Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Scheiding
Jongere

Gevolgen van scheiden

Toelichting op de aanbeveling

  • Neem kennis van de belangrijkste gevolgen van ouderlijke scheiding voor de kinderen. Onderscheid hierbij de verschillende leeftijdscategorieën en bijbehorende ontwikkelingstaken. 

De belangrijkste gevolgen van een scheiding voor kinderen en jongeren zijn op korte termijn: 

  • Emotionele problemen, zoals depressieve gevoelens, stress, loyaliteitsproblemen, gevoelens van angst, identiteitsproblemen en een laag zelfbeeld.
  • Gedragsproblemen met agressie, criminaliteit, vandalisme, en riskante gewoonten, zoals roken, blowen, drugs- of alcoholgebruik.
  • Problemen met vriendschappen.
  • Een zwakkere band met de ouders, vooral met de vader.
  • Problemen op school, zoals lagere cijfers, concentratieproblemen en spanningen in het contact met andere leerlingen.
  • Lichamelijke problemen, zoals hoofdpijn, buikpijn, slaapproblemen en stressklachten. 

Weet dat ook baby’s en heel jonge kinderen ernstige gevolgen van een ouderlijke scheiding kunnen ondervinden. De meest concrete voorbeelden hiervan zijn hechtingsproblemen en angstproblemen, zoals separatieangst en scheidingsangst. Ook problemen tussen de ouders over de erkenning van hun kind, het gezamenlijk gezag en de zorg- en omgangsregeling kunnen negatieve effecten hebben.

Bij 20 procent van de kinderen die een scheiding meemaken, blijven de problemen voortduren. Bij ongeveer 80 procent gaat het na zo’n twee jaar weer goed. 

Op de lange termijn zijn de belangrijkste gevolgen van een ouderlijke scheiding: 

  • Een lager eindniveau van de opleiding.
  • Een lager inkomen.
  • Een hoger risico om zelf later te scheiden.
  • Een groter risico op een depressie, en meer behoefte aan hulpverlening.
  • Een zwakkere band met de ouders (Amato, 2001). 

Leeftijdsverschillen 

De mogelijke gevolgen van een scheiding kunnen per leeftijdsfase verschillen. De ernst van de problemen na een scheiding hangt niet samen met de leeftijd, maar de manier waarop kinderen en jongeren reageren op een ouderlijke scheiding verschilt wel per levensfase. 

Het is belangrijk om gedrag dat hoort bij de normale ontwikkeling in een bepaalde leeftijdsfase, niet te verwarren met gedrag dat samenhangt met de scheiding. In de onderbouwing en verdieping vind je een overzicht van de normale ontwikkeling per leeftijdsfase. Leg tijdens gesprekken met ouders duidelijk uit welke ontwikkelingstaken bij een bepaalde leeftijdsfase horen.  

Leeftijdsverschillen 

De beschrijving per leeftijdscategorie komt uit onder andere Kind en Echtscheiding (Singendonk & Meesters, 2018). 

Baby’s en dreumesen  

Kinderen van 0 tot 2 jaar hebben vooral behoefte aan lichamelijke en emotionele veiligheid en een vast ritme. Stress, spanning en onveiligheid kunnen op de korte termijn zorgen voor problemen met huilen, slapen en eten en op de lange termijn hechtingsproblemen. Vanaf ongeveer het eerste levensjaar kunnen kinderen tijdelijk wat meer eenkennig zijn. Ze moeten nog het vertrouwen ontwikkelen dat de ouder die weggaat ook weer terugkomt. Beschermende factoren zijn een goede afstemming tussen de ouders, bijvoorbeeld over de dagelijkse zorg, de opvoeding en vaste gewoontes. Ook is het belangrijk dat ouders voldoende emotioneel aanwezig zijn en goed reageren op de behoeften van hun kind. 

Peuters

Kinderen van 2 tot 4 jaar hebben het nodig dat ouders hen geruststellen en veiligheid geven. Daar hoort ook de behoefte aan leiding en grenzen bij, onder andere met opvoedrituelen. Kinderen maken zich langzaam meer los van hun ouders en ontwikkelen hun zelfstandigheid door ontdekkend spel. Ouders kunnen hier gemengde gevoelens over hebben en bang zijn het kind te verliezen. Dit proces kan kinderen in hun ontwikkeling hinderen.  

