel een nieuwe verbinding aan te gaan als partners in ouderschap 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan. 
Sterk uit elkaar
(ook voor lvb-groep) 
Gezin Ondersteunen gespreksvoering complexe scheidingen en voorkomen van nadelige gevolgen voor het kind. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan. 

Villa Pinedo 

Online training ‘Scheiden is geen kinderspel’ plus forum voor ouders  

Ouders Negatieve gevolgen van de scheiding op de het kind voorkomen en ouders begeleiden en ondersteunen. Ook: jongeren die o.a. binnen het forum ouders advies geven. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan. 

Door praktijk vaak als veelbelovend genoemd. 

Interventies voor oudervervreemding  

Er zijn nog geen interventies voor ‘oudervervreemding’ bekend die: 

  • theoretisch zijn onderbouwd;
  • én waarover wetenschap en praktijk het eens zijn;
  • én waarvoor wetenschappelijk bewijs is.  
  • Een systemische benadering, waarbij jeugdzorg zowel ouders als hun kind hoort en ondersteunt, is in veel gevallen het meest passend (Maes, 2019).  

Interventies gericht op relatie-ondersteuning 

Interventie Doelgroep Doel Classificatie Onderzoek 
EFT (Emotionally Focused Therapy) Ouders (partners) Versteviging relatie, vermindering conflicten, vergroten van de emotionele verbondenheid in de relatie, verbeteren van de onderlinge communicatie. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Onderzocht in het buitenland, in internationale reviews erkend als meest effectieve methodiek bij relatieproblemen. 
EFT Houd me vast programma Ouders (partners) Versteviging partnerrelatie, vermindering conflicten, vergroten van de emotionele verbondenheid in de relatie, verbeteren van de onderlinge communicatie. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Wordt momenteel op effectiviteit onderzocht, gebaseerd op EFT. 
Family Factory, De Tijd van je Leven Ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd Inspireren en coachen bij het vormgeven aan het gezin, relatieondersteuning en verbeteren gezinsfunctioneren. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan. 
Marriage Course Nederland Ouders (partners) Versteviging van de relatie, sterkte-/zwakte-analyse van de relatie. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan. 
Marriage Encounter (katholiek) Ouders (partners) Echtparen meer liefdesbekwaam maken en bewust van wat een man–vrouwrelatie aan kracht, energie en inspiratie kan geven, waardoor de relatie stabiliseert. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan.  
Marriage Encounter (protestants) Ouders (partners) Relatieverdieping door dialoog: het uitwisselen van gevoelens en belevingen. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan. 
Triple P, module Partnersteun (ook voor lvb-ouders) Tweeoudergezinnen met relatie-, aanpassings- of communicatieproblemen (ook voor lvb-ouders) De onderlinge samenwerking en de communicatie rond de opvoeding bevorderen. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

In Nederland is een pilotstudie uitgevoerd naar de ervaringen van professionals en ouders met Triple P Family Transitions
 
Ouders Inc.  Ouders Informatie over het complexe proces van de transitie van partnerschap naar ouderschap. 

Aangedragen vanuit de praktijk 

 

 

Er is geen effectiviteitsonderzoek gedaan. 

 

Selectie van interventies

De laatste jaren is in Nederland een veelheid aan interventies, programma’s en methodieken ontwikkeld die kinderen, ouders en gezinnen ondersteunen bij scheidingsproblematiek. Deze interventies zijn lang niet overal bekend, vaak nog niet onderbouwd, niet in het hele land ingezet en nauwelijks nog op effectiviteit onderzocht. 

In deze richtlijn ligt de focus op interventies de hele periode voor, tijdens en na de scheiding. Ook vanuit de praktijk komt er steeds meer aandacht voor preventie. Beginnend ouderschap betekent ook dat partnerschap verandert. Daarnaast is er meer aandacht voor psycho-educatie en laagdrempelige programma’s die zich richten op de ondersteuning van partnerschap. Scheidingen komen veel voor, het is belangrijk dat we als samenleving scheiden normaler gaan vinden. Ook om spanningen en escalaties te voorkomen. Interventies gericht op ouders betrekken steeds vaker ook het sociale netwerk, omdat dit een beschermende factor is.  

Bij het maken van het overzicht van de interventies is gekeken naar het volgende: 

  • Nieuwe initiatieven die zijn opgenomen in het ZonMw-programma Jeugd op het thema vechtscheiding.
  • Programma’s die zijn gehonoreerd binnen de Divorce Challenge, een initiatief van het ministerie van Justitie en Veiligheid om het aantal vechtscheidingen terug te dringen.
  • Aanpakken die zijn genoemd in het verslag Scheiden…en de kinderen dan? (Platform Scheiden zonder Schade, 2018). 

Ondanks deze aandachtspunten kan de richtlijn niet honderd procent volledig zijn. 

Aanbod relatie-ondersteunende interventies 

Het aanbod van relatie-ondersteunende interventies is ruim, maar de interventies zijn in Nederland nog onvoldoende onderzocht op effectiviteit. Onderzoek naar de effecten van programma’s in het buitenland geeft het volgende beeld (Anthonijsz et al., 2010): 

  • Vaardigheidstrainingen hebben een groter bereik dan educatieve programma’s.
  • Therapie/counseling is effectiever dan preventief bedoelde programma’s.
  • Stellen die zes tot tien jaar samenwonen, profiteren sterker van de interventies dan net samenwonende stellen.
  • Een programma van twintig uur heeft een groter effect dan korter durende programma’s.
  • Het aanbod van kerkelijke en niet-kerkelijke instellingen laten geen verschil in effect zien. 

Zowel van de politiek als vanuit de praktijk is aandacht voor de relatie tussen ouders. Beleid en interventies zouden zich moeten richten op het bevorderen en versterken van duurzame relaties. Daarnaast blijkt steeds vaker dat aandacht nodig is voor de begeleiding bij de overgang van partnerschap naar ouderschap. De transitie van partnerschap naar ouderschap is een ingewikkeld proces, waarbij veel complexe psychische processen in werking treden. Vooral de uitdagingen van het samen opvoeden en verzorgen van kinderen leidt bij veel jonge ouders tot problemen in de relatie en in het ergste geval tot scheidingen. Er zijn enkele preventieve interventies onderzocht. Deze onderzoeken tonen aan dat deze interventies helpen om ouders beter door de transitie van partnerschap naar ouderschap heen te laten komen.  
 
De juiste mix is: 
(a) voorlichting over ouderschap 
(b) oefenen met communicatievaardigheden, 
(c) de mogelijkheid om de interventie vanaf thuis te doen. 
Deze mix helpt ouders samenwerken in de opvoeding en goed voorbereid te zijn op het ouderschap (Ligtermoet et al., 2017). 

Overwegingen 

De effectiviteit van hulpverlening wordt door meer bepaald dan alleen de specifieke factoren van een interventie. Ook algemeen werkzame factoren spelen een rol, dit zijn de ingrediënten van hulp die bijdragen aan het resultaat, ongeacht de soort behandeling en doelgroep.  

Bekende voorbeelden van deze factoren zijn (Van Yperen & Dronkers, 2010): 

  • Aansluiten bij de motivatie van de cliënt.
  • Een goede relatie tussen cliënt en behandelaar.
  • Een goede structurering van de interventie (duidelijke doelstelling, planning en fasering).
  • Een goede ‘match’ tussen de hulpvraag en de aanpak van het probleem.
  • Een goede uitvoering van de interventie.
  • Professionaliteit van de behandelaar (goed opgeleid en getraind).
  • Gezonde werkomstandigheden van de behandelaar, zoals een draaglijke caseload en goede ondersteuning. 

Voor kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking (lvb) is het noodzakelijk dat de interventie en de randvoorwaarden aansluiten bij hun vaardigheden, beperkingen en mogelijkheden. De Wit et al. (2011) ontwikkelden met hulp van literatuuronderzoek en interviews met professionals de richtlijn Effectieve interventies LVB. Die doet aanbevelingen voor het ontwikkelen, aanpassen en uitvoeren van interventies gericht op de lvb-doelgroep.  

De aanbevelingen zijn: 

  • Doe voorafgaand aan de interventie uitgebreide diagnostiek.
  • Zorg voor duidelijke communicatie tussen kind of jongere en hulpverlener.
  • Maak de oefenstof concreet: structureer en vereenvoudig de oefenstof en de informatie.
  • Betrek het netwerk bij de interventie en neem het geleerde mee naar andere situaties en omgevingen.
  • Creëer een veilige en positieve leefomgeving. 

Wees bij het uitvoeren van interventies alert op vooroordelen, toon belangstelling, ga flexibel met de tijd om en benader de cliënt positief. Het opbouwen van een vertrouwensrelatie kan relatief veel tijd kosten (Knipscheer & Kleber, 2004). Kennis van de culturele achtergrond is wenselijk en het verstaan van de taal vergemakkelijkt het contact. Bij de interventies gaat het erom dat de cliënt leert denken vanuit de eigen kracht en kwaliteit. Dit moet je als jeugdprofessional dus stimuleren. In de Meetladder diversiteit interventies staan factoren die van belang zijn voor het slagen van interventies (Pels et al., 2009). 

Meld lacunes in het hulpaanbod bij de manager van de jeugdhulpinstelling. De instelling kan vervolgens in gesprek met de gemeente om samen een passende oplossing te zoeken. De gemeente heeft namelijk de plicht om passende zorg te leveren. 

6. Competenties

Vraag en aanbevelingen 

6.1. Kennis over hulpaanbod, juridische en financiële kennis

Welke kennis heeft een jeugdprofessional nodig om ouders te kunnen adviseren over het hulpaanbod na (complexe) scheiding en welke juridische en financiële kennis is hierbij nodig?

Aanbevelingen

6.1.1. Complexiteit van een scheiding

  • Zorg er als jeugdprofessional voor dat je kennis hebt van de complexiteit van een ouderlijke scheiding en van de wisselende gezinssituaties die daarop volgen. Lees deze richtlijn en neem kennis van de verschillende verwijzingen naar literatuuronderzoek.  

6.1.2. Werken vanuit het IVRK

  • Stel het belang van het kind centraal, met het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) als basis. 

6.1.3. Kennis delen

  • Deel kennis en ervaring over scheidingsgezinnen met andere jeugdprofessionals en -organisaties. 

6.1.4. Juridische aspecten en gezagskader

  • Heb als jeugdprofessional oog voor de verschillende aspecten van een scheiding, Noodzakelijke kennis hiervoor is op de volgende gebieden: juridisch, relationeel, ouderschap en veiligheid. 

6.1.1. Complexiteit van een scheiding

Toelichting op de aanbeveling

  • Zorg er als jeugdprofessional voor dat je kennis hebt van de complexiteit van een ouderlijke scheiding en van de wisselende gezinssituaties die daarop volgen. Lees deze richtlijn en neem kennis van de verschillende verwijzingen naar literatuuronderzoek.  

Weet dat een veranderende gezinssituatie betekent dat de ouders nieuwe rollen gaan vervullen en dat een kind met stiefouders te maken kan krijgen. Deze volwassenen moeten gezamenlijk goede afspraken maken over de opvoeding, terwijl de biologische ouders verantwoordelijk blijven voor de zorg- en omgangsregeling. Houd in de omgang met kinderen in scheidingssituaties rekening met de relatieproblemen die er tussen beide ouders kunnen spelen. 

6.1.2. Werken vanuit het IVRK

Toelichting op de aanbeveling

  • Stel het belang van het kind centraal, met het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) als basis. 

Ieder kind heeft het recht om de eigen mening te uiten. Neem als jeugdprofessional deze mening serieus en betrek die bij je overwegingen. Ook hebben kinderen recht op duidelijke en toegankelijke informatie. Houd daarbij rekening met hun leefwereld, ontwikkelingsfase en competenties. Neem ook de achtergrond, specifieke situatie, kwetsbaarheid en behoeften van de kinderen mee. Respecteer het recht op privacy van kinderen en bescherm dat recht goed.

6.1.3. Kennis delen

Toelichting op de aanbeveling

  • Deel kennis en ervaring over scheidingsgezinnen met andere jeugdprofessionals en -organisaties. 

Creëer daarvoor ontmoetingsmomenten. Bespreek in casusoverleggen of werkbesprekingen hoe je als professional omgaat met dilemma’s die je tegenkomt in het contact met ouders. Bijvoorbeeld als bij hen de focus nog te veel ligt op het scheiden als partners, en minder of onvoldoende op hun rol als ouders. Hoe ga je hiermee om? Ken je eigen expertise en raadpleeg zo nodig op tijd de expertise van collega’s. Zorg ook dat je de informatie goed overdraagt en houd altijd rekening met de privacy van het kind en de ouders.

