
Verantwoording en bronnen
Colofon
© 2024 Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk, Nederlands Instituut van Psychologen, Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen, Nederlands Jeugdinstituut.
Richtlijnen ondersteunen professionals om samen met cliënten te beslissen over de best passende hulp. Een richtlijn geeft onderbouwde aanbevelingen op basis van wetenschappelijk onderzoek, praktijkkennis van professionals en ervaringskennis van cliënten. Richtlijnen worden regelmatig aangepast.
Het ontwikkelen, herzien en implementeren van richtlijnen voor jeugdprofessionals vindt plaats in het kader van het Meerjarenplan Richtlijnen Jeugd, opgesteld door het Nederlands Jeugdinstituut, de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW), het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO).
Zie voor meer informatie: Over de richtlijnen.
Auteurs
Ron van Wonderen (Verwey-Jonker Instituut)
Dominique Burggraaff (Verwey-Jonker Instituut)
Stijn Sieckelinck (Hogeschool van Amsterdam)
Annebregt Dijkman (Sherazade Advies)
Mehmet Day (Verwey-Jonker Instituut)
Inhoudelijke bijdragen en betrokkenen
Projectgroep
Drs. R. (Ron) van Wonderen (projectleiding, Verwey-Jonker Instituut), Dr. S. (Stijn) Sieckelinck (Hogeschool van Amsterdam), Dr. O. (Onno) de Zwart, M. (Mehmet) Day, MSc. en D. (Dominique) Burggraaff (Verwey-Jonker Instituut), Dr. A. (Annebregt) Dijkman (Sherazade Advies).
Ontwikkelwerkgroep
Prof. Dr. C. (Chris) Kuiper (voorzitter, Universiteit van Amsterdam), Drs. S. (Sandra) Pantelić (Raad voor de Kinderbescherming, namens NIP), Y.E. (Yanthe) Gunther MSc (Jeugdbescherming West, namens NVO), T.B. (Tobias) Baruch (Jeugdbescherming Amsterdam, namens BPSW), F.A. (Fabienne) Leeflang (Gemeente Haarlemmermeer), Mr. L. (Lydia) Janssen, S. (Sandra) van Eck / S. (Sibel) Kunst-Demir (R-Newt / Contour de Twern, C. (Catherine) (Het LSE), J.G. (Johan) Cats, H. (Hannes) van de Ven, MSc (Nederlands Jeugdinstituut) en Drs. M.A. (Marianne) Berger (Nederlands Jeugdinstituut, procesbegeleiding).
Klankbordgroep
Martijn de Boer en Jacobien Kooistra (Raad voor de Kinderbescherming), Amber (Het LSE), Nathalie Vriezelaar (Stichting School & Veiligheid), Femke van de Lustgraaf (Kenniscentrum LVB), Reinet Bouma (GGD Regio Utrecht, namens AJN), Corine van Middelkoop (Ministerie SZW), Marianne Almac-Linthorst (CJG Rijnmond), Suzanne Koeman (Team Suus).
Jongeren
Gedurende het traject zijn jongeren geconsulteerd over de vraag naar de gewenste benadering bij zorgen over hun gedrag.
Werkwijze totstandkoming richtlijn
Verkenning en knelpuntenanalyse
Uit meerdere inventarisaties, waaronder het rapport Weerbare jongeren, weerbare professionals van Naima Azough (2017) blijkt dat jeugdprofessionals behoefte hebben aan de juiste handvatten en instrumenten om op maat te kunnen handelen in het geval van (mogelijke) zorgwekkende radicalisering. Dit gaat onder meer over het interpreteren van signalen, het vaststellen van een eventuele afwijkende ontwikkeling, weten welke informatie gedeeld mag worden en wanneer, het nemen van juiste beslissingen en het bieden van effectieve hulp.
