Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Stemmingsproblemen
Twee jongeren

Kernaanbevelingen

  1. Breng voor elke jeugdige in kaart welke risico-, instandhoudende en beschermende factoren van invloed zijn op het ontstaan en verergeren van stemmingsproblemen.
  2. Houd bij het signaleren en vaststellen van stemmingsproblemen rekening met de fase van ontwikkeling waarin het kind zich bevindt. Signalen van sombere of verdrietige stemmingen, prikkelbaarheid of verlies van interesse zijn meestal goede voorspellers van stemmingsproblemen.
  3. Screen kinderen die binnen hoogrisicogroepen vallen en/of die een ernstige levensgebeurtenis hebben meegemaakt altijd op stemmingsproblemen aan de hand van een gevalideerd screeningsinstrument met goede psychometrische eigenschappen.
  4. Bevraag kinderen zelf bij het screenen op stemmingsproblemen. Bevraag ook hun ouders.
  5. Gebruik een gevalideerde vragenlijst met goede psychometrische eigenschappen om de problematiek in kaart te brengen, zoals bijvoorbeeld: de Youth Self Report (YSR), de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ), de S-PSY (Screeningsinstrument PSYchische stoornissen), de Child Depression Inventory (CDI), de Child Behavior Checklist (CBCL) en/of de Teacher Report Form (TRF).
  6. Wees erop bedacht dat stemmingsproblemen kunnen verergeren of kunnen schommelen. Evalueer de ernst van de problematiek en het resultaat van de interventies steeds weer opnieuw om verergering van de problematiek tijdig vast te kunnen stellen.
  7. Raadpleeg bij ernstige stemmingsproblemen en bij stemmingsstoornissen de huisarts of de gespecialiseerde zorg over een verwijzing en/of samenwerking. Hoe ernstiger de problematiek, hoe sneller er gehandeld moet worden.
  8. Schakel de huisarts of gespecialiseerde hulp in bij comorbiditeit, bipolaire problematiek en/of wanneer je inschat dat je eigen inzet binnen de jeugdhulp en -bescherming te weinig resultaat geeft. Vraag bij twijfel om collegiaal advies van de gespecialiseerde hulp.
  9. Houd bij stemmingsproblemen altijd rekening met suïcidedreiging. Gedachten aan suïcide worden niet altijd geuit en signalen kunnen subtiel zijn. Neem signalen van een dreigende suïcide altijd serieus en wees alert op deze signalen.
  10. Leg bij stemmingsproblemen de aanbevolen hulpmogelijkheden voor. Ga uit van passende en bij voorkeur erkende interventies. Bespreek de voor- en nadelen van deze opties en ga na welke voorkeuren ouders en kinderen hebben. Leg uit dat de hulp zo snel mogelijk moet worden ingezet – hoe eerder, hoe beter. Betrek zo mogelijk ook de ouders bij de interventie.
  11. Betrek waar mogelijk de omgeving van het kind bij de hulp en/of de behandeling. Denk hierbij aan het gezin en de school.
  12. Draag bij aan de samenwerking en afstemming binnen het netwerk van hulpverleners rondom kinderen, door overdracht van sleutelinformatie en door afspraken over terugvalpreventie.