
Doorverwijzing
Toelichting op de aanbevelingen
-
Bespreek het belang van de verwijzing goed met het kind en ouders, en informeer hen over verwijsmogelijkheden.
-
Luister goed naar de ideeën, verwachtingen en wensen van kinderen en ouders.
-
Probeer met het kind en ouders zo veel mogelijk tot een gezamenlijk besluit tot verwijzing te komen. Zorg daarbij voor toestemming van het kind en ouders, een goede overdracht en afspraken over de samenwerking.
Heb je als jeugdprofessional te maken met een of meer van onderstaande situaties? Dan heeft het kind een verwijzing nodig.
- Het kind laat vier weken na de ingrijpende gebeurtenis nog geen afname in stressreacties zien. Stressreacties na een ingrijpende gebeurtenis zijn normaal, zolang deze afnemen. Schakel ook extra hulp in als de score op de CRIES-13 na vier weken nog boven de afkapwaarde ligt.
- Het kind heeft zo veel last van stressklachten dat het onverantwoord is om vier weken af te wachten. Dat geldt ook als ‘het niet meer gaat’, zowel voor het kind zelf, als het gezin en de klas. Bijvoorbeeld als het kind erg angstig is, niet meer slaapt, niet naar school durft of steeds moet huilen.
- Het kind heeft een opeenstapeling van risicofactoren (zie Oorzaken en factoren) en lijkt er daardoor niet op eigen kracht bovenop te kunnen komen.
- Er is sprake van andere psychische stoornissen (comorbiditeit), bijkomende beperkingen (zoals een verstandelijke beperking) of het kind is nog heel jong (onder de 4 jaar, Leach, 2018).
Doorverwijzing bespreken met ouders en kind
Vind je het nodig om door te verwijzen, bespreek dit dan met het kind, diens ouders en je collega’s. Informeer hen over de verwijsmogelijkheden en luister goed naar hun ideeën, verwachtingen en wensen. Zorg dat ze leidend zijn in het hele proces. Sluit in je taalgebruik aan bij de leeftijd en het niveau van het kind en de ouders. Een voorbeeldtekst voor een jong kind: “Als je nare dingen meemaakt, kun je daar last van hebben. Dat is niet fijn. Het is niet jouw schuld. Therapie kan je helpen om je weer beter te voelen. De huisarts kan jou bijvoorbeeld verwijzen naar therapie.” Samen kun je uitzoeken welke instelling en/of therapie de voorkeur heeft, bijvoorbeeld op basis van de locatie, de wachttijd of het specialisme.
Motivatie en commitment
Voor een doorverwijzing is voldoende motivatie bij het kind en ouders van groot belang. Maar kinderen hebben vaak goede redenen om niet over een gebeurtenis te kunnen of willen praten. Ze ervaren bijvoorbeeld ingewikkelde gevoelens van loyaliteit of (on)veiligheid. Soms zijn ze ook bang dat ze bepaalde gevoelens niet aankunnen, of dat ze ontregelen en dat dit leidt tot een schoolwisseling of een uithuisplaatsing. Merk je dat het kind belemmeringen ervaart, breng ze dan in kaart en zorg voor een goede en transparante uitleg. Bespreek bijvoorbeeld de voor- en nadelen van een verwijzing, leg uit dat de angst voor de behandeling ook aandacht krijgt in de behandeling zelf en dat de behandeling altijd start met een kennismaking en uitleg over de behandeling (zie Aanpak en interventies voor concrete handvatten).
Commitment van het kind en ouders is ook nodig om de verwijzing in gang te zetten. Geven het kind en/of ouders geen toestemming? Probeer dan eerst of je deze alsnog kunt krijgen. Als jeugdprofessional is het handig om te weten hoe je met ouders en kind in gesprek kan gaan als zij twijfelen over een verwijzing of geen verwijzing willen. Bijvoorbeeld met motiverende gespreksvoering (NJi, 2013). Als het kind en/ of ouders geen toestemming willen geven voor een verwijzing, weeg dan af of het verantwoord is om de aangeboden hulp in een vrijwillig kader af te wijzen, of dat het nodig is om een melding te doen bij Veilig Thuis om een gezonde ontwikkeling het kind te beschermen (zie de richtlijn Kindermishandeling en Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, 2013). In deze gevallen kan de gezaghebbende ouder of (gezins)voogd vervangende toestemming vragen aan de rechtbank.
