
Seksuele ontwikkeling 0-6 jaar
Toelichting op de aanbeveling
-
Weet globaal hoe de seksuele ontwikkeling van kinderen in de leeftijdsgroep 0-6 jaar verloopt. Gebruik deze kennis in de proactieve begeleiding, voorlichting en adviezen voor kinderen en hun ouders.
Lichaam en zelfbeeld
In de eerste levensjaren groeit en ontwikkelt een kind snel, zowel lichamelijk als sociaal-emotioneel. Op peuterleeftijd ontdekt een kind dat het een eigen individu is met een eigen wil.
De basis van een gezond lichaams- en zelfbeeld wordt gelegd in een veilige gehechtheidsrelatie tussen ouder en kind. In het eerste levensjaar komt de gehechtheidsrelatie tot stand door allerlei dagelijkse interacties (Ainsworth, 1978; Bowlby, 1982). De ouder reageert op huilen en lachen, geeft het kind te eten, doet het in bad, troost of kalmeert het, verschoont luiers, en speelt met het kind. Vooral de manier waarop de ouder diens reacties afstemt op de signalen van het kind (ook wel ‘sensitiviteit’ genoemd) is bepalend voor een veilige relatie (Pederson et al., 1998).
Seksuele gevoelens
Kinderen vanaf 15 maanden kunnen seksuele responsen vertonen, zoals blozen, zweten en een verhoogde ademhaling. Jongetjes kunnen een erectie krijgen; hier zijn geen volwassen seksuele gevoelens aan gekoppeld. Vanaf 4 jaar kunnen kinderen gevoelens van verliefdheid omschrijven (De Graaf & Rademaker, 2003).
Confrontatie met seksuele beelden
Over de effecten van confrontatie met seksuele beelden en beelden van seksuele opwinding (in het echt en via de media) op jonge kinderen (0-6 jaar) is weinig bekend. Aangenomen wordt dat peuters en kleuters seksueel getinte beelden anders interpreteren dan volwassenen. Mogelijk interpreteren jonge kinderen seksuele opwinding of seksueel getinte beelden als ruzie of agressie (Nikken, 2007).
Seksueel gedrag
Aanraken en stimuleren van eigen geslachtsdelen
De eigen geslachtsdelen aanraken hoort bij een gezonde seksuele ontwikkeling van kinderen van 0-6 jaar en is niet schadelijk voor het kind. Jonge kinderen ontdekken hun lichaam en dus ook hun geslachtsdelen. Zo leren ze spelenderwijs hun eigen lichaamsdelen kennen en ervaren ze wat zij prettig en niet prettig vinden. Stimulatie van de eigen geslachtsdelen kan ook voorkomen in het bijzijn van anderen (zie ook ‘Seksueel spel: contact tussen kinderen’ hieronder).
Interesse in geslachtsdelen van anderen
De interesse in geslachtsdelen van anderen maakt deel uit van een gezonde seksuele ontwikkeling en loopt synchroon met de genderidentiteitsontwikkeling. Jongens en meisjes onderzoeken vanaf 2 jaar bij welke sekse ze horen (De Graaf & Rademaker, 2007).
Blote mensen bekijken en geslachtsdelen aan anderen laten zien hoort op deze jonge leeftijd bij een gezonde seksuele ontwikkeling en is niet schadelijk. Vanaf een jaar of 3 kunnen kinderen leren dat het niet in elke situatie wenselijk of acceptabel is om de eigen geslachtsdelen aan anderen te laten zien.
Aanraken van andermans geslachtsdelen
Andermans geslachtsdelen aanraken komt veel voor en hoort bij een gezonde seksuele ontwikkeling. Ouders bepalen wat zij een acceptabele grens vinden voor dit gedrag – naast de criteria van het Vlaggensysteem. Als jeugdprofessional vraag je door om feitelijk gedrag te achterhalen.