6.1.4. Juridische aspecten en gezagskader

Toelichting op de aanbeveling

  • Heb als jeugdprofessional oog voor de verschillende aspecten van een scheiding, Noodzakelijke kennis hiervoor is op de volgende gebieden: juridisch, relationeel, ouderschap en veiligheid. 

Om ouders op een goede manier te betrekken bij de hulpverlening horen jeugdprofessionals zicht te hebben op de relevante juridische kaders bij een scheiding. Bij elke scheiding horen ze de inhoud van het ouderschapsplan te kennen en te weten hoe het gezag, de zorg en de omgang geregeld zijn. Zo nodig kun je het openbare gezagsregister raadplegen. Zo leert de jeugdprofessional wie van de betrokkenen welke informatie hoort te ontvangen en wie bevoegd is om besluiten te nemen. 

Als jeugdprofessional hoor je ook kennis te hebben van mogelijke juridische maatregelen bij zeer conflictueuze scheidingen, zoals ondertoezichtstelling (OTS), uithuisplaatsing en de bijzondere curator. Zorg bovendien dat je op de hoogte bent van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, zodat je weet hoe te handelen bij (een vermoeden van) kindermishandeling. In dat geval is ook de richtlijn Kindermishandeling van belang.

De Ouderschapswijzer (Lam & Huitema, 2019) bundelt overzichtelijke kennis over soorten ouderschap volgens de wet, uitoefening van het ouderlijk gezag en bijbehorende rechten en plichten.

Relationele aspecten

Als jeugdprofessional doe je er goed aan in de omgang met kinderen in scheidingssituaties aandacht te schenken aan eventuele relatieproblemen tussen de ouders. Maak ouders ervan bewust hoezeer hun geruzie de ontwikkeling van hun kind negatief beïnvloedt. Zo mogelijk kun je de ouders zelf begeleiden bij hun conflicthantering of doorverwijzen naar andere hulpverlening, zodat zij emoties als jaloezie en verdriet kunnen verwerken.

Met een scheiding komen ook de opvoedvaardigheden van beide ouders in een ander licht te staan. Ze doorbreken de bestaande patronen, waardoor ze zichzelf dwingen om een nieuwe rol aan te nemen. Als jeugdprofessionals kun je ouders hierbij helpen door informatie en voorlichting te geven over ouderschap en stiefouderschap na een scheiding. Belangrijk aandachtspunt hierbij is de rol van een nieuwe partner, met of zonder eigen kinderen. Vaak is het raadzaam om ouders te verwijzen naar nuttige opvoedcursussen.

Ouderschapsaspecten

Het uit elkaar gaan van ouders en uiteenvallen van het gezin brengt beide ouders naar nieuwe rollen. Dit is extra belangrijk nu meer kinderen na een scheiding opgroeien in co-oudergezinnen, waarbij zij ongeveer evenveel tijd doorbrengen bij beide ouders (o.a. Poortman & Van Gaalen, 2017). Voor kinderen is regelmatig contact met beide ouders na een scheiding meestal positief voor de kwaliteit van de relatie met beide ouders, en voor hun welbevinden op korte en langere termijn. Het begrip ‘ouderschapsreorganisatie’ (Cottyn, 2009a en 2009b) verwijst naar het uit elkaar halen van ex-partnerschap en ouderschap: de partnerrelatie verdwijnt, maar het ouderschap blijft. Ouders moeten na de scheiding hun ouderschap opnieuw organiseren om hun ouderlijke taken te kunnen vervullen. Dit omvormen van partnerschap naar ouderschap is daarom een belangrijk onderdeel van veel ouderbegeleidingsprogramma’s.

Steeds meer kinderen krijgen te maken met een nieuwe partner van een of beide ouders. Een groot deel van de gezinnen na een scheiding bestaat dus uit ‘nieuwe’ gezinnen. Zorg dat je als jeugdprofessional weet dat dit bij kinderen kan leiden tot angst dat de nieuwe partner de plaats inneemt van de andere ouder. Ook kunnen kinderen bang zijn om de ouder kwijt te raken aan de nieuwe partner. Uit onderzoek blijkt dat een goede relatie tussen kinderen en stiefouders zorgt voor een groter welbevinden en minder psychologische, sociale en gedragsproblemen. 

Oudergericht werken betekent dat alle jeugdprofessionals en -organisaties in het contact met ouders er rekening mee houden dat die zich kwetsbaar kunnen voelen over hun ouderschap. Zet ouders (opnieuw) in hun kracht als opvoeder door ouders als opvoeders te erkennen en mee te nemen in de hulpverlening en de belangrijke beslissingen. Dit betreft ook het tijdig informeren van de ouder die geen gezag heeft.

Veiligheidsaspecten

In conflictueuze scheidingssituaties is er een veel grotere kans op kindermishandeling en huiselijk geweld dan in niet-conflictueuze scheidingssituaties (Gutterswijk et al, 2017). Wees als jeugdprofessionals daarom bij conflictueuze scheidingen extra alert. Krijg je signalen van kindermishandeling en/of huiselijk geweld, ga dan op een niet-veroordelende toon het gesprek met de ouders aan en weet wanneer je een hulpverlener moet inschakelen die het eventueel van je kan overnemen.

Goede hulpverlening

Professionals in de jeugdhulp en jeugdbescherming hebben de brede maatschappelijke taak om te ‘helpen bij het opgroeien en opvoeden’ (Zwikker et al., 2009). ‘Goede hulpverlening’ gaat niet alleen over effectieve interventies, maar zeker ook over effectieve professionals.

Zoals Van Yperen en Dronkers (2010) stellen, is de professional een cruciaal onderdeel van effectieve hulpverlening. Dit geldt uiteraard ook voor de hulpverlening bij problemen rond een scheiding. Of een professional effectief is, hangt volgens Van Yperen en Dronkers (2010) deels af van algemene capaciteiten, zoals een relatie kunnen opbouwen en werken volgens een duidelijke structuur. 

De richtlijn Samen beslissen over hulp biedt handvatten, zodat je constructieve samenwerkingsrelaties kunt aangaan met kind en ouders en een basishouding van onvoorwaardelijke positieve waardering, echtheid en empathie kan aannemen. Ook specifieke capaciteiten zijn van belang. Zo hoort de professional te beschikken over deze kwaliteiten:

  • Voldoende kennis over de specifieke doelgroep.
  • Voldoende kennis over de rechten van kinderen.
  • Vaardig in het inzetten en toepassen van de aangewezen specifieke hulpvormen, of hiernaar kunnen verwijzen.
  • Vaardig in de communicatie met kinderen van alle leeftijden en diverse achtergronden.
  • Vaardig in het respectvol behandelen van kinderen door aandacht te besteden aan hun persoonlijke situatie, welzijn en behoeften.
  • Weten welke valkuilen er zijn bij de hulp aan een specifieke doelgroep en hoe je die kunt vermijden.
  • Weet wanneer er sprake is van een specifieke kwetsbaarheid bij kinderen.

De laatste jaren streven de jeugdhulp en jeugdbescherming naar een meer integrale aanpak en meer samenwerking tussen professionals, ook uit verschillende disciplines. Rondom scheidingen spreken ze over de noodzakelijke verbinding tussen zorg en recht (Rouvoet, 2018). Daarbij zijn gespecialiseerde en ervaren gedragskundige professionals met voldoende juridische kennis nodig om een brug te slaan tussen rechtspraak en jeugdhulp (De Boer et al., 2016).

Overwegingen

In aanvulling op de literatuur heeft ook de praktijk aanbevelingen gedaan. Zij geven aan dat jeugdprofessionals meer kennis en vaardigheden moeten verwerven om met kinderen en hun ouders een gesprek te voeren over scheidingsproblematiek. Zo is het belangrijk om in gesprek met kinderen rekening te houden met de mogelijk specifieke behoeften en aan te sluiten bij wat zij kunnen en willen. Ook de locatie van het gesprek verdient aandacht, net als de hulpmiddelen die je eventueel kunt inzetten. Vervolgens moet je aan ouders duidelijk kunnen uitleggen dat kinderen loyaal willen blijven aan beide ouders. Dat kan veel problemen en leed voorkomen. 

Zorg daarnaast als professionals dat je je bewust bent van je eigen grenzen en mogelijkheden. Zeker als er sprake is van trauma of andere problematiek bij een kind en/of ouders die een meer gespecialiseerde benadering vereist. Verder is het wenselijk dat ouders zich gestimuleerd voelen om het belang van hun kind voorop te stellen. Dit vraagt van jou als professional dat je de ouders erkent in hun ouderschap. Zij komen eerder in beweging als zij zich als ouders gehoord en gezien voelen. Expertise van motiverende gespreksvoering en oudergericht werken, is voor jeugdprofessionals daarom een voorwaarde. Ook bereik je meer als je het verlenen van hulp of overnemen van hulp kunt loslaten. Je taak is om het kind centraal te stellen in de communicatie rondom het ouderschap en om het proces te begeleiden. Training en deskundigheidsbevordering zijn daarom belangrijk.

Als jeugdprofessional doe je er bovendien goed aan zo snel mogelijk te onderzoeken of het gezin begeleiding nodig heeft. Waar mogelijk en zo nodig werk je daarbij multidisciplinair samen. Kies voor de meest laagdrempelige vorm van ondersteuning. In geval van complexe scheidingen kun je bijvoorbeeld een kindbehartiger inschakelen om het kind te monitoren.

Weet hoe de sociale kaart van hulp bij scheiding en relatieversterking in elkaar zit, zodat je ouders kan adviseren over het hulpaanbod. Welke professionals zijn er in de regio en wat is het aanbod? Denk aan mediators, kinder- en jeugdpsychologen, (school)maatschappelijk werk, systeemtherapeuten, scholen en specialistische zorginstellingen. Er is een heel scala aan programma’s, opleidingen, bij- en nascholingstrajecten, congressen, online mogelijkheden, enzovoorts. Een goed netwerk met belangrijke ketenpartners is belangrijk als je als jeugdprofessional de zaak rondom kind en ouders goed wilt oppakken.

7. Samenwerking

Vraag en aanbeveling

7.1. Samenwerken met beroepskrachten

Hoe kunnen hulpverleners optimaal samenwerken met andere beroepskrachten die bij het gezin betrokken zijn? Denk aan juristen, advocaten, rechters, het wijkteam, de school en kinderopvang.

Aanbeveling

7.1.1. Samenwerking met andere beroepskrachten

  • Zorg als jeugdprofessional voor afstemming en samenwerking met verschillende professionals en zorg voor terugkoppeling van informatie, zodat voor alle betrokkenen helder is wie wat doet in het gezin. 

7.1.1. Samenwerking met andere beroepskrachten

Toelichting op de aanbeveling

  • Zorg als jeugdprofessional voor afstemming en samenwerking met verschillende professionals en zorg voor terugkoppeling van informatie, zodat voor alle betrokkenen helder is wie wat doet in het gezin. 

Denk hierbij aan scholen, hulpverleners van ouders, advocaten, mediators, rechters, enzovoorts. Zo kun je samen (vroegtijdig) scheidingsproblemen signaleren en de juiste begeleiding inzetten. Ook kun je zo kindgerelateerde en scheidingsgerelateerde problemen herkennen. Bekijk bij de samenwerking zoveel mogelijk of één persoon of instelling duidelijk de regie heeft en dat de anderen vanuit hun eigen specialisme bijdragen. 

Je moet hierbij als professional transparant zijn en de regie zo mogelijk bij de ouders leggen. Samen met ouders en kinderen stel je doelen vast en kijk je hoe je de ondersteuning opzet en welke partners eventueel betrokken zijn of moeten worden bij de hulpverlening. Uitgangspunt is dat kinderen en hun ouders aanwezig zijn bij de besprekingen. Professionals moeten kennis en informatie met elkaar uitwisselen om scheidingsproblemen vroegtijdig te signaleren en om de juiste begeleiding in te zetten. 

Het uitwisselen van informatie 

Houd bij het uitwisselen van informatie rekening met de privacy van het kind en de ouders. Voor de informatie-uitwisseling is in principe gerichte toestemming nodig, zowel van de ouders als – afhankelijk van de leeftijd – het kind. Wanneer de veiligheid van het kind op het spel staat, maak je gebruik van het meldrecht in de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Bij direct gevaar kun je besluiten de geheimhoudingsplicht om gegronde redenen te doorbreken. Voor de informatie-uitwisseling is het belangrijk dat je het kind en/of de ouders volledig informeert, zodat zij weten waarvoor zij toestemming geven. 