In een verkenning is vastgesteld in hoeverre een richtlijn voor jeugdprofessionals gewenst en haalbaar is (Van de Ven, Erdal en Berger, 2021). In gesprekken met verschillende organisaties die betrokken zijn bij de aanpak van zorgwekkende radicalisering is vastgesteld dat er voldoende kennis, instrumenten en aanpakken beschikbaar zijn die in een richtlijn opgenomen kunnen worden. Ook is een knelpuntenanalyse uitgevoerd onder professionals in de jeugdhulp en jeugdbescherming. Daarmee is in kaart gebracht welke knelpunten jeugdprofessionals ervaren in de praktijk, en welke vragen zij op basis hiervan hebben over de preventie en aanpak van zorgwekkende radicalisering onder jongeren. Vanuit de betrokken stakeholders en jeugdprofessionals is de wens voor een richtlijn duidelijk naar voren gekomen.
Behoeften van jeugdprofessionals
Uit de knelpuntenanalyse kwamen de volgende behoeften van jeugdprofessionals naar voren:
- Er ontbreekt (basis)kennis en dat belemmert de signalering en duiding door jeugdprofessionals. Er is behoefte aan basale informatie over hoe en waarom jongeren radicaliseren. Maar ook aan informatie over wat zorgwekkende radicalisering is, hoe mogelijke fasen van een radicaliseringsproces eruitzien en welke factoren een rol spelen in het radicaliseringsproces.
- Het eigen referentiekader van jeugdprofessionals speelt een belemmerende rol bij signalering en interpretatie. Signalen van de ene groep worden daardoor te snel als zorgwekkende radicalisering bestempeld, en signalen van een andere groep worden genegeerd. Jeugdprofessionals geven aan een helder instrument nodig te hebben, zoals een richtlijn, om (basis)kennis te raadplegen en te weten hoe te handelen.
- Jeugdprofessionals beschikken niet over de juiste handvatten en instrumenten om op maat te kunnen handelen bij casussen rondom (mogelijke) zorgwekkende radicalisering van jeugdigen. Dit gaat over signalen interpreteren, vaststellen of er sprake is van een afwijkende ontwikkeling, weten welke informatie gedeeld mag worden, de juiste beslissingen nemen en effectieve hulp bieden.
- Jeugdprofessionals ervaren handelingsverlegenheid als zij in hun dagelijkse praktijk te maken hebben met casussen rondom zorgwekkende radicalisering. Ook roept het thema radicalisering veel onzekerheid op bij jeugdprofessionals. Zij weten niet hoe zij het gesprek met een jongere moeten aangaan en welke oplossingen of stappen gewenst zijn.
- Bij jeugdprofessionals ontbreekt het inzicht welke organisaties kunnen helpen in de keten van signalering tot aanpak. Jeugdprofessionals weten onvoldoende wanneer, waar en hoe ze signalen van zorgwekkende radicalisering moeten melden en wat de gevolgen hiervan zijn. Ook weten professionals niet goed bij wie of welke organisaties ze terechtkunnen voor ondersteuning.
- In jeugdorganisaties is de kennis en expertise over zorgwekkende radicalisering veelal bij één persoon belegd. Dit kan leiden tot ‘professionele eenzaamheid’. Ook ontstaat er vaak een probleem als deze persoon de organisatie verlaat. Dan vertrekt ook de kennis en expertise, die vaak niet is geborgd.
- Bij veel organisaties is er geen duidelijk beleid over het thema zorgwekkende radicalisering. Het borgen van kennis in een richtlijn, als vakinhoudelijke kader voor jeugdprofessionals, geeft het thema aandacht.
Uitgangsvragen
De ontwikkelwerkgroep heeft vijf uitgangsvragen met bijbehorende subvragen en thema’s geselecteerd. De selectie en formulering van de uitgangsvragen en bijbehorende thema’s zijn gebaseerd op de behoeftenverkenning onder jeugdprofessionals en organisaties die zich bezighouden met zorgwekkende radicalisering en de daaruit voortgekomen knelpuntenkaart.
Vervolgens hebben het projectteam en de ontwikkelwerkgroep enkele aanvullende uitgangsvragen en thema’s vastgesteld.
De voornaamste aanvullingen zijn:
- Toevoegen van basiskennis over veranderende complexiteit en het ongestructureerde karakter van zorgwekkende radicalisering en de omgang door professionals.
- Hoe kun je als professional informatie achterhalen over andere problemen van jongeren en deze meewegen in de professionele oordeelsvorming over zorgwekkende radicalisering.
