Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Toekomstgericht werken
Groep jongeren

4.1.4. Netwerk ondersteunen en versterken

Toelichting op de aanbeveling

  • Ondersteun en versterk waar mogelijk de (pleeg)ouders/verzorgers van de jongere in hun rol, vooral door hen serieus te nemen en uit te gaan van hun sterke kanten. Neem daarbij als uitgangspunt het perspectief van de jongere op de relatie met hen. En ken de juridische kaders waarmee je werkt. Voor verschillende leeftijden gelden verschillende regels voor de privacy van de jongere en voor wat je wel en niet mag delen met ouders/verzorgers. 

Communiceren met ouders 

Een goede samenwerking van de jeugdprofessional met de ouders of verzorgers kan een positief effect hebben op de relatie tussen ouders en jongere en op de overgang naar volwassenheid. Het is belangrijk effectief met ouders te communiceren, hun positie als ouders te erkennen en daar goed op aan te sluiten, en op zoek te gaan naar hun sterke kanten. Zo ondersteun en versterk je hen bij het invullen van hun ouderlijke verantwoordelijkheden. Tegelijkertijd is het van belang de autonomie van de jongere te respecteren. Ook als het gaat om het bespreken en delen van informatie met ouders. Bij weerstand van jongeren om ouders te betrekken, kan het helpen om te spiegelen.   

Een professional uit de klankbordgroep zegt hierover: “Vraag bijvoorbeeld: ‘Als jij zelf kinderen zou hebben, wat zou je dan als ouder minimaal willen weten over je kind?’ Daarmee laat je zien waarom het contact met ouders belangrijk is op sommige punten. Het is ook belangrijk om de weerstand te begrijpen. En om aan jongeren uit te leggen dat zij in sommige gevallen ‘overruled’ moeten worden. Bijvoorbeeld als er suïcide dreigt. Dan leg je wel contact met de ouder, ook al wil de jongere dit niet.”

Contact met ouders bij een residentiële plaatsing 

Als een jongere in een residentiële setting verblijft, gaat deze daarna mogelijk weer naar huis. Het is dan extra belangrijk om een relatie op te bouwen met de ouders, of te verkennen wat nodig is om de relatie te verbeteren. Inherent aan goede hulpverlening in een residentiële setting is dat er al contact met de ouders is opgebouwd rond de behandeling. Bij toekomstgericht werken kun je op dit contact voortbouwen.  

Juist als er niet of nauwelijks contact tussen de jongere en diens ouders is, is het belangrijk om er aandacht aan te besteden. Ouders blijven belangrijk in het systeem van de jongere die niet thuis woont. Dankzij de afstand van de residentiële setting kan soms de ruimte ontstaan om te reflecteren op de relatie, en een begin ontstaan voor herstel van de relatie. Als de jongere duidelijk aangeeft dat de relatie met de ouder(s) niet positief is, of contact verstorend is, respecteer dit standpunt dan en onderzoek welke factoren belemmerend of juist helpend zijn. Ga na onder welke voorwaarden contact met de ouders wel of niet mogelijk is.  

In de verdieping en onderbouwing lees je meer over het samenwerken met ouders in het geval van een lvb. Ook vind je hier de juridische richtlijnen voor het delen van informatie.

Dit helpt om de aanbeveling in praktijk te brengen: 

  • Bespreek vanaf het begin met de jongere hoe de relatie met de ouders is en zet in op samenwerking. Hierbij is (de ervaring van) de jongere leidend. Waar het moeilijk gaat, kijk je toch naar wat mogelijk is, ook in verband met de mogelijke terugkeer naar huis.  
  • Houd daarbij rekening met wettelijke kaders en bespreek met de jongere duidelijk welke informatie je deelt met ouders (zie hiervoor ook het kennisdossier Van jeugd naar volwassenheid van het Nederlands Jeugdinstituut of de PrivacyApp jeugd. Of raadpleeg de beroepscode, bijvoorbeeld voor Sociaal Werkers (BPSW), voor Psychologen (NIP) of voor Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO)Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO). Liefst zijn de jongeren zelf aan zet bij het delen van informatie. 
  • Ga na of de jongere de ouders wil betrekken bij specifieke toekomstdoelen. De methodiek Mijn Pad kan daar behulpzaam bij zijn. Met je team kun je een workshop volgen over hoe je als jeugdprofessional samenwerkt met ouders. Geef de jongere de leiding wanneer je samen met de ouders de toekomstdoelen bespreekt. Zo deel je het perspectief van de jongere en geef je ruimte aan de basisbehoefte om autonomie te hebben (zie verder Aanpak en interventies). 
  • Besteed extra aandacht aan de ondersteuning van ouders als de jongere een lvb heeft.
Kader Juridische richtlijnen Toestemming voor het delen van informatie