Wil je informatie uitwisselen, dan ga je het doel ervan na en kijk je welke informatie noodzakelijk is om te delen. Belangrijk daarbij is om de hulp en zorg vanuit verschillende voorzieningen goed op elkaar af te stemmen. Werk oplossingsgericht en zorg ervoor dat de regie – als dat kan – zoveel mogelijk bij de ouders ligt. Werk als jeugdprofessional volgens het principe ‘één gezin, één plan’. Altijd moet duidelijk zijn wie de functie van zorgcoördinator vervult en wie ervoor zorgt dat de samenhangende ondersteuning van het gezin goed verloopt. Tot slot moeten de verschillende organisaties duidelijke afspraken maken over de terugkoppeling van informatie, zodat voor alle betrokkenen transparant en helder is wie wat doet in het gezin. 

8. Randvoorwaarden

Elke jeugd- en gezinsprofessional krijgt te maken met strijdende ouders, waarbij de emoties soms hoog oplopen. Van Montfoort et al. (2017) geven in hun handreiking voor sociale wijkteams en het onderwijs aan dat het belangrijk is om je eigen positie te kennen en goed je eigen veiligheid in de gaten te houden. ‘Wie denkt: als hulpverlener moet ik eerst letten op de veiligheid van het kind en dan pas op mijn eigen veiligheid, die adviseren wij te denken aan de veiligheidsinstructies in het vliegtuig. Ouders moeten eerst zelf het zuurstofkapje opzetten en dan pas dat van hun kind.’ 

Een goed voorbeeld hiervan zijn de afspraken die de medewerkers van Ouderschap Blijft (een vorm van ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding) onderling hebben gemaakt:  

  • Zorg ervoor dat je nooit als enige medewerker in een pand aanwezig bent, vooral ’s avonds en in het weekend.
  • Vraag een collega om bij risicogesprekken aanwezig te zijn en/of neem een alarmknop mee.
  • Stel de stoelen veilig op en bedenk vooraf wie waar zit.
  • Als je naar een huisbezoek gaat, maak je vooraf een inschatting van de risico’s en mogelijke signalen van agressie. In overleg met een collega beoordeel je of voorzorgsmaatregelen nodig zijn.

De medewerkers van Ouderschap Blijft werken met de Checklist Agressie Risico Inschatting Huisbezoek (ARIH, 2012). Met deze checklist maken ze voorafgaand aan een huisbezoek een goede risico-inschatting van signalen die kunnen wijzen op een verhoogd agressierisico (groen, oranje en rood). Met deze inschatting doen ze suggesties voor voorzorgsmaatregelen. In overleg met een collega (bij oranje) of de inhoudelijk verantwoordelijke (bij rood) stelt de medewerker vast wat in dit specifieke geval de juiste voorzorgsmaatregelen zijn. 

9. Hulpmiddelen en tools

Escalatieladder van Glasl

De escalatieladder is ontwikkeld door Friedrich Glasl, een expert in conflictbeheersing. Het is een model om de verschillende fases van conflictescalatie in kaart te brengen.

De mediabron waarnaar verwezen wordt ontbreekt en moet opnieuw ingevoegd worden.

In de rationele fase (fase 1) hebben de partijen een zakelijk conflict, denken ze nog in ‘win-win’ en hebben zij nog de bereidheid om het conflict samen op te lossen. Eventueel met hulp van stille diplomatie of mediation. Glasl onderscheidt drie stadia: 

  1. Verharding discussie
  2. Debat
  3. Geen woorden, maar daden.

Van elk stadium benoemt hij helder de typerende kenmerken.

In de emotionele fase (fase 2) denken partijen in ‘winnen of verliezen’. De stadia zijn: 

  1. Imago en coalitie
  2. Gezichtsverlies
  3. Dreigen

Het zakelijk conflict krijgt in deze fase ook een emotioneel karakter en valt niet meer op te lossen zonder interventies van derden (stille diplomatie of mediation).

In de vechtfase (fase 3) spreekt Glasl over een emotioneel of materieel conflict als een strijd die gewonnen moet worden, oftewel het ‘alles of niets’-denken. Dit is de fase van alleen maar verliezers. De stadia zijn:

  1. Vijandbeeld van de tegenstander
  2. Beschadiging en vernietiging
  3. Samen de afgrond in

Als de zaak nog opgelost kán worden, gebeurt dat met arbitrage of een rechter. Soms is de zaak onoplosbaar.

Verantwoording en bronnen

© 2020 Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk, Nederlands Instituut van Psychologen, Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen, Nederlands Jeugdinstituut. 
Op voorwaarde van naamsvermelding wordt toestemming gegeven voor het kopiëren, opslaan, en openbaar maken van de tekst van deze publicatie. 

Richtlijnen ondersteunen professionals om samen met cliënten te beslissen over de best passende hulp. Een richtlijn geeft onderbouwde aanbevelingen op basis van wetenschappelijk onderzoek, praktijkkennis van professionals en ervaringskennis van cliënten. Richtlijnen worden regelmatig aangepast. We adviseren dringend altijd de website te raadplegen voor de meest actuele versies. 

De richtlijn is ontwikkeld door het Nederlands Jeugdinstituut en de Universiteit Utrecht en geautoriseerd door de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW), het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO).  

Het ontwikkelen, herzien en implementeren van richtlijnen voor jeugdprofessionals vindt plaats in het kader van het Meerjarenplan Richtlijnen Jeugd, opgesteld door het NJi, de BPSW, het NIP en de NVO. Zie voor meer informatie: www.richtlijnenjeugdhulp.nl.  

Gebruik bij referenties naar deze richtlijn altijd: richtlijn Scheiding.

Herziene versie 2020* (4e druk) o.b.v. 3e herziene druk 2017. 

De oorspronkelijke richtlijn is in 2024 geherstructureerd.  

De interventies zijn in 2024 geactualiseerd.

Auteurs 

Dr. Inge van der Valk, dr. Germie van den Berg, drs. Marie-Christine van der Veldt, drs. Inge Anthonijsz en dr. Ed Spruijt.  

Herzieningswerkgroep

  • dr. Germie van den Berg (voorzitter) - Nederlands Jeugdinstituut
  • dr. Inge van der Valk – Universiteit Utrecht
  • drs. Marie-Christine van der Veldt – Nederlands Jeugdinstituut
  • drs. Inge Anthonijsz – Centrum voor consultatie en expertise
  • drs. Diana te Beek – Altra/Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen
  • Gerda de Boer, MSc. - eigenaar praktijk voor kind en ouders in scheiding/Nederlands Instituut van Psychologen
  • Ioana van Gastel – VT Amsterdam/praktijk STREEP/Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk
  • Martha Lokin - Altra
  • Renate Niks – maatschappelijk welzijn Coevorden/Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk

Ontwikkelwerkgroep 

  • Dr. Inge van der Valk (voorzitter) – Universiteit Utrecht
  • dr. Ed Spruijt – Universiteit Utrecht
  • drs. Annelies Hendriks - Nederlands Instituut van Psychologen
  • drs. Liesbeth Groenhuijsen - Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen
  • Ineke Gualthérie van Weezel - Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk
  • drs. Inge Anthonijsz – Nederlands Jeugdinstituut

Voor de eerste versie van de richtlijn is begonnen met een knelpuntenanalyse die tot stand is gekomen op basis van twee denksessies met deskundigen begeleid door de Argumentenfabriek. Die analyse heeft geleid tot het vaststellen van drie knelpunten: gevolgen, interventies en samenwerking. Met die drie knelpunten als uitgangspunt is door deskundigen in denksessies en diverse verbeterrondes uiteindelijk een aantal uitgangsvragen geformuleerd die in de richtlijn zijn beantwoord.  

De eerste versie van de richtlijn is gebaseerd op de kennis die tijdens het schrijven beschikbaar was. Vanaf de publicatie van de richtlijn in 2015 zijn in het richtlijnenprogramma continu verbeterpunten en gebruikerservaringen verzameld. Ten behoeve van de herziening van de richtlijn is een panelbijeenkomst georganiseerd.  

Op basis hiervan en op basis van een aantal algemene revisiepunten, zijn de volgende aanpassingswensen benoemd: 

  • Meer aandacht voor de stem van het kind.
  • Meer aandacht voor beschermende factoren,
  • Aandacht voor signaleringsinstrumenten/screeningsinstrumenten.
  • Meer aandacht voor het omgaan met complexe scheidingen.
  • Update van de algemene adviezen naar leeftijd van kinderen.
  • Update van het overzicht van effectieve interventies.
  • Meer aandacht voor het samen met kind en ouders beslissen over passende hulp.
  • Meer aandacht voor de samenwerking met school.
  • Meer aandacht voor een betere toepasbaarheid van de richtlijn binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie en hulp voor kinderen met een lvb.
  • Verwijzing naar andere richtlijnen. 

Alle verzamelde feedback en de input van het panel is gebruikt om de oorspronkelijke uitgangsvragen aan te passen dan wel aan te vullen. 

Onderbouwingsdocument van de richtlijn

Parallel aan de laatste versie van de richtlijn is ook een onderbouwingsdocument verschenen. Aanvullend op de onderbouwing die in deze online publicatie van de richtlijn is opgenomen, bevat die uitgebreidere onderbouwende informatie. Via info@richtlijnenjeugdhulp.nl is deze onderbouwing van de richtlijn op te vragen. 

De algemene werkwijze voor het ontwikkelen en herzien van de richtlijnen Jeugdhulp en Jeugdbescherming staat op de homepage van de website van Richtlijnen.

Aelen, F., Beuvens, D., Veggel, M. van, Ormondt, E. van, & Samson, B. (2013). Van oorlog naar vrede. Bevrijding van scheidingstrauma met EMDR. Kind en Adolescent, 12, 168-176. 

Ahrons, C. R. (1980). Divorce: A Crisis of Family Transition and Change. Family Relations, 29, 533-540. 

Ahrons, C. R. (2007). Family ties after divorce; Long-term implications for children. Family Process, 46, 53 – 65. 

Albeck, S., & Kaynar, D. (2002). Divorced Mothers. Their Network of Friends Pre- and Post-Divorce. Journal of Divorce and Remarriage, 36, 111-138. 

Algemeen Maatschappelijk Werk (2010). Algemeen Maatschappelijk Werk bij Relatie, Scheiding en Omgang. Position paper. MOgroep W&MD 

Allison, P. D., & Furstenberg, F. E. (1989). How Marital Dissolution Affects Children: Variations by Age and Sex. Developmental Psychology, 25, 540-549. 

Alon, N., & Omer, H. (2006). The Psychology of Demonization. Promoting Acceptance and Reducing Conflict. Routledge. 

Amato, P. R. (2001). Children of Divorce in the 1990s: An Update of the Amato and Keith (1991) Meta- Analysis. Journal of Family Psychology, 15(3), 355-370. 

Amato, P. R. (1993). Children’s adjustment to divorce: Theories, hypotheses, and empirical support. Journal of Marriage and the Family, 55, 23-38. 

Amato, P. R. (2000). The consequences of divorce for adults and children. Journal of Marriage and the Family, 62, 1269-1287. 

Amato, P. R. (2006). Marital Discord, Divorce, and Children’s Well-Being: Results from a 20-year Longitudinal Study of Two Generations. In A. Clarke-Stewart, & J. Dunn (Eds.), Families Count, Effects on Child and Adolescent Development. Cambridge University Press. 

Amato, P. R. (2010). Research on Divorce: Continuing trends and New Developments. Journal of Marriage and Family, 72, 650-666. 

Amato, P. R., & Afifi, T. D. (2006). Feeling caught between parents: Adult children’s relations with parents and subjective well-being. Journal of Marriage and Family, 68, 222-235. 

Amato, P. R., & Cheadle, J. E. (2005). The long reach of divorce: divorce and child well-being across three generations. Journal of Marriage and Family, 67, 191-206. 

Amato, P. R., & Cheadle, J. E. (2008). Parental Divorce, Marital Conflict, and Children’s Behavior Problems: A Comparison of Adopted and Biological Children. Social Forces, 86, 1139-1162. 

Amato, P. R., & Gilbreth, J. G. (1999). Nonresident fathers and children’s well-being: A meta-analysis. Journal of Marriage and the Family, 61, 557-573. 

Amato, P. R., & Keith, B. (1991). Parental Divorce and the Well-being of Children: A Meta-Analyses. 

Psychological Bulletin, 110, 26-46. 

Amato, P. R., Loomis, L. S., & Booth, A. (1995). Parental divorce, marital conflict, and offspring well-being during early adulthood. Social Forces, 73, 895-915. 