- Organisatorische randvoorwaarden voor effectief handelen bij zorgwekkende radicalisering.
Ontwikkelproces
De richtlijn is tot stand gekomen aan de hand van analyses van recente wetenschappelijke inzichten, in combinatie met actuele kennis vanuit de beroepspraktijk van radicalisering. Centraal in deze aanpak stond een proces van bouwen, verfijnen en verbeteren tussen het projectteam en de ontwikkelwerkgroep. Het projectteam was primair verantwoordelijk voor de uitvoering van het literatuur- en praktijkonderzoek en het aanleveren van de inhoud. In de samenwerking tussen projectgroep en ontwikkelwerkgroep is de inhoud van de richtlijn aangescherpt, verfijnd en aangevuld met nieuwe kennis en input. De ontwikkelwerkgroep had hierbij een belangrijke controlerende en adviserende rol en heeft uiteindelijk de aanbevelingen vastgesteld. Als onderdeel van het ontwikkelproces van deze richtlijn zijn ook jongeren geconsulteerd.
Uit de verkenning bleek dat jeugdprofessionals in de eerste plaats behoefte hebben aan (onderbouwde) praktijkkennis over wat werkt. Het ontwikkelproces van de richtlijn kan daarom worden gezien als praktijkgericht onderzoek en kennisontwikkeling. Hierbij is gebruikgemaakt van perspectieven van praktijkprofessionals en experts (onder meer via de ontwikkelwerkgroep en de klankbordgroep) in combinatie met actuele wetenschappelijke inzichten.
Er is gekozen voor een pedagogische invalshoek op het vraagstuk van zorgwekkende radicalisering. Vaak wordt radicalisering als een veiligheidsvraagstuk benaderd. Gezien de impact van gewelddadige radicalisering op de samenleving is dit begrijpelijk. Toch kiest deze richtlijn voor een preventieve insteek, met als uitgangspunt een pedagogische vraag: hoe kun je als jeugdprofessional verbinding maken met jongeren en aansluiten bij hun ontwikkeling om zo veel mogelijk in de preventieve sfeer te blijven (Sieckelinck, 2009; 2017)?
Methodologische aanpak
Verschillende methoden zijn ingezet om wetenschappelijke kennis en praktijkkennis te identificeren. Er is een online search uitgevoerd naar internationale wetenschappelijke literatuur over relevante factoren bij het voorkomen en aanpakken van zorgwekkende radicalisering. De focus van deze literatuurstudie was gericht op ‘wat werkt in de aanpak van (beginnende) zorgwekkende radicalisering’. Ook is ‘grijze literatuur’ betrokken in onze studie, zoals beleidsonderzoeksrapporten.
In wetenschappelijke studies naar oorzaken, risicofactoren en beschermende factoren bij zorgwekkende radicalisering komt beperkt bewijs naar voren. Hetzelfde geldt voor de kennis over ‘wat werkt’ bij het voorkomen en verminderen van zorgwekkende radicalisering. Vaak gaat het om studies met een beperkt aantal casussen, waarin gebruik is gemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethoden. Dit is inherent aan de praktijk van radicalisering, waarin context en verschijningsvormen continu veranderen en voortdurend nieuwe aanpakken worden ontwikkeld. Ook tijdsdruk en ethische bezwaren (bijvoorbeeld over het gebruik van controlegroepen) maken stevig effectonderzoek bij zorgwekkende radicalisering moeilijk uitvoerbaar. In het domein van radicalisering zijn niet of nauwelijks RCT-designs toegepast in het evaluatieonderzoek. Nulmetingen ontbreken veelal en vaak is sprake van ex-post kwalitatieve evaluaties of zelfs anekdotisch bewijs. Ook zijn er grote verschillen in gebruikte methodieken en uitkomstmaten bij radicaliseringsinterventies. Daarom is aanvullend het advies van Gielen (2019) gevolgd voor een meer realistische manier van het beoordelen van de effectiviteit van interventies. Al het beschikbare onderzoek wordt daarbij meegenomen en gewogen, ook al voldoet dat niet allemaal aan de hoge eisen die bijvoorbeeld aan onderzoek naar de werking van medicijnen gesteld worden. Via deze weg kan alsnog in kaart worden gebracht wat de status van het bewijs is.
