3.1.1. Kinderrechten
Toelichting op de aanbeveling
-
Respecteer de rechten van kinderen, jongeren en hun naasten, zoals beschreven in het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK).
IVRK
Als professional werk je volgens de kinderrechten. Je houdt er rekening mee bij de jeugdhulp met verblijf en je handelt ernaar. Samen met collega-professionals zorg je voor bescherming, passende zorg en een veilige en stabiele vervangende thuisomgeving. Voorkom overplaatsingen zoveel mogelijk. Een uithuisplaatsing mag niet langer duren dan nodig en je eerste doel is in principe toewerken naar terugplaatsing.
Als een kind of jongere niet meer thuis kan wonen en jeugdhulp met verblijf nodig is, gelden er internationale regels. Een belangrijk kader is het IVRK (VN, 1989). Volgens dit verdrag hebben kinderen en jongeren recht op een gezonde en veilige leefomgeving, waarin hun belangen voorop staan (art. 3 IVRK). Deze richtlijn heeft bijzondere aandacht voor kinderrechten.
Bewegingsruimte voor kinderrechten
Kinderrechten zijn bedoeld om kinderen en jongeren te beschermen. Ze vragen aandacht voor hun behoeften en hun deelname aan de samenleving. Kinderen en jongeren moeten zich gehoord en betrokken voelen bij alles wat hen aangaat. Als professional heb je ruimte om zelf af te wegen hoe je professioneel handelen vorm te geven. Wetten, pedagogische richtlijnen en ethische kaders bepalen die bewegingsruimte. Kinderrechten horen daarbij altijd centraal te staan. Uit onderzoek blijkt dat professionals in de jeugdhulp met verblijf hun professionele ruimte onvoldoende benutten uit angst voor toezichthouders. Hierdoor betrekken ze kinderrechten te weinig in hun handelen (Höfte, 2024).
Zo thuis als mogelijk
Jeugdhulp met verblijf is erop gericht om kinderen en jongeren een vervangende thuisomgeving te bieden. Deze omgeving moet aansluiten bij hun behoeften en ontwikkeling. Kinderen en jongeren die niet volledig thuis op kunnen groeien zijn vaak extra kwetsbaar. Daarom is het belangrijk dat ze zich tijdens jeugdhulp met verblijf veilig voelen en zichzelf kunnen zijn. Dat bevordert hun welzijn (Holwerda et al., 2022). Dit concept staat bekend als 'zo thuis als mogelijk'. Toch kan een vervangende thuisomgeving nooit volledig gelijk zijn aan het echte thuis van een kind of jongere.
Als jeugdhulpverlener doe je je best om een vervangende thuisomgeving te creëren die de ontwikkeling van het kind of de jongere ondersteunt (Harder et al., 2020). Dit doe je als volgt:
- Maak met elke jongere individuele afspraken. Vermijd hierbij algemene regels voor iedereen.
- Werk met een klein, stabiel team van begeleiders die goed reageren op de jongeren en die hen uitgebreid kunnen ondersteunen.
- Help jongeren om zich te ontwikkelen. Dat doe je door te focussen op hun talenten en mogelijkheden. Geef ruimte voor autonomie, zingeving en competentie.
- Stimuleer en begeleid contact tussen jongeren onderling.
- Zorg voor structuur en voorspelbaarheid in je handelen. Dat bereik je door te zeggen wat je doet en te doen wat je zegt. Zo creëer je rust.
- Laat merken dat ouders, broers, zussen, vrienden en familie welkom zijn.
- Kijk of er voor de jongeren de mogelijkheid bestaat om voor een eigen huisdier te zorgen.
- Houd contact met de buurt. Geef jongeren de kans om zich betrokken te voelen, bijvoorbeeld door samen activiteiten te organiseren of mee te doen aan evenementen. Zo voelen ze zich geaccepteerd en versterken ze de band met buurtbewoners.
Een vervangende thuisomgeving, zoals beschreven in deze richtlijn, draagt bij aan het vervullen van de psychologische basisbehoeften van kinderen en jongeren. Door met kleine en stabiele teams te werken, stimuleer je verbondenheid. Afspraken op maat bevorderen autonomie, terwijl aandacht voor zingeving en persoonlijke groei bijdraagt aan de ontwikkeling van competenties (Leipoldt et al., 2022; Ryan & Deci, 2017).