Anderson, S. R., Anderson, S. A., Palmer, K. L., Mutchler, M. S., & Baker, L. K. (2010). Defining high conflict. 

American Journal of Family Therapy, 39, 11-27. 

Anthonijsz, I., Dries, H., Berg-le Clercq, T., & Chênevert, C. (2010). Verkennende studie Relatieondersteunend aanbod Centra Jeugd en Gezin. Nederlands Jeugdinstituut. 

Antokolskaia, M. V., & Coenraad, L. M. (Red.) (2010). Het nieuwe scheidingsrecht. Ouderschapsplan, positie van het kind, regierechter en collaborative divorce. Boom Juridische uitgevers. 

Antokolskaia, M. V., Jeppesen de Boer, C. G., Ruitenberg, G. C. A. M., Schrama, W. M., Valk, I. E. van der, & Vrolijk, P. (2019). Naleving van contact-/omgangsafspraken na scheiding: een rechtsvergelijkend en sociaalwetenschappelijk perspectief. WODC. 

ARIH (2012). Checklist Agressie Risico Inschatting Huisbezoek. Geraadpleegd op 5-9-2018, via Grastraining.nl

Arránz Becker, O., Salzburger, V., Lois, N., & Nauck, B. (2013). What narrows the stepgap? Closeness between parents and adult (step)children in Germany. Journal of Marriage and Family, 75, 1130-1148. 

Asscher, J. J., & Paulussen-Hoogeboom, M. C. (2005). De invloed van protectieve en risicofactoren op de ontwikkeling en opvoeding van jonge kinderen. Kind en Adolescent, 26, 56-69. 

Baartman, H. (2010). Ouderschap en de betekenis van solidariteit om je heen. Ouderschapskennis, 13, 182-194. 

Baker, A. J. L., & Ben-Ami, N. (2011). To turn a child against a parent is to turn a child against himself: The direct and indirect effects of exposure to parental alienation strategies on self-esteem and well-being. Journal of Divorce & Remarriage, 52, 472-489. 

Baker, A. J. L., & Brassard, M. R. (2013). Adolescents Caught in Parental Loyalty Conflicts. Journal of Divorce and Remarriage, 54, 393–413. 

Baker, A. J. L., & Damall, D. C. (2007). A Construct Study of the Eight Symptoms of Severe Parental Alienation Syndrome. Journal of Divorce & Remarriage, 47, 55-75. 

Ballard, R. H., Rudd, B. N., Applegate, A. G., & Holtzworth-Monroe, A. (2013). Hearing the voice of the child in divorce. In M. K. Miller, J. Chamberlain, & T. Wingrove (Eds.), Psychology, Law, and the Wellbeing of Children (pp. 121–138). Oxford University Press. 

Bartelink, C., & Verheijden, E. (2015). Wat werkt bij het versterken van het sociale netwerk van gezinnen? Geraadpleegd op 8-9-2018, via https://www.nji.nl. 

Bauserman, R. (2002). Child adjustment in joint-custody versus sole-custody arrangements: A meta- analytic review. Journal of Family Psychology, 16, 91-102. 

Baude, A., Pearson, J., & Drapeau, S. (2016). Child adjustment in joint physical custody versus sole custody: A meta-analytic review. Journal of Divorce & Remarriage, 57, 338-360. 

Beer, de. Y. (2011). De kleine gids. Mensen met een verstandelijke beperking 2011. Kluwer. 

Berg, T., van den (2018a). Praten met kinderen en jongeren over scheiding. Een praktijkboek voor professionals. 

Bohn Stafleu Van Loghem. 

Berg, T., van den (2018b). Hoe praat je met een kind als zijn ouders gaan scheiden? Geraadpleegd op 14-9- 2018, via https://www.zorgwelzijn.nl/hoe-praat-je-met-een-kind-als-zijn-ouders-gaan-scheiden/

Berkel, S., van, & Buist, K. (2017). Broertjes & Zusjes. Zo stimuleer je een warme band tussen je kinderen. Uitgeverij Why’S. 

Bernett, W. B., Wamboldt, M. Z., & Narrow, W. E. (2016). Child Affected by Parental Relationship Distress. 

Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 55, 571 – 579. 

Bickerdike, A. J., & Littlefield, L. (2010). Divorce adjustment and mediation: Theoretically grounded process research. Conflict Resolution, 18, 181-201. 

Blaustein, M. E., & Kinniburgh, K. M. (2010). Treating traumatic stress in children and adolescents: How to foster resilience through attachment, self-regulation, and competency. Guilford Press. 

Boer, G., de, Kanselaar, S., Tak, J. A., & Rijnders, J. (2016). Een visie op scheidingen die leiden tot problematisch ouderschap, Bijdrage aan de Divorce Challenge. Geraadpleegd op 12-10-2018, via http://www.kinderen-echtscheiding.nl. 

Booth, A., Scott, M., King, V., & Johnson, D. R. (2006). Post-Divorce Father-Adolescent Relationship Quality. Paper presented at the International Conference on Children and Divorce, 24-27 July 2006, University of East Anglia, Norwich, UK. 

Boszormenyi Nagy I., & Spark, G. (1973). Invisible loyalties: Reciprocity in intergenerational family therapy. Brunner Mazel. 

Bouwmeester, M., Deković, M., & Groenendaal, H. (1998). Opvoeding in Somalische vluchtelingengezinnen in Nederland. Van Gorcum. 

Bow, J. N., Gould, J. W., & Flens, J. R. (2009). Examining parental alienation in child custody cases: A survey of mental health and legal professionals. The American Journal of Family Therapy, 37, 127-145. 

Braver, S. L., Sandler, I. N., Cohen Hita, L., & Wheeler, L. A. (2016). A randomized comparative effectiveness trial of two court-connected programs for high-conflict families. Family Court Review, 54, 349-363. 

Bremmer, P. (Red.) (2008). Kernrapport haalbaarheid (ketenbrede) informatie uitwisseling binnen de Jeugdsector. BMC. 

Bretherton, I., & Munholland, K. A. (2008). Internal working models in attachment relationships: Elaborating a central construct in attachment theory. In J. Cassidy & P. R. Shaver (Eds.), Handbook of attachment: Theory, research, and clinical applications (pp. 102-127). Guilford Press. 

Broberg, M. (2012). Young children’s well-being in Finnish stepfamilies. Early Child Development and Care, 182, 401-415. 

Bruijn, S. de (2018). Reaching agreement after divorce and separation. Essays on the effectiveness of parenting plans and divorce mediation [Proefschrift]. Universiteit Utrecht. 

Brumariu, L. E., & Kerns, K. A. (2010). Parent–child attachment and internalizing symptoms in childhood and adolescence: A review of empirical findings and future directions. Development and Psychopathology, 22, 177–203. 

Buchanan, C. M., Maccoby, E. E., & Dornbusch, S. M. (1991). Caught between parents: Adolescents’ experience in divorced homes. Child Development, 62, 1008-1029. 

Buchanan, C. M., Maccoby, E., & Dornbusch, S. M. (1996). Adolescents after Divorce. Harvard University P 

Bucx, F. (Red.) (2011). Gezinsrapport 2011: Een portret van het gezinsleven in Nederland. SCP. 

Buehler, C., Anthony, C., Krishnakumar, A., & Stone, G. (1997). Interparental conflict and youth problem behaviors: A meta-analysis. Journal of Child and Family Studies, 6, 223-247. 

Byrne, J. G., O’Connor, T. G., Marvin, R. S., & Whelan, W. F. (2005). Practitioner Review: The contribution of attachment theory tot child custody assessments. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 46, 115-127. 

Caldwell, B. E., Woolley, S. R., & Caldwell, C. J. (2007). Preliminary estimates of cost-effectiveness for marital therapy. Journal of Marital and Family Therapy, 33, 392-405. 

Carr, A. (2006). The handbook of child and adolescent clinical psychology. Routledge. 

Cashmore, J. (2011). Children’s participation in family law decision-making: Theoretical approaches to understanding children’s views. Children and Youth Services Review, 33, 515-520. 

CBS (1988): Onderzoek gezinsvorming - OGV 1988 1993 1998 2003 2008. DANS. https://doi.org/10.17026/dans-znk-f36y 

CBS Statline (2018b). Huwen, partnerschap; sluiting en ontbinding per maand. Geraadpleegd op 14-9-2018, via https://opendata.cbs.nl (31 augustus 2018). 

CBS Statline (2019). Huwen, partnerschap; sluiting en ontbinding per maand. Geraadpleegd op 22-5-2019, via https://opendata.cbs.nl (mei). 

Center on the Developing Child (2009). Five Numbers to Remember about Early Childhood Development. Harvard University. Geraadpleegd op 23-9-2018, via Njaap.org

Cohen, O., & Levite, Z. (2012). High-conflict divorced couples: combining systemic and psychodynamic perspectives. Journal of Family Therapy, 34, 387-402. 

Cottyn, L. (2009a). Conflicten tussen ouders na scheiding. Systeemtheoretisch Bulletin, 27, 131-161. Cottyn, L. (2009b). Een ongewoon gezin: samen partners en niet samen ouders – hoe doe je dat? 

Ouderschap & Ouderbegeleiding, 12(1), 7-17. 

Cottyn, L. (2011a). Wat heet (nog) ouderbegeleiding? Falend ouderschap en ouderbegeleiding – aandacht voor eigen blokkades. Ouderschapskennis, 14(2), 133-154. 

Cottyn, L. (2011b). Leven met andermans kind als stiefouder. Ouderschapskennis, 14(3), 205-217. Cottyn, L. (2013). De stem van het kind. Systeemtheoretisch Bulletin, 31, 285-311. 

Cottyn, L. (2016). Gevangen in hoog conflict na scheiding. Systeemtheoretisch Bulletin, 34, 251-275. 

Cox, M. J., Paley, B., & Harter, K. (2001). In J. H. Grych & F. D. Fincham (Eds.), Child development and interparental conflict (pp. 249-272). Cambridge University Press. 

Crockenberg, S., & Langrock, A. (2001). The role of specific emotions in children’s responses to interparental conflict: A test of the model. Journal of Family Psychology, 15, 163-182. 

Cummings, E. M., & Merrilees, C. E. (2010). Identifying the dynamic processes underlying links between marital conflict and child adjustment. In M. S. Schultz, M. K. Pruett, P. K. Kerig, & R. D. Parke, Strengthening couple relationships for optimal child development. Lessons from research and intervention (pp. 27-40). 

American Psychological Association. 

Dale, M. D. (2014). Don’t Forget the Children: Court Protection from Parental Conflict is in the Best Interests of Children. Family Court Review, 52, 648-654. 

Dam, L. van, Smit, D., Wildschut, B., Branje, S. J. T., Rhodes, J. E., Assink, M., & Stams, G. J. J. M. (2018). Does Natural Mentoring Dister. Community Psychology, 62, 203-220. 

Dam, L., van, & Verhulst, S. (2016). De JIM-aanpak. Het alternatief voor uithuisplaatsing van jongeren. Boom Uitgevers. 

Davies, P. T., Hentges, R. F., Coe, J. L., Martin, M. J., Sturge-Apple, M. L., & Cummings, E. M. (2016). The multiple faces of interparental conflict: Implications for cascades of children’s insecurity and externalizing problems. Journal of Abnormal Psychology, 125, 664-678. 
 
Dawson-McClure, S. R., Sandler, T. N., Wolchick, S. A., & Millsap, R. A. (2004). Risk as a moderator of the effects of prevention programs for children from divorced families: A six year longitudinal study. Journal of Abnormal Psychology, 32, 175-190. 

Decraemer, K. (2005). Werken met de dader-slachtoffer verbinding: creëren van een creatieve therapeutische ruimte. Systeemtheoretisch Bulletin, 23, 165-184. 

DeGarmo, D. S., & Forgatch, M. S. (2005). Early development of delinquency within divorced families. Evaluating a randomized preventive intervention trial. Developmental Science, 8, 229-239. 

DeGarmo, D. S., & Patras, J. (2008). Social Support for Divorced Fathers’ Parenting: Testing a Stress- Buffering Model. Family Relations, 57, 35-48. 

Diekmann, A., & Schmidheiny, K. (2004). Do Parents of Girls have a Higher Risk of Divorce? An Eighteen Country Study. Journal of Marriage and the Family, 66, 651-660. 

Dijk, M. van, & Prinsen, B. (2009). Opvoedingsondersteuning in het Centrum voor Jeugd en Gezin: Handreiking.Nederlands Jeugdinstituut. 

Dijkstra, S. (2019). Balancing the Scale of Responsibility. The Effectiveness of Family Group Conferencing in Child Welfare [Proefschrift]. Universiteit van Amsterdam. 