Er zijn voor de richtlijn relevante kennis, stappenplannen, methodes en instrumenten verzameld uit wetenschappelijke bronnen. Maar vooral is gebruikgemaakt van praktijkkennis van jeugdprofessionals en van organisaties met relevante expertise, zoals de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (voorheen Platform JEP), NCTV, LSE, ROR en Radicalisation Awareness Network. De volgende twee publicaties verdienen speciale vermelding als belangrijke bronnen van praktijkkennis voor deze richtlijn: De Radicaliseringsindustrie: van pionieren naar professionaliseren van Annebregt Dijkman (2021) en het Stappenplan informatiedelen bij mogelijke radicalisering van Lydia Janssen (in opdracht van Platform JEP).
Voor de beantwoording van de uitgangsvragen zijn verschillende kennisbronnen gebruikt. Het bewijsniveau van deze bronnen varieert. Zo zijn de beschrijvingen van de risicofactoren en van de beschermende factoren tegen radicalisering gebaseerd op metareviews van empirische studies en evaluatieonderzoeken waarin programma’s worden onderbouwd. Dit geldt ook voor de selectie van beschermende programma’s tegen zorgwekkende radicalisering. De beantwoording van de overige uitgangsvragen is voornamelijk gebaseerd op practise based evidence: praktijkkennis van jeugdprofessionals en expertise van wetenschappers. De onderstaande tabel maakt de onderbouwing inzichtelijk voor de diverse clusters van aanbevelingen.
Tijdens het ontwikkelen van deze richtlijn is het AGREE-instrument toegepast (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation). Dit is een hulpmiddel om de methodologie en transparantie van de richtlijnontwikkeling te beoordelen. Met dit instrument is beoordeeld in hoeverre de richtlijn voldoet aan de AGREE-criteria. Op basis daarvan is de inhoud van de richtlijn verder aangescherpt.
De aanbevelingen
De aanbevelingen zijn tot stand gekomen aan de hand van analyses van recente wetenschappelijke inzichten in combinatie met actuele kennis vanuit de beroepspraktijk van radicalisering. Kennis over ‘wat werkt’ bij radicalisering is voor een belangrijk deel ‘practice based’. Dit is inherent aan de praktijk van radicalisering waarin context en verschijningsvormen continu veranderen en voortdurend nieuwe aanpakken worden ontwikkeld. De aanbevelingen in de richtlijn vormen hiermee een handvat om bij (mogelijke) radicalisering van een jongere een afgewogen keuze voor het handelen te maken.
Toelichting bij passages uit het Kinderrechtenkader
Bij: Wat is radicalisering?
Passende hulp
Geradicaliseerde personen of groepen kunnen (proberen om) kinderen/jongeren (te) rekruteren voor geweldplegingen uit ideologische motieven. De overheid heeft de taak om kinderen/jongeren hiertegen te beschermen en dit te voorkomen (artikel 19 en 36 IVRK). De jeugdhulpverlener kan daarbij een belangrijke rol spelen. Kinderen en jongeren die dit treft hebben bovendien recht op passende hulp gericht op lichamelijk en geestelijk herstel en hun herintegratie in de samenleving (artikel 39 IVRK; artikelen 2 en 4 van het Tweede facultatieve protocol bij het VN-Kinderrechtenverdrag).
Mening geven over beslissingen
Jongeren hebben het recht om hun mening te vormen en hun ideeën, identiteit en standpunten te uiten (artikel 12 en 13 IVRK). Ook hebben zij het recht om met anderen uit te wisselen en hiervoor (vreedzaam) samen te komen. Dit is (onder meer) belangrijk voor de ontwikkeling van hun identiteiten. Beperkingen van deze rechten (artikelen 14 en 15 IVRK) moeten wettig, noodzakelijk en proportioneel zijn (artikel 14 IVRK). |
Kinderrechtelijke normen
Kinderrechtelijke normen zijn bijvoorbeeld: het recht op privacy (artikel 16 IVRK), het recht om hun mening te geven over beslissingen waaraan passend gewicht moet worden toegekend (artikel 12 IVRK) over het delen van informatie (artikel 12 IVRK), waarbij wat in het belang van het kind/jongere is centraal staat (artikel 3 IVRK).