Verdieping en onderbouwing
Uitwerking IVRK
Jongeren hebben het recht om bij hun ouders op te groeien (art. 9 IVRK), waarbij de ouders primair verantwoordelijk zijn voor de opvoeding en ontwikkeling van het kind (art 5 IVRK). De taak van de overheid is ouders bij de opvoeding passende ondersteuning te bieden (art. 18 lid 1 IVRK). Toch kan het noodzakelijk zijn om de jongere (tijdelijk) te scheiden van zijn ouders, bijvoorbeeld als dit noodzakelijk is om de veiligheid, ontwikkeling of behandeling van de jongere te garanderen (art. 9 IVRK).
Jeugdhulp met verblijf is een uiterst middel. Alleen als het niet anders kan, wordt jeugdhulp met verblijf ingezet. Het belang van het kind om een stabiele opvoedingssituatie te hebben, kan dan zwaarder wegen dan het recht van de jongere op bescherming van het gezinsleven. Voorafgaand aan dit besluit behoort een zorgvuldige afweging plaats te vinden. Belangrijk is dat jongeren en hun ouders betrokken worden bij de totstandkoming van dit besluit (art. 9 lid 2 en art. 12 IVRK).
Als jongeren (tijdelijk) niet in hun eigen gezin kunnen opgroeien, hebben zij op grond van artikel 20 IVRK recht op bijzondere bescherming en bijstand. De overheid moet ervoor zorgen dat ze passende alternatieve zorg krijgen. De jongere kan in een gezinshuis of een (kleinschalige) voorzieningen met een open of gesloten karakter verblijven. Het verblijf in een vervangende thuisomgeving, zoals een pleeggezin of gezinshuis heeft de voorkeur (art. 20 IVRK lid 2 en 3).
Het verblijf op een gesloten groep is een zware vorm van jeugdhulp met verblijf en kan alleen met een machtiging van de kinderrechter opgelegd worden. De voorwaarden zijn dat er sprake moet zijn van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen en dat het risico bestaat dat de jongere zich anders aan de jeugdhulp onttrekt of dat anderen dat doen (art. 6.1.1 Jw en verder). Voor het verblijf in de gesloten jeugdhulp geldt in het bijzonder artikel 37 IVRK, bescherming tegen onwettige of willekeurige vrijheidsbeneming. Vrijheidsbeneming geldt daarbij als ultimum remedium en kan alleen voor een zo kort mogelijke duur worden toegepast.
Artikel 20 lid 3 IVRK bepaalt dat bij een uithuisplaatsing rekening moet worden gehouden met de wenselijkheid van continuïteit in de opvoeding. Overplaatsingen moeten zo veel mogelijk worden vermeden (Guidelines on Alternative Care, 2009). Een wijziging van de verblijfplaats is voor jongeren een traumatische gebeurtenis. Het leidt tot stress dat ze iedere keer opnieuw een relatie met anderen moeten opbouwen en naar een andere school en sportclub gaan. Komen wijzigingen in de verblijfplaats vaker voor, dan kan dit leiden tot ernstige ontwikkelingsschade en lagere schoolprestaties en daaruit volgend gedragsproblemen, negatieve emotionaliteit en trauma (Eltink et al., 2025; Ziol-Guest & McKenna, 2014).
Het verblijf van de jongere dient periodiek en op maat geëvalueerd te worden door een multidisciplinair team (art. 25 IVRK). De evaluatie draagt bij aan het streven dat het verblijf en de eventuele noodzakelijke behandeling effectief en efficiënt verloopt met het oog op een goede terugkeer van het kind/de jongere naar het gezin waartoe die behoort en/of naar een eigen plaats in de samenleving.
Samengevat zijn de belangrijke uitgangspunten voor jeugdhulp met verblijf dat het een laatste middel is, zo licht mogelijk ingrijpt, zo dicht mogelijk bij huis wordt uitgevoerd, zo kort mogelijk maar zo lang als nodig duurt en in het belang van de jongere is. Professionals in de jeugdhulp werken samen met jongeren en hun ouders en betrekken hen actief bij de besluiten die hen aangaan.