Distelbrink, M. (2000). Opvoeden zonder man: De opvoeding en ontwikkeling in Creools-Surinaamse een- en tweeoudergezinnen in Nederland. Van Gorcum. 

Distelbrink, M., & Pels, T. (2012). Ouderschap versterken. Literatuurstudie over opvoeding in migrantengezinnen en de relatie met preventieve voorzieningen. Verwey-Jonker Instituut. 

Doek, J., & Chin-A-Fat, B. (2002). Kostenbesparing van scheidingsbemiddeling, deel II Nederland. Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, 24, 79-84. 

Doodson, L. J., & Davies, A. P. C. (2014). Different challenges, different well-being: A comparison of psychological well-being across stepmothers and biological mothers and across four categories of stepmothers. Journal of Divorce and Remarriage, 55, 49-63. 

Douglas, E. M. (2006). Mending Broken Families. Rowman & Littlefield Publishers. 

Douma, J., Moonen, X., Noordhof, L., & Ponsioen, A. (2012). Richtlijn Diagnostisch Onderzoek LVB: Aanbevelingen voor het ontwikkelen, aanpassen en afnemen van diagnostische instrumenten bij een mensen met een licht verstandelijke beperking. Landelijk Kenniscentrum LVB. 

Dronkers, J., & Harkonen, J. (2008). The intergenerational transmission of divorce in cross-national perspective: Results from the Fertility and Family Surveys. Population Studies, 62(3), 273-288. 

Duijvestijn, P., & Noordink, T. (2013). Kinderen van gescheiden ouders in de klinische praktijk. GZ- Psychologie, 1, 10-16. 

Dunifon, R., & Kowaleski-Jones, L. (2007). The influence of grandparents in single-mother families. Journal of Marriage and Family, 69, 465-481. 

Durlak, J. A., & Wells, A. M. (1997). Primary prevention mental health programs for children and adolescents: A meta-analytic review. American Journal of Community Psychology, 25, 115-152. 

Early, L., & Cushway, D. (2002). The parentified child. Clinical Child Psychology and Psychiatry, 7, 163-178. 

EconoVison (2013). Socioeconomic impact of divorce and family breakdown in the Netherlands. Indicative analysis of socioeconomic consequences. EconoVision. 

Eerenbeemt, E. M. van den (2003). De liefdesladder. Over familie en nieuwe liefdes. Archipel. 

Elam, K. K., Sandler, I., Wolchik, S., & Tein, J. Y. (2016). Non-residential father–child involvement, interparental conflict and mental health of children following divorce: A person-focused approach. Journal of Youth and Adolescence, 45, 581-593. 

Eldering, L., & Borm, J. A. (1996a). Alleenstaande Marokkaanse moeders. Jan van Arkel. Eldering, L., & Borm, J. A. (1996b). Alleenstaande Hindoestaanse moeders. Jan van Arkel. 

Emery, R. E. (2006). Divorcing emotions: Children’s pain, parents’ grief, and the result of a randomized trial mediation or litigation 12 years later. Paper presented at the International Conference on Children and Divorce, 24-27 July 2006, University of East Anglia, Norwich, UK. 

Emery, R. E. (2011). Renegotiating Family Relationships: Divorce, Child Custody, and Mediation (2nd ed.). Guilford Press. 

Emery, R. E., Kitzmann K. M., & Waldron, M. (1999). Psychological interventions for sperated and divorced families. In E. M. Hetherington (Ed.), Coping with divorce, single parenting, and remarriage: A risk and resiliency perspective (pp. 323-344). Erlbaum. 

Emery, R. E., Otto, R. K., & O’Donohue, W. T. (2005). A critical assessment of child custody evaluations. Limited science and a flawed system. Psychological Science in the Public Interest, 6, 1-29. 

Everdingen, J. J. E. van, Dreesens, D. H. H., Burgers, J. S., Swinkels, J. A., Barneveld, T. A. van, & Weijden, T. van der (2014). Handboek evidence-based richtlijnontwikkeling: Een leidraad voor de praktijk (2e druk). Bohn Stafleu Van Loghum. 

Fabricius, W. V., & Luecken, L. J. (2007). Postdivorce living arrangements, parent conflict, and long-term physical health correlates for children of divorce. Journal of Family Psychology, 21, 195-205. 

Fabricius, W. V., & Suh, G. W. (2017). Should infants and toddlers have frequent overnight parenting time with fathers? The policy debate and new data. Psychology, Public Policy, and Law, 23, 68-84. 

Fehlberg B., Smyth, B., Maclean, M., & Roberts, C. (2011). Legislating for Shared Time Parenting after Separation: A Research Review. International Journal of Law, Policy and the Family, 25, 318-337. 

Fidler, B. J., & Bala, N. (2010). Children resisting postseparation contact with a parent: Concepts, controversies, and conundrums. Family Court Review, 48, 10–47. 

Finkenauer, C., Visser, M., Schoemaker, K., Lawick, J. van, Kluwer, E., Rijken, R. van der, & Kruiff, A. de (2015). 

De rol van het sociale netwerk bij (v)echtscheidingen. KNAW Symposium Vechtscheiding. 

Finzi-Dottan, R., & Cohen, O. (2014). Predictors of Parental Communication and Cooperation Among Divorcing Spouses. Journal of Child and Family Studies, 23, 39 -51. 

Fisher, T., Graaf, P. de, & Kalmijn, M. (2005). Contact tussen ex-partners na echtscheiding: “Can we still be friends?”. Demos, 21, 33-36. 

Fosco, G. M., DeBoard, R. L., & Grych, J. H. (2007). Making Sense of Family Violence. European Psychologist, 12, 6-16. 

Fosco, G. M., & Grych, J. H. (2008). Emotional, cognitive, and family systems mediators of children’s adjustment to interparental conflict. Journal of Family Psychology, 22, 843-854. 

Friedlander, S., & Walters, M. G. (2010). When a child rejects a parent: Tailoring the intervention to fit the problem. Family Court Review, 48, 98–111. 

Ganzinga, M. (2008). (Echt)scheiding en grootouders. Welke problemen hebben grootouders ervaren rondom de scheiding van hun kinderen? Welke invloed heeft de scheiding gehad op het contact met hun kleinkinderen? [Masterscriptie]. Universiteit Utrecht. 

Gardner, R. A. (1998). The parental alienation syndrome: A guide for mental health and legal professionals (2nd ed.). Creative Therapeutics, Inc. 

Gelatt, V. A., Adler-Baeder, F., & Seeley, J. R. (2010). An Interactive Web-Based Program for Stepfamilies: Development and Evaluation of Efficacy. Family Relations, 59, 572-586. 

Geurts, E. (2009). Omgaan met signalen van ex-partners over kindermishandeling: beoordelen en beslissen in het heetst van de strijd. Jeugd en Co Kennis, 3(2), 8-18. 

Geurts, E., Chênevert, C., & Anthonijsz, I. (2009). Te weinig gespecialiseerde hulp bij moeizame hulpverlening. Inventarisatie hulpaanbod bij scheidingsproblemen. Jeugd en Co/Kennis, 3, 30-43. 

Geurts, T., Sportel, I. D. A., Beenakkers, E. T., & Arikan, F. N. (2015). Voorkomen van vechtscheidingen. 

Ministerie van Veiligheid en Justitie. 

Glasl, F. (2001). Help! Conflicten. Heb ik een conflict of heeft het conflict mij? Christofoor. 

Goorden, O., Beek, D. te, & Draaisma, N. (2017). FamilieScan bij scheiding: Instrument voor screening en triage. Altra Onderwijs en Jeugdhulp. 

Gosselin, J. (2010). Individual and family factors related to psychosocial adjustment in stepmother families with adolescents. Journal of Divorce and Remarriage, 51, 108-123. 

Graaf, A. de (2001a). Ervaringen van kinderen met het ouderlijk gezin. Maandstatistiek van de bevolking, 49(4), 12-15. 

Graaf, A. de (2001b). Onder moeders paraplu. Ervaringen van kinderen met relaties na echtscheiding. Demos, 17, 33-37. 

Graaf, I. de, & Bruijn, D. de (2014). Evaluatierapport Project ontwikkeling & evaluatie !JES het brugproject. Trimbos-instituut. 

Graaf, P. M., de, & Kalmijn, M. (2006). Divorce Motives in a Period of Rising Divorce. Evidence from a Dutch life-history survey. Journal of Family Issues, 27, 483-505. 

Green, J. D., Burnette, J. L., & Davis, J. L. (2008). Third-party forgiveness: (Not) forgiving your close other’s betrayer. Personality and Social Psychology Bulletin, 34, 407–418. 

Groenhujjsen, L. A. (2006). Ouderschapsplan; de vele gezichten van het belang van het kind. SWP. 

Groenhuijsen, L. A. (2014). Theoretisch fundament bij de aanpak van complexe scheidingen. Jeugdzorg Nederland. 

Grych, J. H. (2005). Interparental Conflict as a Risk Factor for Child Maladjustment: Implications for the Development of Prevention Programs. Family Court Review, 43, 97-108. 

Grych, J. H., & Fincham, F. D. (1992). Interventions for children of divorce: Toward greater integration of research and action. Psychological Bulletin, 111(3), 434-454. 

Grych, J. H., & Fincham, F. D. (2001). Interparental conflict and child adjustment: An overview. In J. H. Grych & F. D. Fincham (Eds.), Interparental Conflict and Child Development (pp. 1-9). Cambridge University Press. 

Gun, F. van der, & Jong, L. de (2006). Echtscheiding: kiezen voor het kind. In gesprek met kinderen over hun ervaringen na de scheiding van hun ouders. SWP. 

Guo, G., Roettger, M. E., & Cai, T. (2008). The Integration of Genetic Propensities into Social-Control Models of Delinquency and Violence among Male Youths. American Sociological Review, 73, 543–568. 

Gutterswijk, R. V., Hoek, M. E. van der, Scholte, E. M., & Kuiper, C. H. Z. (2017). Scoping review naar indicatoren die conflictueuze scheidingen onderscheiden van ‘normaal verlopende’ scheidingen. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 56, 459-479. 

Haar, A, van der, & Mellema, D. (2015). Methodiekhandleiding Ouderschap Na Scheiding. Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving ‘Ouderschap Na Scheiding’. 

Hagler, M. A., & Rhodes, J. E. (2018). The Long-Term Impact of Natural Mentoring Relationships: A Counterfactual Analysis. American Journal of Community Psychology, 62, 175-188. 

Hardesty, J. L., & Chung, G. H. (2006). Intimate Partner Violence, Parental Divorce, and Child Custody: Directions for Intervention and Future Research. National Council on Family Relations, 55, 200-210. 

Hargrave, T. D., & Pfitzer, F. (2011). Restoration Therapy. Understanding and Guiding Healing in Marriage and Family Therapy. Taylor & Francis Ltd. 

Harman, J. J., Hines D. A., & Kruk, E. (2018). Parental Alienating Behaviors: An unacknowledged form of family violence. Psychological Bulletin 2018, 144, 1275–1299. 

Harrems, N. (2016). De Nederlandse echtscheiding in het licht van het IVRK: Komt het belang van het kind voldoende tot zijn recht? [Masterscriptie]. Open Universiteit. 

Haverkort, C., Kooistra-Populier, M., & Hendrikse-Voogt (2012). Hoe maak je een succes van je nieuwe gezin? Uitgeverij Pica. 

Haverkort, C., & Spruijt, E. (2012). Kinderen uit nieuwe gezinnen. Handboek voor school en begeleiding. LannooCampus. 

Hendriks, J. A. M. (2012). Passende contactregelingen? Maatwerk! Tijdschrift relatierecht en praktijk, 6, 255- 259. 

Hendriks, J. A. M. (2018). Kan ik het nou eens een keer zelf bepalen? Zorg- en contactregelingen met pubers. Tijdschrift Relatierecht en Praktijk, 2, 35–40. 

Hendriks, J. A. M., & Singendonk, C. O. M. (2018). Kan slapen bij papa nu wel of niet? Passende zorgregelingen voor jonge kinderen. Tijdschrift Relatierecht en Praktijk, 1, 31–35. 

Hetherington, E.M., Bridges, M. I., Insabella, G. M. (1998). What matters? What does not? Five perspectives on the association between marital transitions and children’s adjustment. American Psychologist, 53, 167 184. 

Hetherington, E. M., & Stanley-Hagan, M. (1999). The adjustment of children with divorced parents: A risk and resiliency perspective. Journal of Child Psychology and Psychiatry and Allied Disciplines, 40, 129-140. 