Bij: Oorzaken en factoren
Online gedrag
Digitale technologie biedt verschillende mogelijkheden aan kinderen/jongeren om hun rechten uit te oefenen. In beginsel moeten kinderen zich online vrij kunnen bewegen in een (online) omgeving die veilig is, privé en vrij van toezicht door de politie of private partijen (VN-Kinderrechtencomité, CRC/C/GC/25 (2021), par 65).
Informatie
Kinderen/jongeren moeten beschermd worden tegen schadelijke informatie en schadelijke contacten (online). Tegelijk hebben ze ook het recht op toegang tot informatie (artikel 17 IVRK), informatie (inlichtingen en denkbeelden van elke aard en in elke vorm) dat helpt om een mening te vormen (artikel 13 IVRK), hun mening te uiten (artikel 12 IVRK) en in groepen uit te wisselen (artikel 15 IVRK). Ieder kind/jongere heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst en opvoeders hebben de taak hen hierin te begeleiden (artikel 14 IVRK). Het beperken van deze rechten mag alleen in uitzonderlijke gevallen waarbij het belang van het kind/jongere centraal staat.
Het kan dan nodig zijn om hun vrijheid van meningsuiting te beperken. Dit mag alleen als er een wettelijke basis voor is en het noodzakelijk is: a) voor de bescherming van de rechten of de goede naam van anderen; b) voor de bescherming van de nationale veiligheid of van de openbare orde, de volksgezondheid of de goede zeden (artikel 13 IVRK).
Bij: Signalering en oordeelsvorming
Participatie
Het VN Kinderrechten comité biedt concrete handvatten voor de praktijk die tevens gelden als criteria voor betekenisvolle participatie. Het Comité geeft vijf noodzakelijke stappen voor betekenisvolle participatie van kinderen/jongeren. In het kort gaat het voor het kind/jongere om: (1) voldoende toegang tot begrijpelijke informatie, (2) gehoord worden, (3) serieus genomen worden, (4) terugkoppeling krijgen over de beslissing die is genomen en (5) de mogelijkheid krijgen om te klagen over de beslissing. Participatie is pas betekenisvol als het kind/jongere het gevoel heeft serieus genomen te zijn.
De vijf stappen:
- Zorg voor een goede voorbereiding zodat het kind/jongere goed geïnformeerd een mening kan vormen.
Om een gedegen mening te kunnen vormen dient het kind/jongere geïnformeerd te worden, uiteraard op een wijze die rekening houdt met zijn ontwikkeling en capaciteiten. Kinderen/jongeren moeten worden geïnformeerd over het recht om hun mening te geven in zaken die hen raken en over de impact die hun mening kan hebben op de uitkomsten. Het is belangrijk dat het kind/jongere weet wat de mogelijke gevolgen van participatie zijn en welke mogelijkheden er zijn om hun mening te delen (zelf of via een vertegenwoordiger). Onderdeel van de voorbereiding is ook dat het kind/jongere weet wanneer, hoe, waar en met wie de communicatie plaatsvindt. Het kind/jongere heeft hierin een belangrijke stem. - Stel het kind/jongere in staat zijn/haar mening vrijelijk te uiten.
De omgeving waar het gesprek plaatsvindt is belangrijk, maar ook de houding en vaardigheden van de volwassene. Participatie is namelijk een recht en geen plicht. Dit betekent dat een kind op ieder moment mag aangeven dat het wil stoppen. - Maak een inschatting van de vaardigheden van het kind/jongere en geef passend gewicht aan de mening van het kind.
Per kind/jongere moet worden gekeken of het in staat is om een eigen mening te vormen. De mening van het kind/jongere moet serieus worden genomen en een belangrijke rol spelen in de besluitvorming. - Koppel terug wat met de mening van het kind/jongere is gedaan.