Seksueel spel: contact tussen kinderen
Seksueel contact tussen kinderen onderling heet ook wel seksueel spel. Dit komt voor vanaf ongeveer 2 jaar (De Graaf et al., 2004; De Graaf & Rademaker, 2007). Een bekend voorbeeld is doktertje spelen. Vanaf een jaar of 4-6 speelt dit spel zich vaker af buiten het gezichtsveld van volwassenen (De Graaf & Rademaker, 2007). Over het algemeen draagt seksueel spel tussen kinderen bij aan een gezonde genderidentiteitsontwikkeling, en aan de ontwikkeling van een gezond lichaamsbeeld en lichaamsbesef. Tongzoenen, geslachtsgemeenschap imiteren en andermans geslachtsdelen met de mond aanraken zie je niet vaak bij jonge kinderen (De Graaf & Rademaker, 2003). Als het wel voorkomt, betekent dat nog niet direct dat het zorgwekkend is. Gedrag dat niet veel voorkomt kán echter een signaal zijn dat er andere problemen spelen. Overleg bij twijfel met een gedragswetenschapper of consulent/aandachtsfunctionaris over het gedrag en de mate van zorg. En bepaal samen welke vervolgstappen nodig zijn om het gedrag te kunnen duiden, bijvoorbeeld gedragspatronen observeren en nadere diagnostiek. Soms hebben kinderen extra informatie nodig of een andere aanpak. Ook kunnen ouders moeite hebben om hun kind bij te sturen.
Ontwikkeling genderidentiteit
De genderidentiteit van een kind kan zich uiten in zichtbaar jongensachtig of meisjesachtig gedrag; bijvoorbeeld door haardracht, kleding, voorkeur voor spelletjes en voorkeur voor speelgoed (De Graaf et al., 2004). Ook ontdekken kinderen op deze leeftijd dat de geslachtskenmerken van jongens en meisjes verschillen. Stereotypisch of atypisch gendergedrag van jonge kinderen hoeft nog niets te zeggen over hun genderidentiteit. Wat mensen als een ‘gezonde’ genderspecifieke ontwikkeling zien, verschilt per cultuur.
Seksuele oriëntatie
De ontwikkeling van de seksuele identiteit is een doorlopend proces. De seksuele oriëntatie van een kind (bijvoorbeeld heteroseksueel, lesbisch, homoseksueel of biseksueel) wordt pas duidelijk aan het begin van de puberteit. Kinderen in de leeftijd van 0-6 jaar geven nog geen relevante signalen af die wijzen op een bepaalde seksuele oriëntatie.
To do’s 0-6 jaar:
- Leer kinderen vanaf jonge leeftijd dat het geslachtsdeel een normaal onderdeel van het lichaam is en dat je erover kunt praten. Als jeugdprofessional kun je dit belang met ouders bespreken.
- Speel samen met de ouders een ondersteunende rol. Geef het kind een kader en leg uit wat het gezien heeft (bijvoorbeeld als het kind volwassenen per ongeluk heeft zien vrijen). Zo voorkom je onder andere angstgevoelens.
- Leer kinderen vanaf 2-3 jaar samen met de ouders dat het niet in elke situatie wenselijk of acceptabel is om de eigen geslachtsdelen in het bijzijn van anderen aan te raken, en waarom dit zo is. Hou daarbij rekening met het ontwikkelingsniveau van het kind.
- Leer het kind samen met de ouders sociale regels. Benoem bepaald gedrag, begrens dat en leg uit waarom jullie het begrenzen. Voor een gezonde seksuele ontwikkeling is het belangrijk om kinderen soms te begrenzen. Op die manier leren kinderen normen, waarden en sociale regels (Frans & Franck, 2014).
- Overleg bij twijfel met een gedragswetenschapper of consulent/aandachtsfunctionaris over het gedrag en de mate van zorg. En bepaal samen welke vervolgstappen nodig zijn om het gedrag te kunnen duiden, bijvoorbeeld gedragspatronen observeren en nadere diagnostiek.
- Het is belangrijk dat je als ouders en jeugdprofessionals niet veroordelend reageert op het uitproberen van genderrollen, maar het kind ondersteunt en diens gevoelens serieus neemt. Zo voorkom je emotionele en sociale problemen (Heatherington & Lavner, 2008; Peate, 2008; Tharinger & Wells, 2000).