Hilton, J. M., & Macari, D. P. (1997). Grandparent involvement following divorce: A comparison in single- mother and single-father families. Journal of Divorce and Remarriage, 28, 203-224. 

Hoefnagels, P. (2010). Gelukkig getrouwd, gelukkig gescheiden. Bemiddeling en overeenkomst bij trouwen en scheiden. Atlas-Contact. 

Holt, S., Buckley, H., & Whelan, S. (2008). The impact of exposure to domestic violence on children and young people: A review of the literature. Child Abuse & Neglect, 32, 797-810. 

Holtzworth-Munroe, A., Beck, C. J. A., & Applegate, A. G. (2010). The Mediator’s Assessment of Safety Issues and Concerns (MASIC): A screening interview for intimate partner violence and abuse available in the public domain. Family Court Review, 48, 646-662. 

Horizon Jeugdzorg en Onderwijs (2018). Onze scheiding. Geraadpleegd op 22-10-2018, via www.onzescheiding.eu 

Houkes, A., & Kok, L. (2009). Effectiviteit informele netwerken. SEO Economisch onderzoek. 

Huff, S. C. (2015). Expanding the Relationship between Parental Alienating Behaviors and Children’s Contact Refusal Following Divorce: Testing Additional Factors and Long-Term Outcomes [Proefschrift]. University of Connecticut. 

Huurre, T., Junkkari, H., & Aro, H. (2006). Long-term Psychosocial effects of parental divorce. A follow-up study from adolescence to adulthood. European Archives of Psychiatry and Clinical Neuroscience, 256, 256- 263. 

IJsselmuiden, S., & Chan, C. W. (2016). Uit elkaar maar voor elkaar. Maatschappelijke kosten- en batenanalyse van vechtscheidingen. In opdracht van de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Society Impact. 

Ince, D. (2012). Wat werkt bij scheiding? Utrecht: Nederlands Jeugd Instituut. 

Jamison, T. B., Coleman, M., Ganong, L. H., & Feistman, R. E. (2014). Transitioning to postdivorce family life: A grounded theory investigation of resilience in coparenting. Family Relations, 63, 411-423. 

Jeugdzorgacademie (2019). NIKA. Geraadpleegd op 30-1-2019, via https://www.dejeugdzorgacademie.nl/ aanbod-cursussen-jeugdzorg/Hechting-en-trauma/NIKA-practitioner-ouderbegeleiding.html

Johnston, J. R., Walters, M. G., & Olesen, N. W. (2005). The psychological functioning of alienated children in custody disputed families: An exploratory study. American Journal of Forensic Psychology, 23, 39-64. 

Jonge, M. C. de, & Speetjens, P. A. M. (2014). Triple P Family Transitions. Factsheet 2014. Trimbos-instituut. 

Jordan, P. H. (2016). Individual therapy with a child of divorced parents. Journal of Clinical Psychology, 72, 430-443. 

Jurkovic, G. J., Thirkield, A., & Morrell, R. (2001). Parentification of adult children of divorce: A multidimensional analysis. Journal of Youth and Adolescence, 30, 245-257. 

Kalmijn, M. (2007). Gender Differences in the Effects of Divorce, Widowhood and Remarriage on Intergenerational Support: Does Marriage Protect Fathers? Social Forces, 85, 1079-1105. 

Kalmijn, M. (2015). Father-Child Relations after Divorce in Four European Countries: Patterns and Determinants. Comparative Population Studies, 40, 251-276. 

Kalmijn, M., & Dykstra, P. (2004). Onder vier ogen, contacten tussen ouders en volwassen kinderen. Demos, 20, 80-84. 

Kalmijn, M., & Graaf, P. M. de, (2000). Gescheiden vaders en hun kinderen: Een empirische analyse van voogdij en bezoekfrequentie. Bevolking en Gezin, 29, 59-84. 

Kalmijn, M., & Poortman, A. R. (2006). His or Her Divorce? The Gendered Nature of Divorce and its Determinants. European Sociological Review, 22, 201–214. 

Kalverboer, M., & Zijlstra, E. (2006). Het belang van het kind in het Nederlands recht. Voorwaarden voor ontwikkeling vanuit een pedagogisch perspectief. SWP. 

Kamp Dush, C. M., Kotila, L. E., & Schoppe-Sullivan, S. J. (2011). Predictors of supportive coparenting after relationship dissolution among at-risk parents. Journal of Family Psychology, 25, 356 - 365. 

Kamstra, M. (2014). Systeemtherapie en ouderschapsbemiddeling. Verschillen en overeenkomsten 

(Afstudeerscriptie). Lorentzhuis. 

Katz, L. F. (2001). Physiological processes as mediators of the impact of marital conflict on children. In J. Grych & F. Fincham (Eds.), Child development and interparental conflict (pp.188-212). Cambridge University Press. 

Kelly, J. B. (2000). Children’s Adjustment in Conflicted Marriage and Divorce: A Decade Review of Research. 

Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 39, 963 – 973. 

Kelly, J. B. (2007). Children’s Living Arrangements Following Separation and Divorce: Insights from Empirical and Clinical Research. Family Process, 46, 35-53. 

Kelly, J. B., & Johnston, J. R. (2001). The alienated child. A reformulation of Parental Alienation Syndrome. 

Family and Conciliation Courts Review, 39(3), 249-266. 

Kennedy, D. P., Jackson, G. L., Green, H. D., Bradbury, T. N., & Karney, B. R. (2015). The analysis of duocentric social networks: A primer. Journal of Marriage and Family, 77, 295–311. 

Kim, H. S. (2011). Consequences of Parental Divorce for Child Development. American Sociological Review, 76, 487-511. 

Kinderombudsman (2014). Vechtende ouders, het kind in de knel. Adviesrapport over het verbeteren van de positie van kinderen in vechtscheidingen. De Kinderombudsman. 

Kinet, M. (Red.) (2010). Parentificatie. Als het kind te snel ouder wordt. Psychoanalytisch Actueel nr 13. Garant. 

King, V. (2009). Stepfamily formation: Implications for adolescent ties to mothers, nonresident fathers, and stepfathers. Journal of Marriage and Family, 71, 954-968. 

King, V., & Heard, H. E. (1999). Nonresident Father Visitation, Parental Conflict, and Mother’s Satisfaction: What’s Best for Child Well-being? Journal of Marriage and the Family, 61, 385-396. 

King, V., & Sobolewski, J. M. (2006). Nonresidential fathers’ contributions to adolescent well-being. Journal of Marriage and Family, 68, 537-557. 

Klein Velderman, M. (2018). ScheidingsATLAS: Kortdurende training over ouderschap na scheiding. Factsheet. TNO. 

Klein Velderman, M., Cloostermans, A., Pannebakker, F. D., Fleuren, M. A. H., & Reijneveld, S. A. (2014). De implementatie van Dappere Dino’s : Groepsprogramma voor kinderen van 6-8 jaar van gescheiden ouders. Verslag van een ZonMw verspreidings- en implementatie impuls (VIMP). TNO. 

Klein Velderman, M., Pannebakker, F. D., Wolff, M. S. de, Pedro-Caroll, J. A., Kuiper, R. M., Vlasblom, E., & Reijneveld, S. A. (2011). Child adjustment in divorced families: Can we successfully intervene with Dutch 6- to 8-year-olds? TNO. 

Klein Velderman, M., Harten, L. van, Pannebakker, F. (2015). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving ‘Stoere schildpadden.’ Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies

Knipscheer, J. W., & Kleber, R. J. (2004). Een interculturele entree in Altrecht. Inhoud en resultaat van een interculturele werkwijze bij kortdurende behandeling. Universiteit Utrecht. 

Kolk, B. van der (2016). Traumasporen. Het herstel van lichaam, brein en geest na overweldigende ervaringen. Uitgeverij Mens! 

Kramrei, E., Coit, C., Martin, S., Fogo, W., & Mahoney, A. (2007). Post-divorce adjustment and social relationships: A meta-analytic review. Journal of Divorce & Remarriage, 46, 145–166. 

Kruijswijk, W., Veer, M. van der, Brink, C., Calis, W., Maat, J. van de, & Redeker, I. (2014). Aan de slag met sociale netwerken! De 44 bekendste methoden verzameld. Movisie, Vilans. Geraadpleegd op 2-10-2018, via https://www.movisie.nl/publicatie/aan-slag-sociale-netwerken! 
Kunst, A. E., Meerding, W. J., Varenik, N., Polder, J. J., & Mackenbach, J. P. (2007). Sociale verschillen in zorggebruik en zorgkosten in Nederland 2003. Erasmus MC en RIVM. 

LAGO (2011). Leuvens Adolescenten en Gezins Onderzoek. Geraadpleegd op 23-10-2018, via https://www.soc.kuleuven.be

Lam, E., & Huitema, J. (2019). Ouderschapswijzer. Welke ouder heeft welke rechten en plichten? Het ouderschap en ouderlijk gezag op hoofdlijnen. Suez advocaten. 

Lamb, M. E. (2002). Placing children’s interests first: Developmentally appropriate parenting plans. Virginia 

Journal of Social Policy and the Law, 10, 98–119. 

Lamb, M. E. (2018). Does shared parenting by separated parents affect the adjustment of young children? 

Journal of Child Custody, 15, 16-25. 

Langenbrunner, M. R., Cox, M. E., & Cherry, D. (2013). Psychometrics of LOCA: Level of Conflict Assessment of divorcing or separating couples. Journal of Divorce and Remarriage, 54, 439-457. 

Lansford, J. E. (2009). Parental Divorce and Children’s Adjustment. Perspectives on Psychological Science, 4, 140-153. 

Lawick, J. van (2012). Vechtscheidende ouders en hun kinderen. Systeemtherapie, 24(3), 129-150. 

Lawick, J. van, & Visser, M. (2015). Kinderen uit de knel: een interventie voor gezinnen verwikkeld in een vechtscheiding. SWP. 

Le, B., Dove, N. L., Agnew, C. R., Korn, M. S., & Mutso, A. A. (2010). Predicting nonmarital romantic relationship dissolution: A meta-analytic synthesis. Personal Relationships, 17, 377–390. 

Leon, K. (2003). Risk and protective factors in young children’s adjustment to parental divorce: A review of the research. Family Relations, 52, 258-270. 

Ligtermoet, I., Anthonijsz, I., Beekhoven, E. van, & Berens, S. (2017). De kracht van een goede partnerrelatie tussen ouders. Zorg voor preventieve relatieondersteuning in uw gemeente. Nederlands Jeugdinstituut en Nederlands Centrum Jeugdgezondheid. 

Logan, T. K., Walker, R., Horvath, L. S., & Leukefeld, C. (2003). Divorce, Custody, and Spousal Violence: A Random Sample of Circuit Court Docket Records. Journal of Family Violence, 18, 269-279. 

Lussier, G., Deater-Deckard, K., Dunn, J., & Davies, L. (2002). Support Across Two Generations: Children’s Closeness to Grandparents Following Parental Divorce and Remarriage. Journal of Family Psychology, 16, 363-376. 

Madden-Derdich, D. A., & Leonard, S. A. (2002). Shared Experiences, Unique Relations: Formerly Married Mothers and Fathers’ Perceptions of Parenting and Custody After Divorce. Family Relations, 51, 37-45. 

Maes, V. (2019). Ouderverstotingssyndroom. What’s in a name? Geraadpleegd via https://www.linkedin.com/pulse/ouderverstotingssyndroom-whats-name-vanessa-maes/

Mahrer, N. E., O’Hara, K. L., Sandler, I. N., & Wolchik, S. A. (2018). Does shared parenting help or hurt children in high-conflict divorced families? Journal of Divorce & Remarriage, 59, 324-347. 

Malcore, S. A., Windell, J., Seyuin, M., & Hill, E. (2010). Predictors of continued conflict after divorce or separation: Evidence from a high-conflict group treatment program. Journal of Divorce and Remarriage, 51, 50-64. 

Martin-Uzzi, M., & Duval-Tsioles, D. (2013). The experience of remarried couples in blended families. 

Journal of Divorce and Remarriage, 54, 43-57. 

McFarlane, A. H., Bellissimo, A., & Norman, G. R. (1994). Family structure, family functioning, and adolescent well-being: The transcendent influence of parental style. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 36, 847-864. 

McIntosh, J., Pruett, M., & Kelly, J. B. (2014). Parental separation and overnight care of young children, part II: Putting theory into practice. Family Court Review, 52, 257–263 

Middlebrooks, J. S., & Gaude, N. C. (2008). The Effects of Childhood Stress on Health Across the Lifespan. 

National Center for Injury Prevention and Control of the Centers for Disease Control and Prevention. Ministerie van Justitie (2009). Gezag, omgang en informatie. Ministerie van Justitie. 

