
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Toelichting op de aanbevelingen
-
Werk altijd conform de wet.
-
Handel bij vermoedens van kindermishandeling (waaronder seksueel misbruik) volgens de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
Voor deze richtlijn, het thema seksualiteit en jouw handelen als jeugdprofessional gelden de volgende algemene wetten als uitgangspunt:
Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind
Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) is van toepassing op personen jonger dan 18 jaar. Het verdrag stelt onder andere dat het kind beschermd moet worden tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of misbruik, inclusief seksueel misbruik, seksuele uitbuiting en lichamelijke en geestelijke verwaarlozing (Art. 19 IVRK). De overheid moet zorgdragen voor wet- en regelgeving om kinderen en jongeren te beschermen tegen seksueel misbruik en seksuele exploitatie (Art. 34 IVRK):
- Kinderen en jongeren die slachtoffer zijn geworden van (seksueel) geweld hebben recht op passende zorg en bijstand (Art. 39 IVRK).
- Kinderen en jongeren hebben recht op informatie. Ook hebben zij er recht op om hun mening in te brengen en serieus genomen te worden bij alle beslissingen die hen aangaan (Art. 17 IVRK en Art. 12 IVRK). Betrokkenen moeten serieus naar de mening van het kind of de jongere luisteren en terugkoppelen wat ze met hun mening gedaan hebben.
- Kinderen en jongeren hebben recht op (bescherming van) hun privacy (Art. 16 IVRK).
- De ouders of voogd hebben de eerste verantwoordelijkheid voor de opvoeding en ontwikkeling van het kind of de jongere (Art. 5 IVRK en Art. 18 IVRK).
- De rechten en plichten uit het verdrag moet je in onderlinge samenhang zien. Het is een concretisering van het belang van het kind of de jongere. Hun belang (Art. 3 lid 1 IVRK) staat centraal. Dit houdt in dat bij iedere beslissing die een kind of jongere raakt hun belang de eerste overweging moet zijn.
Samengevat zijn de kinderrechten die betrekking kunnen hebben op seksualiteit en seksueel gedrag:
- een centrale rol voor het belang van het kind of de jongere bij iedere beslissing
- recht om een eigen mening te geven
- recht op privacy
- recht op bescherming tegen geweld
- recht op (seksuele) gezondheid en gezondheidszorg
- recht op bescherming tegen seksueel misbruik
- recht op passende zorg voor slachtoffers van geweld
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
In het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) staat onder andere dat iedereen, ongeacht achtergrond of problematiek, recht heeft op een gezonde en veilige seksuele ontwikkeling als onderdeel van de algehele ontwikkeling. Deze rechten sluiten aan bij de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM).
De belangrijkste seksuele en reproductieve rechten van elk mens zijn:
- De hoogst haalbare standaard van seksuele gezondheid, inclusief toegang tot voorzieningen (anticonceptie, veilige abortus, seksuologische hulp etc.).
- Toegang tot en het ontvangen van betrouwbare informatie en voorlichting over seksualiteit.
- Seksuele en relationele vorming.
- Vrije partnerkeuze.
- Respect voor lichamelijke integriteit.
- Het besluit om wel of niet seksueel actief te zijn.
- Seksuele relaties met wederzijdse instemming.
- Een huwelijk met wederzijdse instemming (in Nederland geldt hiervoor 18 jaar als minimumleeftijd).
- Bescherming tegen seksuele exploitatie en seksueel misbruik.
- Het besluit om wel of geen kinderen te willen en wanneer.
- Het nastreven van een bevredigend, veilig en plezierig seksleven.
Een verantwoorde naleving van deze rechten houdt in dat iedereen de rechten van de ander respecteert.
Jeugdwet
In de Jeugdwet (2015) staan de wettelijke taken voor gemeenten op het gebied van jeugdhulp en jeugdbescherming. Evenals verplichtingen voor aanbieders van jeugdhulp en voor jeugdhulpverleners, zoals de geheimhoudingsplicht, dossierplicht en meldrechten. Naast de Jeugdwet geldt de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) voor jeugdhulpverleners die op de gezondheid gerichte diensten verrichten, zoals behandeling, begeleiding en diagnostiek. De bepalingen in hoofdstuk 7 van de Jeugdwet zijn bijna identiek aan de WGBO.
Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
De Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (2013) (zie ook de richtlijn Kindermishandeling) verplicht alle professionals die met ouders en kinderen werken om een meldcode over huiselijk geweld en kindermishandeling vast te stellen en het gebruik daarvan te bevorderen. Een meldcode is een vijfstappenplan waarin staat wat een professional moet doen bij een vermoeden van huiselijk geweld (waaronder partnergeweld) of kindermishandeling.
De wet schrijft voor dat een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling minimaal de volgende stappen bevat:
- In kaart brengen van de situatie (signalen, risico- en beschermende factoren).
- Overleggen met Veilig Thuis, collega’s en interne en externe deskundigen (bijvoorbeeld voor letselduiding).
- Praten met kind en ouders.
- Wegen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling (met het afwegingskader) en bij twijfel: Veilig Thuis raadplegen.
- Beslissen:
- is melden noodzakelijk?
- is hulp verlenen of organiseren (ook) mogelijk?
Per 2019 is de wet verbeterd met een afwegingskader in de stappen 4 en 5. De professionele norm is nu om melding te doen bij Veilig Thuis als er vermoedens zijn van ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling (en bijvoorbeeld seksueel misbruik), dat wil zeggen wanneer vermoedens bestaan van acute of structurele onveiligheid. Om te bepalen of daar sprake van is, volg je het afwegingskader in de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2018). Ook onderbouw je zorgvuldig de afweging om wel of geen melding te doen. Zie ook de handreiking Participatie van kinderen in de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2018).
Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bevat regels voor de kwaliteit van de zorgverlening en beschermt cliënten tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door zorgverleners. Als zorgverlener kun je je in het BIG-register laten registreren als je voldoet aan de wettelijke opleidingseisen voor je beroep. Met een BIG-registratie mag je je beroepstitel gebruiken en val je onder het tuchtrecht.
Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst
De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek) is van toepassing op geneeskundige handelingen die rechtstreeks betrekking hebben op personen (patiënten) en die als doel hebben hen van een ziekte te genezen, te voorkomen dat ze een ziekte krijgen, hun gezondheidstoestand te beoordelen of hun verloskundige zorg te geven (Art. 7:446 BW). Hieronder vallen ook bijbehorende handelingen, zoals het verplegen en verzorgen van personen voor een geneeskundige behandeling. De patiënt heeft een aantal rechten waar je je als hulpverlener aan moet houden, zoals de informatieplicht, toestemmingsvereiste voor onderzoek en behandeling, dossierplicht en geheimhoudingsplicht. De bepalingen in de WGBO zijn vrijwel identiek aan die in de Jeugdwet. Als je als jeugdprofessional zorg levert in de zin van geneeskundige behandeling, is naast de Jeugdwet ook de WGBO van toepassing.
Algemene verordening gegevensbescherming
In de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) – de opvolger van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) – staan een aantal algemene plichten om zorgvuldig om te gaan met gegevens over personen, van het verzamelen en bewaren tot het vernietigen van gegevens. De verplichtingen rond beheer en instandhouding van de persoonsgegevens liggen bij de verantwoordelijke (doorgaans het management of bestuur van een organisatie). Organisaties moeten kunnen aantonen dat ze voldoen aan de AVG.
Wetboek van Strafrecht (WvSr)
Zie Randvoorwaarden voor de relevante uitgangspunten uit het Wetboek van Strafrecht.