Het is normaal dat peuters een periode meer eenkennig, emotioneler of angstiger zijn dan eerder. Daarnaast kunnen zij een periode terugvallen in gedrag of gevoelens van een eerdere periode. Het helpt als ouders samen bepalen hoeveel structuur en welke regels hun kind nodig heeft. De kans op problemen in de ontwikkeling is groter wanneer ouders in scheiding ‘lastig’ gedrag van peuters tot een strijd maken. Lastig gedrag hoort vaak bij de normale ontwikkeling, zoals magische angst, nachtmerries en verlatingsangst. Deze angsten nemen toe bij problemen tussen ouders na een scheiding.  

Kleuters en jonge basisschoolkinderen  

Kinderen van 4 tot 8 jaar ontwikkelen onder andere hun sociale vaardigheden en zelfredzaamheid. Ook vindt de ontwikkeling van het geweten en het moreel besef plaats; hun begrip en naleving van regels neemt toe. Bij kleuters kunnen conflicten of stress bij een ouderlijke scheiding zorgen voor terugval in bijvoorbeeld fantasie en magisch denken. Kleuters begrijpen de oorzaak van de scheiding nog niet en leggen de schuld bij zichzelf. Heeft een kind een gebrekkige band met een ouder, of zoekt het juist te veel diens nabijheid, dan kan dat de zelfstandigheid en de ontwikkeling van een eigen identiteit in de weg staan en loyaliteitsproblemen veroorzaken. Het helpt als ouders de sociale vaardigheden van hun kinderen stimuleren, hun toenemende zelfstandigheid begeleiden en hun kinderen tegelijkertijd vertrouwen en veiligheid bieden. Ouders zijn rolmodel. Zij kunnen laten zien hoe je rekening houdt met anderen en conflicten oplost. 

Schoolkinderen  

Kinderen van 8 tot 12 jaar ontwikkelen vriendschapsrelaties en zelfvertrouwen en leren zich gaandeweg beter in een ander te verplaatsen. Maar ze lopen ook het risico dat ze zich te veel zorgen maken om hun ouders, zich te veel aanpassen en ouders tevreden willen stellen. Ook parentificatie (zorgen voor de ouder) kan voorkomen, net als driftbuien en gevoelens van afwijzing.  

Daarnaast kunnen de problemen rond de scheiding het leerproces en de schoolprestaties verstoren. Veel veranderingen, zoals nieuwe partners, verhuizingen, schoolwisselingen, enzovoorts, kunnen dit verergeren. Kinderen begrijpen waarom ouders scheiden, maar hebben het er emotioneel moeilijk mee. Ze kunnen zich door hun ouders in de steek gelaten voelen en worstelen met tegenstrijdige gevoelens naar beide ouders. Toch ontwikkelen schoolkinderen langzamerhand bepaalde manieren (copingmechanismen) die hen beter leren omgaan met conflicten tussen hun ouders. Langzamerhand worden ouders minder het centrum van hun bestaan, en het is een opvoedingstaak van ouders om dit aan te moedigen.  

Pubers en adolescenten

Kinderen van 12 tot 18 jaar ontwikkelen een identiteit, groeien naar zelfstandigheid en ontwikkelen hun seksualiteit. Daarnaast nemen zij steeds meer afstand van hun ouders en kunnen zij hierdoor ook buiten het gezin de ondersteuning halen. Het risico bij een scheiding is dat het kinderen (deels) ontbreekt aan een positief voorbeeld van een ouderlijke relatie. Dat kan hun eigen intimiteitsontwikkeling in de weg staan.  

Ook ontstaan er regelmatig problemen rond nieuwe partners van de ouder(s). Verder bestaat een verhoogde kans op verminderde schoolprestaties, riskant gedrag en versneld afstand nemen van de ouders of hen zelfs moreel afkeuren. Verder kunnen pubers zich gaan verzetten tegen de zorg- en omgangsregeling, omdat de complexiteit van hun leven toeneemt en wisselingen soms moeilijker zijn in te passen.  