Monnich, H. de (2004). De gereedschapskist van de maatschappelijk werker. Handboek multimethodisch maatschappelijk werk. Elsevier. 

Montfoort, A. van, Boeser, A., & Sondorp, E. (2017). Strijdende ouders en de jeugdprofessional. Handreiking voor sociale wijkteams en het onderwijs. De viervensters. 

Mortelmans, D., Pasteels, I., Bracke, P., Matthijs, K., Bavel, J. van, & Peer C. van (Eds.) (2011). Scheiding in Vlaanderen. Acco. 

Mosely, D., & Mosely, N. (1998). Making your second marriage a first class succes. Three Rivers Press. 

Movisie (2013). De drie decentralisaties in het sociale domein. Een overzicht in vogelvlucht. Geraadpleegd op 21-10-2018, via https://www.movisie.nl/artikel/drie-decentralisaties-sociale-domein

Movisie (2014). Versterk de positie van jongeren en ouders in de jeugdhulp. Geraadpleegd op 21-10-2018, via https://www.movisie.nl/artikel/versterk-positie-jongeren-ouders-jeugdhulp

Movisie (2015). Hulp nodig? Eerst een beroep doen op je netwerk. Geraadpleegd op 21-10-2018, via https://www.movisie.nl/artikel/hulp-nodig-eerst-beroep-doen-je-netwerk

Mutsaers, K., & Berg, T. (2010). Risicofactoren en beschermende factoren voor kindermishandeling. Nederlands Jeugdinstituut. 

Nair, H., & Murray, A. D. (2005). Predictors of Attachment Security in Preschool Children From Intact and Divorced Families. Journal of Genetic Psychology, 166, 245–263. 

Nederlands Jeugdinstituut (2011). Ouderschap blijft. Nederlands Jeugdinstituut. 

Nederlands Jeugdinstituut (2014a). Samengestelde gezinnen. Geraadpleegd op 16-9-2018, via https://www.nji.nl 

Nederlands Jeugdinstituut (2014b). Wegwijzer Kind en Scheiding. Geraadpleegd op 6-10-2018, via https://www.nji.nl/wegwijzer-kind-en-scheiding

Nederlands Jeugdinstituut (2017). Hechting en hechtingsproblemen. Risico- en beschermende factoren. Geraadpleegd op 16-10-2018, via https://www.nji.nl/Hechting-en-hechtingsproblemen-Probleemschets-Gevolgen

Nederlands Jeugdinstituut (2018a). Cijfers over jeugd en opvoeding; scheiding. Geraadpleegd op 28-10-2018, via Cijfers over scheiding | Nederlands Jeugdinstituut

Nederlands Jeugdinstituut (2018b). Wat werkt bij scheiding? Geraadpleegd op 25-10-2018, via https://www.nji.nl

Neilson, L. C. (2018). Parental Alienation Empirical Analysis: Child Best Interests or Parental Rights? Muriel McQueen Fergusson Centre for Family Violence Research and the FREDA Centre for Research on Violence Against Women and Children. 

Nicolai, N. (2017). Emotieregulatie als basis van het menselijk bestaan. De kunst van het evenwicht. Bohn Stafleu Van Loghem. 

Nielsen, L. (2017). Re-examining the Research on Parental Conflict, Co-parenting, and Custody Arrangements. Psychology, Public Policy, and Law, 23, 211–231. 

Noftle, E. E., & Shaver, P. R. (2006). Attachment dimensions and the big five personality traits: Associations and comparative ability to predict relationship quality. Journal of Research in Personality, 40, 179-208. 

Noller, P., Feeney, J. A., Sheehan, G., Darlington, Y., & Rogers, C. (2008). Conflict in divorcing and continuously married families: A study of marital, parent-child and sibling relations. Journal of Divorce and Remarriage, 49(1), 1-24. 

NVO (2017). Beroepscode van de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen. NVO. 

O’Connor, T. G., Caspi, A., DeFries, J. C., & Plomin, R. (2000). Are associations between parental divorce and children’s adjustment genetically mediated? An adoption study. Developmental Psychology, 36, 429-437. 

O’Hara, K. L. (2017). An Online Preventive Intervention for Youth Exposed to High-Conflict Parental Divorce/ Separation [Proefschrift]. University of Arizona. 

Oosten, N., van, & As, A., van (2018). Notitie risico- en beschermende factoren voor conflictscheidingen. Movisie en Nederlands Jeugdinstituut. 

Pas, A. van der (2003). A serious case of neglect: The parental experience of childrearing. Eburon. 

Pedro-Carroll, J. L. (2010). Putting Children First, Proven Parenting Strategies for Helping Children Thrive Through Divorce. Penguin group. 

Pelleboer-Gunnink, H. A., Valk, I. E. van der, Branje, S. J., Doorn, M. D. van, & Deković, M. (2015). Effectiveness and moderators of the preventive intervention kids in divorce situations: A randomized controlled trial. Journal of Family Psychology, 29, 799-805. 

Pels, T., Distelbrink, M., & Tan, S. (2009). Meetladder diversiteit interventies. Verhoging van bereik en effectiviteit van interventies voor verschillende (etnische) doelgroepen. Verwey-Jonker Instituut. 

 
Pels, T., & Gruijter, M. de (Red.) (2005). Vluchtelingengezinnen: Opvoeding en ondersteuning in gezinnen uit Iran, Irak, Somalië en Afghanistan in Nederland. Van Gorcum. 

Peris, T.S. & Emery, R.E. (2004). A prospective study of the consequences of marital disruption for adolescents: predisruption family dynamics and postdisruption adolescent adjustment. Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology, 33, 694-704. 

Peris, T. S., Goeke-Morey, M. C., Cummings, E. M., & Emery, R. E. (2008). Marital conflict and support seeking by parents in adolescence: Empirical support for the parentification construct. Journal of Family Psychology, 22(4), 633-642. 

Perry, B. D. (2013). Brief: Reflections on Childhood, Trauma and Society (Kindle ed.). Academic Press. 

Pinedo, M. (2018). Villa Pinedo, Strategisch Plan 2019–2022. Steun voor kinderen, Educatie voor ouders. Villa Pinedo. 

Pinedo, M., & Vollinga, P. (2018). Aan alle gescheiden ouders. Leer kijken door de ogen van je kind. A.W. Bruna Uitgevers B.V. 

Platform Scheiden zonder Schade (2018). Scheiden ... en de kinderen dan? Platform Scheiden zonder Schade. 

Ploeg, J. D. van der (2013). Stress bij kinderen. Bohn Stafleu Van Loghum. 

Pluijm, A. van der, & Grevelt, M. (2013). School en echtscheiding. Alledaagse begeleiding binnen een schoolbreed beleid. SWP. 

Poortman, A. R., & Gaalen, R. van (2017). Shared residence after separation: A review and new findings from the Netherlands. Family Court Review, 55, 531-544. 

Powell, B., Cooper, G., Hoffman, K., & Marvin, B. (2016). De Cirkel van Veiligheid-Interventie. Het bevorderen van gehechtheid in ouder-kindrelaties. Nieuwezijds b.v. 

Prinsen, B., Roelofse, E., Schuimer, I., & Mes, W. (2006). De kracht van verbinden. Coördineren van zorg op lokaal niveau. NIZW Jeugd, Spectrum, K2 en JSO. 

Programma Richtlijnontwikkeling Jeugdzorg (2012). Uitgangspunten en voorstel voor sjabloon ‘classificatie van evidence’ voor richtlijnen in de jeugdzorg: een pragmatische opzet. Nederlands Jeugdinstituut. 

Projectgroep KEES (2017). Taxatie-instrument KEES (Kennisplatform Kind en Echtscheiding). Geraadpleegd via https://www.platformkees.nl/

Pruett, M. K., & DiFonzo, J. H. (2014). Closing The Gap: Research, Policy, Practice, and Shared Parenting. Family Court Review, 152, 2 – 45. 

Pruett, M. K., McIntosh, J. E., & Kelly, J. B. (2014). Parental separation and overnight care of young children, Part I: Consensus through theoretical and empirical integration. Family Court Review, 52, 240-255. 

Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2012). Ontzorgen en normaliseren. Naar een sterke eerstelijns jeugd- en gezinszorg. Den Haag. 

Rejaän, Z. (2017). Coparenting na scheiding en internaliserende en externaliserende problemen bij Nederlandse jongeren [Masterscriptie]. Universiteit Utrecht. 

Riggio, H. R. (2004). Parental marital conflict and divorce, parent-child relationships, social support, and relationship anxiety in young adulthood. Personal Relationships, 11, 99–114 

Rijksoverheid (2009). Wanneer moet ik een ouderschapsplan opstellen? Geraadpleegd op 23-9-2018, via https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/scheiden/vraag-en-antwoord/ouderschapsplan

Rijksoverheid (2016). Divorce Challenge. Geraadpleegd op 15-9-2018, via https://www.rijksoverheid.nl. 

Rogers, R. H., & Conrad, L. M. (1986). Courtship for Remarriage: Influences on Family Reorganization after Divorce. Journal of Marriage and Family, 48, 767-775. 

Rooijen, K. van, Berg, T., & Bartelink, C. (2013). Wat werkt bij de aanpak van kindermishandeling? Geraadpleegd op 16-10-2018, via http://www.kaleidoscoop.nl/nl/Download-NJi/Wat-werkt-publicatie/

Roos, C. de, Oord, S. van de, Zijlstra, B., Lucassen, S., Perrin, S., Emmelkamp, P., & Jongh, A. de (2017). Comparison of eye movement desensitization and reprocessing therapy, cognitive behavioral writing therapy and wait-list in pediatric posttraumatic stress disorder following single-incident trauma: A multi- center randomized clinical trial. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 58, 1219-1228. 

Rose, S. R. (2009). A review of effectiveness of group work with children of divorce. Social work with groups, 32, 222-229. 

Rouvoet, A. (2018). Scheiden… en de kinderen dan? Agenda voor actie. Platform ‘Scheiden zonder Schade’. Xerox OBT. 

Rowen, J., & Emery, R. (2014). Examining parental denigration behaviors of co-parents as reported by young adults and their association with parent–child closeness. Couple and Family Psychology: Research and Practice, 3, 165-177. 

Rowen, J., & Emery, R. (2018). Parental Denigration: A Form of Conflict that Typically Backfires. Family Court Review, 56, 258-268. 

Ruiter, C. de. (2016). In dialoog over conflictscheidingen. Directieve therapie, 36, 62-67. 

Ruiter, C. de, & Pol, B. van (2017). Mythen over conflictscheidingen: Een onderzoek naar de kennis van juridische en sociale professionals. Family and Law, 5, 1-21. 

Saini, M., Johnston, J. R., Fidler, B. J., & Bala, N. (2016). Empirical studies of alienation. In L. M. Drozd, M. Saini, & N. Olesen (Eds.), Parenting plan evaluations: Applied research for the family court (2nd ed., pp. 

374–430). Oxford University Press. 

Sandler, I., Ingram, A., Wolchik, S., Tein, J. Y., & Winslow, E. (2015). Long-Term Effects of Parenting- Focused Preventive Interventions to Promote Resilience of Children and Adolescents. Child Development Perspectives, 9, 164-171. 

Sandler, I., Miles, J., Cookston, J., & Braver, S. (2008). Effects of father and mother parenting on children’s mental health in high and low conflict divorces. Family Court review, 46, 282-296. 

Sandler, I., Wolchik, S. A., Cruden, G., Mahrer, N. E., Ahn, S., Brincks, A., & Hendricks Brown, C. (2014). Overview of Meta-Analyses of the Prevention of Mental Health, Substance Use, and Conduct Problems. Annual Review of Clinical Psychology, 10, 243-273. 

Schalkwijk, F. van (2018). Elementaire deeltjes – Narcisme. Uitgeverij Aup. 

Schoemaker, K., Kruiff A. de, Visser, M., Lawick, J. van, & Finkenauer, C. (2016). Vechtscheidingen: Beleving en ervaringen van ouders en kinderen en verandering na Kinderen uit de Knel. Vrije Universiteit. 

Scholieren & Gezinnen 2014 (2014). Onderzoek door de Universiteit Utrecht onder 7703 scholieren van 9 tot en met 16 jaar. In E. Spruijt & H. Kormos (2014), Handboek scheiden en de kinderen. Bohn Stafleu Van loghum. 

Seegers, M., Gastel-Mihai, I. van, & Vlotman, N. (2015). Kinderen in een (v)echtscheiding. Jeugdbescherming Amsterdam. 