Eén van de grondslagen voor het delen van informatie is toestemming van de jongere (Art. 7.3.11). De leeftijd van de jongere speelt een rol bij de vraag van wie toestemming vereist is voor het delen van informatie over de jongere. 

Hoofdregel bij 16 jaar en ouder (Artikel 7.3.5 Jeugdwet)

De wettelijk vertegenwoordigers van een jongere van 16 jaar of ouder, mits wilsbekwaam ter zake, hebben zonder toestemming van de jongere geen recht op informatie over de begeleiding of behandeling van de jongere, noch hebben ze recht op inzage in of een kopie van het (medisch) dossier van de jongere. De jongere van 16 jaar of ouder (mits wilsbekwaam ter zake) moet zelf gevraagd worden om toestemming voor het delen van informatie met de wettelijk vertegenwoordigers en/of derden. 

Ouders blijven echter wel tot 18 jaar het gezag hebben (Artikel 1:251 BW), tenzij anders via de rechter is bepaald (gezagsbeëindiging van de ouders). Ouders met gezag hebben dan ook recht op basisinformatie, zoals waar de 16-jarige verblijft, tenzij de rechter dat heeft beperkt. Maar de informatie hierover mag beperkt blijven, dus enkel de verhuizing naar X zonder een reden of situatie van de 16-jarige te benoemen als deze hier geen toestemming voor geeft.  

Algemeen (Artikel 7.3.11 Jeugdwet) 

Eén van de grondslagen voor het delen van informatie is toestemming van de jongere. Deze toestemming is niet noodzakelijk als:  

  • de jeugdprofessional informatie uitwisselt met een rechtstreeks betrokken hulpverlener of vervanger.
  • er sprake is van een wettelijke verplichting of meldplicht. Als er bijvoorbeeld sprake is van een meldplicht aan de Raad voor de Kinderbescherming, is er geen toestemming nodig van de jongere.
  • een 16- of 17-jarige onder toezicht is gesteld, mag je uit eigen beweging informatie verstrekken aan de gezinsvoogd als die informatie noodzakelijk is voor de uitvoering van de Ondertoezichtstelling (OTS). Dit mag ook als de jongere dat zelf niet wil. Als de gezinsvoogd erom vraagt, ben je verplicht om informatie te verstrekken. Zo nodig met doorbreking van de plicht tot geheimhouding (Artikel 7.3.11 lid 4 Jeugdwet). Op grond van Artikel 7.3.1 lid 3 Jeugdwet geldt dit ook voor situaties met een behandelingsovereenkomst (Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO)).
  • er sprake is van een conflict van plichten: als je denkt dat er met het vrijgeven van informatie aan politie of justitie ernstige schade voor de jongere of andere(n) kan worden voorkomen. In dit geval gelden er aanvullende voorwaarden voor het delen van informatie.
  • er sprake is van acuut gevaar voor het leven of de gezondheid van de jongere. Dan mag (en moet) een hulpverlener informatie delen met ouders of andere betrokkenen, ook zonder toestemming van de jongere (Art. 7.3.1).
Aandachtspunten voor het samenwerken met ouders in geval van een lvb

Bij jongeren met een lvb is het in het contact met ouders extra belangrijk om te zorgen voor goede psycho-educatie, aandacht te hebben voor verlies-ervaringen (over het niet geheel zelfstandig kunnen worden van jongeren) en overbelasting. En voor het gegeven dat ouders ook zelf een lvb kunnen hebben. Kijk in dat geval wat er mogelijk is. 