Onderdeel van het participatieproces is dat het kind geïnformeerd wordt over de beslissing en de rol die de mening van het kind/jongere in de besluitvorming heeft gespeeld. Deze terugkoppeling is noodzakelijk om het kind/jongere te laten weten dat het serieus genomen wordt. Feedback maakt dat het kind/jongere weet op welke wijze zijn mening is meegenomen in de te maken afweging en stelt hem of haar in staat actie te ondernemen wanneer dit naar zijn of haar mening niet op de juiste wijze is gebeurd (bijvoorbeeld door het doen van een alternatief voorstel of wellicht door het indienen van een klacht of instellen van een juridische procedure).( CRC/C/GC/12, par. 45.) - Stel het kind/jongere in staat om in verweer te komen tegen een beslissing.
Er moeten klacht-, bezwaar- en beroepsprocedures zijn voor kinderen/jongeren die vinden dat ze onvoldoende gelegenheid hebben gekregen om hun mening te geven of vinden dat hun mening onvoldoende is meegewogen.
Privacygevoelige informatie
Er kunnen zich situaties voordoen waarin het nodig is om privacygevoelige informatie uit te wisselen over het kind met derden. Hiervoor moet toestemming worden verkregen van de ouder en/of het kind. Wie toestemming moet geven is afhankelijk van de wettelijke regelingen hierover. Het is belangrijk dat zij volledig geïnformeerd worden, zodat duidelijk is waarvoor zij toestemming verlenen. In sommige situaties is het noodzakelijk om informatie te delen, zonder dat hiervoor de benodigde toestemming is gegeven. Het is van belang dat altijd wordt stilgestaan bij het doel van het verkrijgen van de betreffende informatie en of dit doel ook op een andere wijze kan worden bereikt. Staten moeten met inachtneming van het belang van het kind, de doorgifte van persoonlijke en gevoelige informatie reguleren (Chapter IV A par. 8 van de Guidelines of the Committee of Ministers of the Council of Europe on childfriendly justice, artikel 16 IVRK).
Bij: Randvoorwaarden
Kennis wettelijk kader
Onder de kennis van het wettelijke kader vallen kinderrechtelijke normen zoals: hun recht op privacy (artikel 16 IVRK), hun recht om hun mening te geven over beslissingen waaraan passend gewicht moet worden toegekend (artikel 12 IVRK) over het delen van informatie (artikel 12 IVRK), waarbij wat in het belang van het kind is centraal staat (artikel 3 IVRK).
Privacygevoelige informatie
Er kunnen zich situaties voordoen waarin het nodig is om privacygevoelige informatie uit te wisselen over het kind/jongere met derden. Hiervoor moet toestemming worden verkregen van de ouder en/of het kind/jongere. Wie toestemming moet geven is afhankelijk van de wettelijke regelingen hierover. Het is belangrijk dat zij volledig geïnformeerd worden, zodat duidelijk is waarvoor zij toestemming verlenen. In sommige situaties is het noodzakelijk om informatie te delen, zonder dat hiervoor de benodigde toestemming is gegeven. Het is van belang dat altijd wordt stilgestaan bij het doel van het verkrijgen van de betreffende informatie en of dit doel ook op een andere wijze kan worden bereikt.
Over de wijze waarop de privacy van kinderen/jongeren en hun ouders worden gewaarborgd en hoe met situaties wordt omgegaan die het schenden van de privacy rechtvaardigen, worden werkafspraken gemaakt. Bijvoorbeeld over transparant zijn over de geboden hulp en de contacten die de jeugdhulpverlener heeft omwille van het kind/jongere (de cliënt).
Zie ook paragraaf 15 van het Kinderrechtenkader.
Literatuur
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. (2021). AIVD-jaarverslag 2021. Geraadpleegd van:
https://www.aivd.nl/binaries/aivd_nl/documenten/jaarverslagen/2022/04/28/aivd-jaarverslag-2021/AIVD+jaarverslag+2021.pdf.
Azough, N. (2017). Weerbare jongeren, weerbare professionals. Den Haag: Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap en Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Geraadpleegd van: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/05/01/rapport %E2%80%98weerbare-jongeren-weerbare-professionals%E2%80%99.
Bakker, E., & Grol, P. (2017). Nederlandse jihadisten: van naiëve idealisten tot geharde terroristen. Amsterdam: Hollands Diep.
