Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Kinderen van ouders met psychische en/of verslavingsproblemen
Groep jongeren

Kernaanbevelingen

  1. Ga bij de intake of kennismaking na of één of beide ouders verslavingsproblemen hebben, of andere psychische problemen. Bekijk samen met de ouders wie de kinderen kan informeren over de problemen en hoe precies. Dat kunnen ouders zelf doen, eventueel in het bijzijn van de hulpverlener. Als dat niet mogelijk of wenselijk is, onderzoek dan wie in de omgeving van het kind dat gesprek kan voeren. 
    Een andere mogelijkheid is om zelf het kind te informeren, als de ouders daarvoor toestemming geven. Bied alle ouders ondersteuning in de opvoeding van hun kind(eren). Ga hierbij uit van positieve ondersteuning die de veerkracht van het kind en ouders versterkt.
  2. Breng voor elk kind met een ouder met psychische en/of verslavingsproblemen de risico- en beschermende factoren in kaart.
  3. Heeft een ouder (of hebben de ouders) psychische en/of verslavingsproblemen, maak dan een inschatting van het risico op problematiek bij het kind ten gevolge van het opgroeien in een gezin met deze problemen. Gebruik hierbij de lijst voor Screening en Interventie Keuze (SIK-lijst) als dat de inschatting makkelijker maakt. Eventueel kun je ook andere gevalideerde instrumenten gebruiken om te screenen op emotionele en/of gedragsproblemen bij kinderen of op gezinsproblematiek.
  4. Heeft een kind een verhoogd risico om problematiek te ontwikkelen, omdat het opgroeit in een gezin met psychische en/of verslavingsproblemen bij (één van) de ouders, maak dan gebruik van een – bij voorkeur erkende – preventieve interventie. Dat wil zeggen:
    • Probeer samen met de ouder(s) stress, angst en depressieve gevoelens terug te brengen tijdens de zwangerschap.
    • Spreek met de ouder(s) over de invloed van psychische en/of verslavingsproblemen van ouders op kinderen.
    • Motiveer ouders die zorg mijden om hulp te zoeken voor de psychische en/of verslavingsproblemen, en leid de ouder(s) naar deze hulp toe.
    • Informeer het kind samen met de ouder(s) over de problemen en stem de boodschap af op de leeftijd.
    • Beslis samen met de ouder(s) en het kind welke hulp passend is.
    • Vergroot het zelfvertrouwen, de copingvaardigheden en de sociale redzaamheid van het kind.
    • Versterk en ondersteun de ouders in het samen vormgeven van hun ouderrol.
    • Versterk de zaken die goed gaan bij de ouder(s) met psychische en/of verslavingsproblemen.
    • Versterk de opvoedvaardigheden van de ouder(s).
    • Heb aandacht voor de mogelijkheid dat kinderen mantelzorger zijn voor hun ouder(s).
    • Bied (preventief) tijdelijke vervangende zorg (respijtzorg) aan.
    • Help het gezin om een steunend netwerk of een vertrouwenspersoon te vinden. Wijs op de mogelijkheden van cliëntondersteuning.
    • Ondersteun het contact tussen ouder(s) en kind. Moedig positief contact aan.
    • Wees alert op de gehechtheid van het kind aan de ouder(s) en help die gehechtheid te behouden of te herstellen. Zie de richtlijn Problematische gehechtheid.
    • Signaleer traumagerelateerde problemen. Zie de richtlijn Traumagerelateerde problemen.
  5. Als het vermoeden is dat ouder(s) psychische en/of verslavingsproblemen hebben, kan de gedragsdeskundige screenende vragenlijsten inzetten. En in overleg met de ouder(s) aanvullende informatie opvragen bij de huisarts of behandelaar. Houd hierbij rekening met de wettelijke regels rond informatie-uitwisseling over cliëntgegevens. Als uit de vragenlijst of informatie blijkt dat het kind risico loopt om problemen te ontwikkelen, zet dan – bij voorkeur een erkende – preventieve interventie in.
  6. Weigeren de ouder(s) de voorgestelde hulp voor hun kind, of slaan ze hulp voor de eigen psychische en/of verslavingsproblemen af? Dan kan het zinvol zijn om met hen in gesprek te gaan over wat het kind nodig heeft om zich optimaal te kunnen ontwikkelen, en wat daarvoor nodig is. Ook de mogelijke gevolgen van de ouderlijke problematiek voor het kind is een belangrijk thema.
  7. Zijn er lokaal geen interventies, zoek dan naar alternatieven en meld deze onvolledigheid in het hulpaanbod bij de manager van de jeugdhulpinstelling. Hierbij kun je deze richtlijn gebruiken.