Ouders van een jongere met een lvb kunnen ook extra ondersteuning nodig hebben. Zeker voor hen is psycho-educatie over een lvb naast informatief vaak ook confronterend. Het kan een proces van verliesverwerking in gang zetten, waarbij de ouders moeten gaan accepteren dat hun kind een mindere mate van zelfstandigheid zal verwerven dan personen zonder een lvb (zie ook Aanpak en interventies. Zie hiervoor ook de (herziene) richtlijn Effectieve Interventies lvb 2023).

Overbescherming door ouders/verzorgers kan de groei naar volwassenheid belemmeren bij hun kind met een lvb. Of zij kunnen te veel de regie voeren, bijvoorbeeld door het beantwoorden van vragen van een zorgverlener aan de jongere (bron: AW Kajak handreiking Passende transitiezorg voor jongeren met een lvb en bijkomende psychische of gedragsproblematiek).  

Ouders van jongeren met een lvb kunnen overbelast raken. Herken overbelasting bij ouders: zie onder andere Kennisplein Gehandicaptensector. Als professional kun je deze ouders wijzen op de mogelijkheid tot lotgenotencontact via ouderverenigingen, zoals SIENIeder(in) of Balans. Zie voor informatie over lotgenotencontact voor ouders van een kind met een beperking ook Kennisplein Gehandicaptensector of Ypsilon voor steun en advies voor ouders en naasten van mensen met een (ernstige) psychische kwetsbaarheid. 

Andere relevante hulpmiddelen voor ouders zijn:

  • Brochures van SIEN. SIEN is de belangenvereniging voor verwanten van mensen met een verstandelijke beperking. Deze biedt tegen een kleine vergoeding verschillende brochures aan, zoals Je kind wordt 18, wat moet je regelen?, die gaat over de Wmo, wonen met ondersteuning, zorgtoeslag, enzovoorts.
  • Wat verandert er als je kind 18 jaar wordt. Deze brochure van Stichting Downsyndroom gaat in op alle mogelijke onderwerpen die van belang kunnen zijn als je kind 18 jaar wordt. 

Mogelijke lvb bij ouders  

Heb ook oog voor een mogelijke lvb bij één of beide ouders en pas je communicatie en werkwijze aan. Als ouders die op lvb-niveau functioneren betrokken zijn bij de ondersteuning van de jongere is informatie over lvb ook voor henzelf van belang. In hun geval moet daarbij wel worden nagegaan of zij bij de ondersteuning van de jongere een rol kunnen spelen. Deze ouders zijn mogelijk in mindere mate belastbaar en inzetbaar (Leijdesdorff, Zwaanswijk & Vingerhoets, in progress; Vingerhoets, Barends, Dekker & Leijdesdorff, in progress). Ook vraagt deze groep ouders wellicht meer ondersteuning en uitleg door professionals. Raadpleeg hiervoor bijvoorbeeld de brochure Aansluiten bij een lvb, hoe doe jij dat?  

Om te weten of je te maken hebt met ouders met een LVB, kun je de signalenkaart lvb gebruiken. 

Onderbouwing van deze aanbeveling

Binnen het sociale netwerk nemen ouders een belangrijke positie in. Uit onderzoek in residentiële settings weten we dat het opbouwen van de relatie met ouders in het kader van behandeling een belangrijke factor is voor het slagen ervan, vooral wanneer de jongere weer thuis gaat wonen na de behandeling (Burke et al., 2014; Geurts, 2010; McLeigh, 2013; De Greef, 2019; Lamers, 2016; Mihalo & Valenti, 2018; Roest, van der Helm & Stams, 2022). Onderzoek in de residentiële setting laat eveneens zien dat een goede samenwerking tussen professionals en ouders een positief effect kan hebben op de relatie tussen ouders en jongere. Zo kunnen zij meer vertrouwen in elkaar krijgen en meer openheid naar elkaar (Geurts, 2010). Door effectief met ouders te communiceren, hun positie als ouders te erkennen, daar goed op aan te sluiten en op zoek te gaan naar hun sterke kanten, ondersteun en versterk je hen in het invullen van hun ouderlijke verantwoordelijkheden, in lijn met artikelen 5 en 18 IVRK. En zo zorg je voor herstel van het systeem waarvan de jongere deel uitmaakt, wat waardevol is op zichzelf.  