Traumabehandeling
Verwijs bij voorkeur door naar een behandelaar met een erkende opleiding, die ervaring heeft met diagnostiek en meerdere vormen van effectieve traumabehandeling. De behandelaar maakt een afspraak met het kind en de ouders, en doet diagnostisch onderzoek naar het huidige functioneren van het kind en de invloed van diens persoonskenmerken, omgevingsfactoren en meegemaakte ingrijpende gebeurtenissen op het ontstaan en ontwikkelen van de klachten. Ook beoordeelt de behandelaar de noodzaak om te behandelen en - in overleg met het kind - welke behandelvorm het beste aansluit volgens de (inter)nationale richtlijnen (National Institute for Health and Care Excellence (NICE), 2018; Van Balkom et al., 2013).
Diagnostiek
Psychotrauma- en stressorgerelateerde stoornissen gaan vaak samen met depressie, angststoornissen, gehechtheidsproblemen, dissociatieve stoornissen, eetstoornissen en gedragsproblemen. Daarom is bij (een vermoeden van) comorbiditeit uitgebreide specialistische diagnostiek nodig door gespecialiseerde zorgverleners. Deze bestaat uit:
- Diagnostiek van traumagerelateerde stoornissen bij kinderen.
- Diagnostiek van comorbiditeit.
- Diagnostiek van ouders (psychische problemen en ouderschap).
- Systemische diagnostiek van onder andere de veiligheid en patronen binnen een gezin.
Traumabehandelaren
Veel instellingen voor generalistische basis jeugd-GGZ en specialistische jeugd-GGZ bieden effectieve traumabehandelingen. Traumabehandelingen worden gegeven door (kinder- en jeugd)psychologen NIP, orthopedagogen (generalist), GZ- en klinisch psychologen en kinder- en jeugdpsychiaters die een training voor de specifieke traumabehandeling hebben afgerond. Hierbij enkele registers met goed opgeleide behandelaars die je als jeugdprofessional kunt raadplegen:
- NtVP-register: In het register van de Nederlandstalige Vereniging voor Psychotrauma (NtVP) staan behandelaren die als psychotraumatherapeut NtVP zijn gecertificeerd.
- EMDR-register: Eye Movement Desensitization and Reprocessing is een effectieve en veelgebruikte traumabehandeling. Op de website van de Vereniging EMDR Nederland vind je een overzicht van therapeuten die voldoen aan de kwaliteitscriteria van de Vereniging EMDR Nederland (VEN). Zij zijn erkend opgeleid, ervaren in het toepassen van EMDR en volgen nascholing.
- VCGt-register: Traumagerichte cognitieve gedragstherapie is een effectieve en veelgebruikte behandelmethode. Op de site van de Vereniging voor Cognitieve Gedragstherapie (VGCt) vind je therapeuten met een VGCt-registratie.
Ook kun je bij instellingen en behandelaren navragen of ze ervaring hebben met het bieden van effectieve traumabehandeling aan een specifieke doelgroep, zoals slachtoffers van seksueel geweld, vluchtelingen, en kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking.
Verdieping en onderbouwing
Op verzoek van de leden van de ontwikkelwerkgroep is een korte lijst met criteria opgenomen, waaraan traumabehandelaars moeten voldoen. Er is consensus over de volgende criteria:
- (Kinder- en jeugd)psychologen NIP, orthopedagogen (generalist), GZ- en klinisch psychologen of kinder- en jeugdpsychiaters.
- Ervaren op het gebied van diagnostiek en – bij voorkeur – meerdere vormen van effectieve traumabehandeling.
- Een afgeronde erkende opleiding of training voor de specifieke traumabehandeling.
- Oog voor andere kind- en systeemfactoren, zoals de aanwezigheid van een (licht)verstandelijke beperking en taal- of cultuurverschillen.
Algemene opmerkingen
- De gemeente betaalt sinds 1 januari 2015 de kosten voor de diagnostiek en behandeling van kinderen onder de 18 jaar. Het verschilt per gemeente hoe de financiering precies is geregeld.
- Bij kinderen onder de 12 jaar moeten alle gezagdragers (ouders/(gezins)voogd/verzorgers) toestemming geven voor diagnostiek en behandeling, volgens de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO). Bij jongeren van 12 tot 16 jaar geven de gezagdragers én de jongere zelf toestemming. Jongeren van 16 tot 18 jaar kunnen formeel zelfstandig beslissen.
- Jeugdhulpverleners hebben beroepsgeheim. Voor kinderen jonger dan 12 jaar geldt dat de ouders bepalen wie de medische informatie mag inzien. Jongeren van 12 tot 16 jaar kunnen samen met ouders alle informatie inzien en beslissen wie verder toegang krijgt tot deze informatie. Jongeren van 16 tot 18 jaar mogen zelf beslissen of de ouders en anderen de informatie mogen inzien.