Richtlijn
Traumagerelateerde problemen

Risicofactoren
Toelichting op de aanbeveling
-
Breng risicofactoren voor het ontwikkelen van traumagerelateerde problemen in kaart en beoordeel in nauw overleg met kinderen en het gezin of ondersteunende interventies nodig zijn.
Sommige kenmerken van de ingrijpende gebeurtenis, het kind en de omgeving vergroten de kans op traumagerelateerde problemen. Het is belangrijk om de volgende risicofactoren in ogenschouw te nemen (Beer & De Roos, 2017; Cohen, Bukstein et al., 2010; Kalmakis & Chandler, 2014):
Voor de ordening van de risicofactoren is gekozen voor de meest gebruikte onderverdeling: ‘gebeurtenis’, ‘kind’ en ‘ouders, gezin en omgeving’.
Gebeurtenis
Type en ernst van de ingrijpende gebeurtenis.
- Hoe ernstig was de gebeurtenis? Was het eenmalig? En als ze vaker plaatsvonden: hoe vaak en hoe lang kwamen ingrijpende gebeurtenissen voor?
- Trad de ingrijpende gebeurtenis op binnen een relationele context?
- Was het kind zelf slachtoffer, of getuige van de gebeurtenis(sen)?
- Was het kind gescheiden van de ouder(s) tijdens of direct na de gebeurtenis?
- Hoe ernstig zijn de gevolgen van de gebeurtenis? Denk bijvoorbeeld aan blijvende schade, lichamelijk letsel of het verlies van dierbaren.
- Heeft het kind toegang tot beelden of andere informatie over de gebeurtenis doordat media erover berichtten of juridische procedures in gang gezet zijn? Dit kan herinneringen reactiveren en nieuwe herinneringen vormen, wat de natuurlijke verwerking kan belemmeren.
Kind
- Was er sprake van veel stress tijdens of direct na de ingrijpende gebeurtenis (peritraumatische stress)? Veel emotionele stress tijdens de gebeurtenis kan zich uiten in paniekreacties of dissociatieve reacties, zoals een gevoel van vervreemding of verdoving, of het vergeten van gedeeltes van de gebeurtenis.
- Had het kind eerder al traumagerelateerde problemen na (een) ingrijpende gebeurtenis(sen)? Kinderen die meerdere ingrijpende gebeurtenissen (cumulatie) meemaken, hebben meer kans om psychische problemen te ontwikkelen.
- Was het kind vóór de ingrijpende gebeurtenis al bekend met psychiatrische of psychosociale problemen? Heeft het kind een kwetsbaar temperament of beperkte copingvaardigheden?
- Hoe beoordeelt het kind de gebeurtenis en de eigen reacties? Een onredelijke interpretatie van de gebeurtenis kan leiden tot disfunctionele gevoelens en disfunctioneel gedrag.
Ouders, gezin en omgeving
- Reageerden de ouders sensitief op het kind na de ingrijpende gebeurtenis? Gebrek aan sensitiviteit verhoogt het risico op traumagerelateerde problemen.
- Hoe gingen de ouders zelf om met de ingrijpende gebeurtenis? Was er veel stress, paniek of dissociatie bij de ouders tijdens en direct na de gebeurtenis?
- Hebben de ouders ook klachten door deze of een eerdere ingrijpende gebeurtenis die zij of gezinsleden hebben meegemaakt? Hoe verloopt de traumaverwerking bij de ouders? Wanneer ouders zelf last hebben van onverwerkte ingrijpende gebeurtenissen, kan dat invloed hebben op het functioneren als opvoeder.
- Is er sprake van psychiatrische of psychosociale problemen bij ouders of andere gezinsleden? Als dit het geval is, kan het zijn dat ouders onvoldoende emotioneel beschikbaar zijn voor het kind.
- Wat is het niveau van cognitieve en adaptieve vaardigheden van ouders en kinderen? Kinderen en ouders met een verstandelijke beperking kunnen meer moeite hebben om zich aan te passen aan een nieuwe situatie.
- Is het functioneren van het gezin veranderd na de ingrijpende gebeurtenis? Wanneer gezinsleden van slag zijn, kunnen oude gezinspatronen niet meer aansluiten bij de nieuwe situatie. Dan kan het kind onvoldoende houvast ervaren.
- Zijn er sociale steunbronnen? Denk aan steun vanuit de familie, vriendenkring en buurt. Ook ondersteuning vanuit school is belangrijk. Gebrek aan steun uit de omgeving kan nadelig zijn.