Shalay, N., & Brownlee, K. (2007). Narrative family therapy with blended families. Journal of Family Psychotherapy, 18, 17-30. 

Sigal, A., Sandler, I., Wolchik, S., & Braver, S. (2011). Do parent education programs promote healthy postdivorce parenting? Critical distinctions and a review of the evidence. Family Court Review, 49, 120-139. 

Sim, H. O., & Vuchinich, S. (1996). The declining effects of family stressors on antisocial behavior from childhood to adolescence and early adulthood. Journal of Family Issues, 17, 408–427. 

Singendonk, K., & Meesters, G. (2018). Kind en echtscheiding. Een ontwikkelingspsychologisch perspectief. Pearson Education Benelux BV. 

Spruijt, E. (2009). Kinderen en echtscheiding. State-of-the-art. Geraadpleegd op 29-9-2018, via https://www.nwo.nl

Spruijt, E., & Iedema, J. (1998). Well-being of youngsters of divorce without contact with nonresident parents in The Netherlands. Journal of Comparative Family Studies, 29, 517-527. 

Spruijt, E., & Kormos, H. (2010). Handboek scheiden en de kinderen. Voor de beroepskracht die met scheidingskinderen te maken heeft. Bohn Stafleu van Loghum. 

Spruijt, E., & Kormos, H. (2014). Handboek scheiden en de kinderen. Voor de beroepskracht die met scheidingskinderen te maken heeft (tweede, geheel herziene druk). Bohn Stafleu van Loghum. 

Staatscommissie Herijking Ouderschap (2016). Rapport Kind en ouders in de 21ste eeuw. Ministerie van Justitie en Veiligheid. 

Stahl, P. M. (1999). Personality Traits of Parents and Developmental Needs of Children in High Conflict Families. Academy of Certified Family Law Specialists Newsletter, 3, 8-16. 

Stathakos, P., & Roehrle, B. (2003). The effectiveness of intervention programs for children of divorce: A meta-analysis. International Journal of Mental health Promotion, 5(1), 31-37. 

Steenhof, L. (2007). Schatting van het aantal stiefgezinnen. Bevolkingstrends 55(4), 19-23. CBS. 

Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (2017). Nieuwsbrief 7. Complexe scheidingen en tuchtrecht... Hoe zit dat precies? SKJ. 

Strous, M. (2011). Overnights and overkill: Post-divorce contact for infants and toddlers. South African Journal of Psychology, 41, 196-206. 

Sun,Y., & Li, Y. (2002). Children’s well-being during parents’ marital disruption process: A pooled time- series analysis. Journal of Marriage and Family, 64, 472–488. 

Swartz-Den Hollander, E., Valk, I. E. van der, Dekoviċ, M., & Branje, S. J. T. (2020). Parental divorce and children’s adjustment: An updated meta-analysis. Manuscript submitted for publication. 

Sweeney, M. M. (2010). Remarriage and stepfamilies: Strategic sites for family scholarship in the 21st century. Journal of Marriage and Family, 72, 667-684. 

Teyber, E. (2002). Kind van gescheiden ouders. Kind van de rekening? Ambo /Anthos Uitgevers. 

Toews, M. L., & McKenry, P. C. (2001). Court-Related Predictors of Parental Cooperation and Conflict After Divorce. Journal of Divorce & Remarriage, 35, 57-73. 

Tomassen-Van der Lans, M. (2015). Het verplichte ouderschapsplan: regeling en werking. Boom Juridisch Uitgevers. 

Treffers, P. D. A., Goedhart, A. W., & Koudijs, E. (1999). Kinderen van gescheiden ouders in een kinder- en jeugdpsychiatrische populatie. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 54(3), 229-244. 

Turunen, J. (2017). Shared Physical Custody and Children’s Experience of Stress. Journal of Divorce & Remarriage, 58, 371–392. 

UNICEF (2009). Verdrag inzake de Rechten van het Kind. UNICEF Nederland. 

Valk, I. van der (2013). KIES voor het kind. Effectonderzoek naar het preventieve interventieprogramma Kinderen In Echtscheiding Situatie. Universiteit Utrecht. 

Valk, I. van der (2014). Column: De “step-gap”. Nieuw Gezin, Maart. 

Valk, L. van der (2016). Steun zoeken bij Allah. Religiositeit, bidden en religieuze coping van Nederlandse, hoogopgeleide moslima’s van Marokkaanse afkomst. Eburon. 

Valk, I. van der (2018). Kinderen na scheiding en de rol van ouderlijke conflicten en opvoeding [Lezing]. Euregionaal Congres Bureau – Conflictscheidingen: verder na een scheiding. 

Valk, I. van der, Broek, A. van den, Doorn, M. van, Spruijt, E., Deković, M., & Meeus, W. (2013). Eindrapportage KIES voor het kind! Effectonderzoek naar het preventieve interventieprogramma Kinderen In Echtscheiding Situatie (KIES). Universiteit Utrecht. 

Valk, I. van der, Goede, M. de, Spruijt, E., Maas, C., & Meeus, W. (2004). Gezinsstructuur en internaliserend en externaliserend probleemgedrag van adolescenten en jongvolwassenen: Een longitudinaal groeicurveonderzoek. Kind en Adolescent, 25, 92-100. 

Valk, I. van der, Muijselaar, M., Doorn, M. van, Broek, A. van den, Wijsbroek, S., Meeus, W., & Deković, M. (2013). Veel jongeren ervaren scheidingsleed (Jeugdkennis 7). https://www.nji.nl

Valk, I. van der, & Spruijt, E. (2013). Het ouderschapsplan en de effecten voor de kinderen. In M. J. Ter Voert & T. Geurts, Evaluatie ouderschapsplan: Een eerste verkenning. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum. 

Valk, I. van der, Spruijt, E., Goede, M. de, Maas, C., & Meeus, W. (2005). Family Structure and Internalizing and Externalizing Problem Behavior of Adolescents and Young Adults: A Longitudinal Growth-Curve Study. Journal of Youth and Adolescence, 34, 533 – 546. 

Valk, I. van der, Spruijt, E., Goede, M. de, Meeus, W., & Maas, C. (2004). Marital status, marital process, and parental resources in predicting adolescents’ emotional adjustment: A multilevel analysis. Journal of Family Issues, 25, 291-317. 

Valk, I. van der, Spruijt, E., & Meeus, W. (2011). Jongeren en echtscheiding: contact met moeder en vader, ouderlijke conflicten, proces van scheiding en het functioneren van jongeren. Universiteit Utrecht. 

Vanassche, S., Sodermans, A. K., & Matthijs, K. (2008). Divorce, delinquent behavior and substance use among adolescents: The role of parental characteristics. Paper presented at the European Divorce Network Meeting, 18-19 September 2008, Oslo, Norway. 

Vanassche, S., Sodermans, A. K., Matthijs, K., & Swicegood, G. (2013). Commuting between two parental households: The association between joint physical custody and adolescent well-being following divorce. Journal of Family Studies, 19, 139–158. 

Vermeij, A., Wal, J. van der, & Krooneman, P. (2005). Inventarisatie hulpaanbod bij (echt)scheiding en omgang. Regioplan. 

Verwey-Jonker Instituut (2014). Jeugdbeleid in transformatie. Hoe benut je de kracht en energie van jongeren bij het vormgeven van het nieuwe beleid? Geraadpleegd op 19-10-2018, via https://www.verwey-jonker.nl/publicaties/2014/jeugdbeleid-in-transformatie

Verwey-Jonker Instituut (2015a). Kenniswerkplaats Transformatie Jeugd Amsterdam. Handreiking voor ouder- en kindadviseurs bij het ondersteunen van ouders en kinderen in geval van een vechtscheiding. Geraadpleegd op 19-10-2018, via https://neja.nl/wp-content/uploads/2015/11/Handreiking-vechtscheiding-17.12.pdf

Verwey-Jonker Instituut (2015b). Kenniswerkplaats Transformatie Jeugd Amsterdam. Methodieken en werkwijzen om Marokkaanse ouders te bereiken met opvoedsteun. Geraadpleegd op 19-10-2018, via https://neja.nl/wp-content/uploads/2015/11/Opvoedsteun-Marokkaanse-vaders.pdf

Visser, M., Finkenauer, C., Schoemaker, K., Kluwer, E., Rijken, R. van der, Lawick, J. van, Blom, H., Schipper, 

C. de, & Lamers-Winkelman, F. (2017). I’ll never forgive you: High conflict divorce, social network, and co- parenting conflicts. Journal of Child and Family Studies, 26, 3055-3066. 

Voert, M. J. ter (2018). Factsheet 2018-5. Scheidingen 2017; Gerechtelijke procedures en gesubsidieerde rechtsbijstand. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, Ministerie van Veiligheid en Justitie. 

Voert, M. J. ter (2019). Factsheet 2019-1. Scheidingen 2018; Gerechtelijke procedures en gesubsidieerde rechtsbijstand. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, Ministerie van Veiligheid en Justitie. 

Voert, M. J. ter, & Geurts, T. (2013). Evaluatie ouderschapsplan: Een eerste verkenning. Ministerie van Veiligheid en Justitie, 

Vries, B. De (2019). Terugdringen van psychisch lijden van ouders en kinderen bij scheiding. Sdu. 

Wallerstein, J. S. (1991). The long-term effects of divorce on children: A review. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 30, 349-359. 

Wallerstein, J. S., & Lewis, J. M. (2004). The unexpected legacy of divorce. Report of a 25-Year Study. Psychoanalytic Psychology, 21, 353–370. 

Wallerstein, J. S., Lewis, J. M., & Blakeslee, S. (2000). The unexpected legacy of divorce: A 25 year landmark study. Hyperion. 

Wallin, D. J. (2015). Attachment in Psychotherapy. Guilford Publications. 

Warshak, R. A. (2014). Social science and parenting plans for young children: A consensus report. Psychology, Public Policy, and Law, 20, 46-67. 

Warshak, R. A. (2016). Stemming the tide of misinformation: International consensus on shared parenting and overnighting. Geraadpleegd op 17-10-2018, via http://www.warshak.com/e-libe/stemming-the-tide-of- misinformation-international-consensus-on-shared-parenting-and-overnighting/. 

Westphal, P. (2015). Are the kids alright? Essays on postdivorce residence arrangements and children’s well- being [Proefschrift]. Universiteit Utrecht. 

WHO (2019). ICD-11 - International Classification of Diseases 11th Revision: The global standard for diagnostic health information. Geraadpleegd via https://icd.who.int/en/

Wit, M. de, Moonen, X., & Douma, J. (2011). Richtlijn Effectieve Interventies LVB: Aanbevelingen voor het ontwikkelen, aanpassen en uitvoeren van gedragsveranderende interventies voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking. Landelijk Kenniscentrum LVB. 

Wolchick, S. A., West, S. G., & Sandler, I. N. (2000). An experimental evaluation of theory-based mother and mother-child programs for children of divorce. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 68(5), 843-856. 

Yperen, T. van, & Dronkers, F. (2010). Programma Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming. BPSW, Phorza, NIP, NVO. 

Zeanah, C. L., Berlin, L. J., & Boris, N. W. (2011). Practitioner Review: Clinical applications of attachment theory and research for infants and young children. The Journal of Child Psychology and Psychiatry, 52, 819- 833. 

ZonMw (2017a). Betere zorg bij conflictscheidingen. Minder versnipperde hulpverlening, meer aandacht ouders. Geraadpleegd op 22-10-2018, via https://zonmw.nl

ZonMw (2017b). Projecten op het thema (vecht)scheiding. Geraadpleegd op 26-10-2018, via https://www.zonmw.nl

ZonMw (2018). Eerste evaluatie jeugdwet. Na de transitie nu de transformatie. ZonMw. 

Zoon, M., & Anthonijsz, I. (2015). Van gekibbel tot (v)echtscheiding. Handreiking voor het inzetten van een preventie- en zorgarrangement. Nederlands Jeugdinstituut. 

Zwaap, J., Knies, S., Meijden, C. van der, Staal, P., & Heiden, L. van der (2015). Kosteneffectiviteit in de praktijk. Uitgebracht aan minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zorginstituut Nederland. 

Zwikker, M., Dale, D. van, Dunnink, T., Willemse, G., Rooijen, S. van, Heeringa, N., & Rensen, P. (2015). Erkenning van interventies, Criteria voor gezamenlijke kwaliteitsbeoordeling 2015-2018. RIVM, NJi, NISB, Trimbos instituut, Vilans, Movisie, NCJ. 

Zwikker, N., Haterd, J. van de, Hens, H., & Uijttenboogaart, A. (2009). Jeugdzorgwerker. Nederlands Jeugdinstituut.