Richtlijn
Kindermishandeling

Kernaanbevelingen
De kernaanbevelingen vormen een selectie uit alle aanbevelingen in deze richtlijn. Dit zijn aanbevelingen die minimaal moeten worden uitgevoerd om volgens de richtlijn te werken.
- Weet wat de belangrijkste, wetenschappelijk onderbouwde risicofactoren, beschermende factoren en signalen van kindermishandeling zijn. Maar besef ook dat deze factoren in ieder individueel geval anders werken en niet per se tot kindermishandeling hoeven te leiden.
- Praat met ouders en kinderen over de (vroegere, huidige en verwachte) veiligheid in het gezin. Stel hierover standaard, in ieder geval bij een intake, neutraal geformuleerde vragen aan ouders en kinderen.
- Overweeg altijd bij alles wat je als afwijkend, opvallend of zorgelijk opmerkt bij kinderen en hun ouders: kán hier sprake zijn van kindermishandeling? (Stap 0)
- Bij een vermoeden of verdenking van kindermishandeling: werk altijd in de geest van en volgens de Wet verplichte meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling.
- Ga bij een vermoeden of verdenking van kindermishandeling eerst na of er sprake is van een acuut onveilige of levensbedreigende situatie voor het kind en de eventuele broertjes of zusjes. Handel in dat geval direct: overleg met je leidinggevende / aandachtsfunctionaris / Veilig Thuis. Breng de volgende dingen in kaart (stap 1):
- De psychische gesteldheid van het kind.
- De lichamelijke gesteldheid van het kind (voor advies of consult kun je terecht bij het Landelijk Expertisecentrum Kindermishandeling, en bij het Centrum Seksueel Geweld).
- De beide ouders, als persoon (de Kindcheck) en als opvoeder; gebruik valide vragenlijsten voor de opvoedingskwaliteit.
- De omgeving van het kind en het gezin (sociaal netwerk).
- Raadpleeg collega’s, de aandachtsfunctionaris, andere professionals en Veilig Thuis, en werk met hen samen (stap 2).
- Praat zonder (voor)oordeel met ouders en kinderen en betrek hen in het hele proces, tenzij er gegronde redenen zijn om daarvan af te wijken (bijvoorbeeld in verband met veiligheid). Respecteer alle gezinsleden als individuen (stap 3 en alle andere stappen).
- Weeg alle (ongunstige en gunstige) factoren, de ernst en het risico. Blijf dit gedurende het gehele proces telkens weer doen bij nieuwe informatie en signalen. Gebruik het voor de beroepsgroep geldende afwegingskader (stap 4).
- Beslis nooit alleen. Neem twee beslissingen en handel vervolgens in lijn met deze beslissingen (stap 5):
- Is melden noodzakelijk? Dit is het geval als er sprake is van acute of structurele onveiligheid.
- Is hulp verlenen of organiseren (ook) mogelijk?
- Bied ouders met een verhoogd risico op kindermishandeling een opvoedingsondersteunend programma aan dat zich richt op:
- het vergroten van het competentiegevoel bij ouders;
- het bijsturen van verwachtingen die ouders over de opvoeding hebben;
- het vergroten van hun opvoed- en persoonlijke vaardigheden;
- het behandelen van of leren omgaan met ggz-problematiek bij ouders en/of kind.
- Wanneer er sprake blijkt van kindermishandeling:
- Maak een veiligheidsplan om kindermishandeling te stoppen en de veiligheid in het gezin te herstellen en te bevorderen. Werk met het hele gezin en het sociale en professionele netwerk aan het gemeenschappelijke hoofddoel (veiligheid) via concrete en haalbare doelen. Versterk de positieve krachten van het gezin. Werk zoveel mogelijk met goed onderbouwde interventies en programma’s.
- Ga na welke hulp de ouders en het kind nodig hebben, gericht op de eigen (psychiatrische en psychosociale) problemen. Zie ook de richtlijn Traumagerelateerde problemen en de richtlijn Problematische gehechtheid.
- Spreek altijd expliciet met de betrokken professionals, ouders en jongere af wie de regie heeft over de hulp aan het gezin.
- Geef kinderen vanaf ongeveer 8 jaar (of jonger, afhankelijk van ontwikkelingsleeftijd) minimaal psycho-educatie die het kind onder meer ‘ontschuldigt’ en uitlegt dat ieder kind recht heeft op veiligheid.
- Bied kinderen die getuige zijn geweest van geweld in huis een gerichte interventie aan, ingebed in een gezinsgericht programma.
- Bied kinderen wanneer nodig aanvullend individuele traumabehandeling aan.
- Bied ouders bij kinderverwaarlozing de volgende hulpvormen (gelijktijdig) aan:
- Hulp gericht op opvoedvaardigheden.
- Hulp gericht op het vervullen van de basisbehoeften van kinderen.
- Hulp gericht op de eigen (psychiatrische en psychosociale) problemen.
- Blijf kritisch de veiligheid van het kind monitoren, plus de effecten van de ingezette interventies of methodieken.
- Blijf leren en je ontwikkelen in de benodigde competenties (kennis, attitude, vaardigheden) en vraag om randvoorwaarden (bv. scholing, ‘practice leadership’) die deze ontwikkeling mogelijk maken.