Adolescenten kunnen last hebben van negatieve gevoelens, maar deze soms ook juist ontkennen, verdringen of wegbluffen. Ook kunnen adolescenten zich te veel aanpassen aan de ouder(s), waardoor er spanning ontstaat in de relatie met beide ouders en beredeneren ze hun emoties soms sterk in plaats van ze te uiten. De opvoedingstaak van ouders van pubers en adolescenten is stabiliteit, rust, steun en een veilige basis geven, maar ook grenzen stellen en hun kinderen begeleiden.  

Daarnaast geldt ook in deze fase dat ouders een rolmodel zijn voor hun kind. Voor ouders kan het een uitdaging zijn om de groeiende onafhankelijkheid van hun kind te accepteren en de balans tussen vasthouden en loslaten te bewaken. In de omgang met (morele) uitingen van pubers is het belangrijk dat ouders inlevingsvermogen en geduld laten zien, wat rond een scheiding niet altijd makkelijk is. 

Gescheiden opgroeien van broers of zussen

Er is weinig onderzoek gedaan naar de gevolgen van het gescheiden opgroeien van broers en/of zussen. Wel blijkt dat broer- en zusrelaties beschermend kunnen werken tegen ontwikkelingsproblemen en dat zij steun kunnen vinden in gedeelde ervaringen (o.a. Van Berkel & Buist, 2017).

Volgens het CBS (2018a) gaat het bij ouderlijke scheidingen met minderjarigen in ongeveer 38 procent om gezinnen met één kind, in ongeveer 46 procent om gezinnen met twee kinderen en in ongeveer 16 procent om gezinnen met drie of meer kinderen. Onderzoek maakt duidelijk (Spruijt & Kormos, 2014) dat ongeveer 66 procent van de kinderen na de scheiding bij hun moeder woont, ongeveer 7 procent bij hun vader en ongeveer 27 procent afwisselend bij moeder en vader (co-ouderschap). 

Uit de praktijk blijkt dat broers en zussen meestal niet worden gescheiden. Wel lijkt het iets meer voor te komen wanneer kinderen in de pubertijd komen en meer behoefte krijgen om de zorg- en omgangsregeling aan te passen aan hun eigen schema en afspraken. Het is te verwachten dat het aantal broers en zussen dat na een scheiding bij verschillende ouders opgroeit niet stijgt, omdat er meer co-oudergezinnen na scheiding zijn (o.a. Poortman & Van Gaalen, 2017). Aan de andere kant is het risico daarop juist wél groter bij complexe scheidingen, wanneer kinderen onderdeel zijn van de strijd tussen ouders en gelijkwaardig ouderschap soms uitmondt in ‘gelijk verdelen van de kinderen’. Dat geldt ook in situaties waarbij één of meer kinderen bij één ouder gaan wonen, en een ander kind uit gevoelens van zorg of loyaliteit kiest om bij de andere ouder te wonen.

Nieuw samengestelde gezinnen

De ouderlijke scheiding is voor kinderen al een moeilijke periode maar het vormen van een samengesteld gezin kan nóg meer stress veroorzaken dan de scheiding zelf (Gelatt et al., 2010). Kinderen vinden dat zij te weinig tijd krijgen om de scheiding te verwerken en te wennen aan de nieuwe volwassene in het gezin. Zij zeggen vaak dat de nieuwe partner zich te veel en te snel bemoeit met de opvoeding. Ook moeten zij de aandacht van hun ouder delen met de nieuwe partner. Ten slotte komt het in stiefgezinnen vaak voor dat er verschillende opvoedstijlen zijn, waarbij er onvoldoende communicatie over deze verschillen plaatsvindt (Haverkort et al., 2012; Haverkort & Spruijt, 2012). 

Uit onderzoek in Vlaanderen en Nederland (Vanassche et al., 2011; Spruijt & Kormos, 2010) blijkt dat ongeveer 60% van alle kinderen na een scheiding in een stiefgezin woont. In Nederland gaat het om ongeveer 200.000 stiefgezinnen. Veel kinderen wonen als ze bij de uitwonende ouder zijn ook samen met de nieuwe partner (parttime stiefgezinnen).