Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Toekomstgericht werken
Groep jongeren

4.1.5. Samenwerken met het netwerk

Toelichting op de aanbeveling

  • Zorg er bij de samenwerking met mensen uit het sociale netwerk, en specifiek bij vrijwillige mentoren, voor dat zij zich gewaardeerd voelen en faciliteer ze goed. Informeer hen ook goed, bijvoorbeeld over wat je wel en niet van jongeren kunt verwachten, gezien hun ontwikkelingsniveau. Maak duidelijke afspraken over de verdeling van de rollen en verantwoordelijkheden en hoe je samenwerkt. Informeer het netwerk tijdig over de afbouw van de werkrelatie en ga na wat het netwerk daarna nodig heeft om de ondersteuning voort te zetten.

De inzet van het netwerk van de jongere, zoals familie, vrienden of vrijwilligers, kan veel van hen vragen. Een belangrijke vraag is: “Wat werkt hier?” Volgens de literatuur zijn vier kernelementen belangrijk als je als jeugdprofessional het informele netwerk betrekt:  

  • Uit je waardering aan de betrokkenen in het netwerk.
  • Informeer het netwerk goed over de situatie van de jongere. Zorg dat dit altijd met medeweten van en bij voorkeur door de jongere zelf gebeurt. Let op: vanaf 16 jaar moeten jongeren expliciet toestemming geven voor het delen van informatie (zie kader). Respecteer altijd de privacy van de jongere.
  • Bied de faciliteiten en voorwaarden die de betrokkenen nodig hebben om hun rol goed te kunnen vervullen. Denk aan begrijpelijke informatie over het ontwikkelingsniveau van de jongere of jongeren in deze leeftijdsgroep.
  • Stem verwachtingen, taken en verantwoordelijkheden af met het netwerk, zowel voorafgaand aan de begeleiding als bij de afbouw van de werkrelatie.  

De samenwerking binnen toekomstgericht werken richt zich op het verkennen van de rollen die verschillende mensen in het netwerk van de jongere kunnen spelen. Voordat de jongere begint met het maken van een toekomstplan, is het belangrijk om te vragen wie vanuit het netwerk hierbij kan ondersteunen. Vervolgens kijk je wie de jongere kan ondersteunen bij het werken aan de doelen.  

De JIM-methodiek geeft aanknopingspunten voor de vrijwillige mentor. Vragen die je de jongere kan stellen:  

  1. Wie uit jouw netwerk kan meedenken?
  2. Wat wil jij samen met je netwerk veranderen (betrek hierbij het toekomstplan en de Big 5)?
  3. Hoe kunnen wij dit met zijn allen realiseren?
  4. Hoe houden we wat je bereikt vast?  

Lees in de verdieping en onderbouwing over de aandachtspunten bij jongeren met een lvb.

Dit helpt om de aanbeveling in praktijk te brengen:

  • Informeer de betrokkenen in het informele netwerk goed, en ondersteun en faciliteer waar nodig. Wanneer je de werkrelatie afbouwt, is aandacht nodig voor de voorwaarden waaronder het netwerk de jongere kan blijven ondersteunen.
  • Denk na over hoe betrokkenen uit het netwerk kunnen bijdragen aan het behalen van specifieke doelen in de toekomstgerichte begeleiding. Zie hiervoor ook de vragen uit de JIM-aanpak en de ervaringen met Mijn Pad (onder andere te vinden in Aanpak en interventies). 
  • Stem ieders rol, taken, ambities en verwachtingen goed af. Movisie beschrijft het proces van afstemmen bij samenwerken met informele ondersteuners als volgt: 
  • Spreek verwachtingen en ambities naar elkaar uit.
  • Formuleer de ambitie vanuit het perspectief van de betrokkene, de verdeling van de rollen en de verantwoordelijkheden en leg uit hoe de inzet bijdraagt aan het bereiken van de doelen.
  • Maak duidelijke afspraken over de manier waarop je besluiten neemt, en hoe vaak je met elkaar overlegt.
  • Neem de tijd voor (het opbouwen van) de relatie en leer elkaars taal spreken. 
  • Zorg steeds opnieuw dat dit met instemming van jongere gebeurt, en met respect voor de wensen van de jongere.  
  • Zie de richtlijn Samen beslissen over hulp voor interventies die zich richten op een netwerkberaad, waarmee je de inzet van (betrokken personen uit) het netwerk verkent en realistische afspraken maakt.