 Bij toekomstgerichte begeleiding is deze veranderende rol en positie van ouders en jongere nadrukkelijk onderwerp van gesprek. Belangrijke thema’s zijn autonomie, identiteitsontwikkeling, eigen keuzes maken, het leven zelf vormgeven en ook nieuwe, betekenisvolle relaties aangaan buiten het gezin. In de praktijk is het bewaken van de balans tussen het toekomstplan van de jongere en het nadrukkelijk betekenis en rol geven aan ouders in dit plan nog een aandachtspunt, aldus leden van de ontwikkelwerkgroep.  

Wat werkt bij samenwerken met ouders  

De vraag hoe ouders een rol krijgen bij het maken en realiseren van het toekomstplan moet – net als de vraag naar de rol van andere personen in het informele netwerk – vanaf het begin van de begeleiding doorlopend aandacht krijgen. Juist daar waar toegewerkt wordt naar het perspectief op zelfstandigheidsontwikkeling moeten zij nadrukkelijk worden betrokken bij het ondersteunen en vormgeven van deze ontwikkeling. Dit biedt de jongere en ouders ruimte en kansen om de relatie een nieuwe vorm te geven, waarbij zij ook een ander beroep op elkaar doen.   

In een residentiële of behandelcontext is de terugkeer naar huis (in eerste instantie) het perspectief waarnaar wordt toegewerkt. Mede vanuit dit perspectief is het investeren in de relatie met ouders een belangrijke opgave voor de professional. Uit onderzoek in residentiële settings weten we dat het niet altijd gemakkelijk is de samenwerking met ouders goed vorm te geven, vanwege het gegeven dat de zorg voor hun kinderen hen uit handen is genomen vanwege eerdere negatieve ervaringen met zorg en/of vanwege mogelijke spanningen tussen ouder en de jongere (Baldwin, 2014; Eaton et al., 2016). Het is volgens onderzoek belangrijk in contact met ouders – net als bij jongeren – goed de verwachtingen te bespreken over de behandeling, de rollen van alle betrokkenen, het delen van informatie en om een duidelijk kader te scheppen voor samenwerking.  

Professionals die actief met ouders willen samenwerken zullen soms – vanwege de eerder besproken zaken – meer hun best moeten doen om ouders uit te nodigen om hun ervaringen te delen, vragen te stellen, feedback te geven en meer moeten investeren in de relatie (Lamers, 2016; Perle, 2015). Met ouders zou vanaf het begin van het verblijf in een residentiële setting actief de samenwerking moeten worden gezocht, aldus onderzoek van De Greef et al. (2019). De jeugdprofessional kan bij de opbouw van de relatie en samenwerking met ouders onder andere gebruikmaken van de oplossingsgerichte benadering, motiverende gesprekstechnieken en bekrachtigende aanpakken, gebaseerd op de empowermenttheorie (Cattaneo & Chapman, 2010; Jong & Berg, 2006; Miller & Rollnick, 2002).  

Wanneer ouders al systematisch zijn betrokken bij een behandeling in een residentiële setting is er al een relatie met ze opgebouwd en is het ook gemakkelijker met ze samen te werken bij de eventuele overgang naar huis en andere aspecten van het toekomstgericht werken. Bijvoorbeeld door Mijn Pad samen met ouders in te vullen of bepaalde doelen te bespreken (en andere mogelijk juist met andere steunfiguren), Zie verder Aanpak en interventies. Onderzoek in wijkteams laat zien dat, wanneer een jongere Mijn Pad invult met ouders of pleegouders, onderwerpen die thuis van belang zijn voor de jongere op een positieve manier en in een meer ontspannen sfeer besproken worden (Bramsen, Kuiper & Cardol, 2018).