Jongeren met een lvb

Jongeren met een lvb vragen om extra aandacht. Zo kan hun informele netwerk kwetsbaarder zijn, waardoor de professional mogelijk samen met de jongere hierin moet investeren. Ook is het belangrijk om bij het verkennen of aanvullen van het netwerk rekening te houden met dat van steunfiguren ook meer dan alleen ondersteuning gevraagd kan worden, zoals belangenbehartiging en vertegenwoordiging van de jongere in het contact met instanties en professionals. Het is verder noodzakelijk dat betrokkenen uit het netwerk begrijpelijke psycho-educatie krijgen over een lvb en het (sociaal-)emotionele ontwikkelingsniveau van de jongere. Ook om het risico op overvragen of overbeschermen van de jongere te verkleinen (zie ook voorgaand kader Samenwerken met ouders van jongeren met een lvb). Informatie is ook nodig over hoe zij generalisatie van voor zelfstandigheidsontwikkeling belangrijke competenties kunnen ondersteunen. 

De richtlijn Effectieve Interventies LVB adviseert hiertoe het volgende:   

  • Plan informatie- en evaluatiemomenten om het oefenen in het dagelijks leven en de voortzetting na afloop van de begeleiding te borgen.  
  • Stem af hoe de betrokken personen de jongere kunnen ondersteunen bij het generaliseren van het geleerde: wanneer wordt wat, waar en hoe geoefend?   

 Zie voor meer informatie het werkboek Het is mijn leven! Dit is een gratis werkboek van het Landelijk Kennis Netwerk Gehandicaptenzorg en Stichting De Toekomst dat begeleiders helpt om mensen met een beperking te ondersteunen bij het maken van belangrijke keuzes en beslissingen. In dit kader is zijn onderdelen Meedenkers/op wie kan ik een beroep doen relevant. 

Wat werkt wel en wat niet?

Bij de samenwerking van de jeugdprofessional met vooral de vrijwillige mentoren en steunfiguren is een belangrijke vraag: wat werkt wel en wat niet? 

 De literatuur over de praktijk van samenwerking tussen professionals en vrijwilligers levert een aantal adviezen op. Zo ontwikkelde Movisie hiervoor het WIFA-model als hulpmiddel (Nanninga, de Jong en Groenescheij, 2021). Let op: de term ‘cliënt’ is in onderstaande veranderd in ‘jongere’, de term ‘vrijwilligers’ in ‘betrokken personen’.  

  • Spreek als professional je waardering uit voor de belangeloze inzet van de betrokken personen. 
  • Informeer de betrokken personen wanneer er iets verandert in de situatie van de jongere. Belangrijk hierbij is respect voor de privacy van de jongere (Artikel 16 IVRK). Waak ervoor dat je over in plaats van met de jongere communiceert. Leidend principe moet zijn dat de jongere zelf mensen uit het netwerk informeert (zie ook de beroepscode voor Sociaal Werkers (BPSW), voor Psychologen (NIP) of voor Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO)) en dat de professional de jongere hierbij ondersteunt. Maak van tevoren afspraken over met wie, op welke termijn en hoe de evaluatie van het toekomstplan plaatsvindt. Bespreek met de jongere hoe deze de ouders/verzorgers en het netwerk hierover wil informeren. Bespreek over welke tussentijdse ontwikkelingen je de ouders en het netwerk betrokken houdt en maak hier met de jongere samen een plan voor (waarover hebben wie op welke manier contact?) De JIM/mentor van de jongere kan hierin ook een rol spelen.  
  • Faciliteer de betrokkenen zodat ze hun rol goed kunnen invullen, bijvoorbeeld door hen te voorzien van de nodige informatie, te instrueren over wettelijke grenzen en relevante vaardigheden, kennis te laten maken met andere (formele) betrokken partijen. Zorg ook dat praktische randvoorwaarden in orde zijn, bijvoorbeeld een smartphone, rijbewijs of verzekering.  
  • Stem met de personen in het sociale netwerk af dat ze onderdeel zijn van het team rond de jongere. Spreek af met elkaar wie wat doet, zodat je niet langs elkaar heen werkt.    

Zie ook Aan de slag met sociale netwerken van Movisie.