Bartholomew, L., Markham, C. M., Ruiter, R. A. C., Fernàndez, M. E., Kok, G., & Parcel, G. S. (2016). Planning health promotion programs: An Intervention Mapping approach (4th ed.). Hoboken, NJ: Wiley.
Bartlett, J., Birdwell, J., & King, M. (2010). The edge of violence: a radical approach to extremism. Demos.
Baugut, P. and Neumann, K. (2020): “Online Propaganda Use During Islamist Radicalization,” Information Communication and Society, 23(11), pp. 1570–1592.
Baumeister, R. F., & Leary, M. R. (1995). The need to belong: desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological bulletin, 117, 497-529.
Beelmann, A., & Jonkman, H. (2021). Preventie van radicalisering en extremisme. Een kennisbestand voor het Hoger Onderwijs. Verwey-Jonker Instituut, Preventie van radicalisering en extremisme – Verwey-Jonker Instituut.
Benson, P.L., Mannes, M., Pittman, K. & Ferber, T. (2004). Youth development, developmental assets, and public policy, in R. M. Lerner & L. Steinberg (Eds) Handbook of Adolescent Psychology, Second Edition (pp. 781-814). NJ, USA: John Wiley & Sons, Inc.
Berger, M. & Kleine, K. (2013). Reflecteren is leren. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
Bergmann, E. (2018). Conspiracy & Populism: The Politics of Misinformation. Cham: Palgrave Macmillan.
Bertelsen, P. (2015) Danish preventive measures and de-radicalization strategies: The Aarhus Model. Panorama: Insights into Asian and European Affairs 1: 241-253.
Beunder, A., & Van den Heuvel, L. (2021) ‘Dat is allemaal bewezen’. De Groene Amsterdammer. Geraadpleegd van https://www.groene.nl/artikel/dat-is-allemaal-bewezen.
Borum, R. (2011). Radicalization into violent extremism I: A review of social science theories. Journal of Strategic Security, 4, 7-35.
Bjørgo, T., & Carlsson, Y. (2005). Early intervention with violent and racist youth groups. Oslo: Norwegian Institute of International Affairs.
Bronfenbrenner, U. (1979). Toward an experimental ecology of human development. American Psychologist, 32, 513-531.
Buijs, F. J., Demant, F., & Hamdy, A. (2006). Strijders van eigen bodem. Radicale en democratische moslims in Nederland [Homegrown Warriors: Radical and democratic Muslims in the Netherlands]. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Campelo N., Oppetit A., Neau F., Cohen D., & Bronsard G. (2018). “Who are the European youths willing to engage in radicalisation? A multidisciplinary review of their psychological and social profiles,” European Psychiatry (52), pp.1-14.
Cankor, E. & Noor, S. (2021). Weerbare individuen, weerbare gemeenschappen. Een inventarisatie van interventies gericht op het versterken van weerbaarheid van individuen en gemeenschappen. Utrecht: Movisie.
Caramellino, D., Melacarne, C., & Ducol, B. (2022). Transformative Learning and Microradicalization. In: Nicolaides, A., Eschenbacher, S. Buergelt, P.T., Gilpin-Jackson, Y., Welch, M., Misawa, M. (eds) The Palgrave Handbook of Learning for Transformation. Palgrave Macmillan, Cham. https://doi.org/10.1007/978-3-030-84694-7_43.
Carr, M. (2006). You Are Now Entering Eurabia. Race & Class 48(1), 1-22.
Carr, A. (2014). The handbook of Child and Adolescent Clinical Psychology: A contextual approach. London: Routledge.
Catalano, R., Berglund, M., Ryan, J., Lonczak, H. & Hawkins, D. (2004). Positive youth development in the United States: Research findings on evaluations of positive youth development programs. The Annals of the American Academy of Political and Social Science, 591; 98
Christmann, K. (2012). Preventing religious radicalisation and violent extremism. A systematic review of the research evidence. Youth Justice Board for England and Wales
Crone, E. (2008). Het puberende brein. Over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke periode van de adolescentie. Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker.
Cross, R. & L. Baird. (2000). Technology is not enough: improving performance by building organizational memory. Sloan Management Review, 41(3), 69-78.
De Goeie, E. & Wegman, J. (2017). Wijkagenten en leraren zijn eenzaam bij aanpak radicalisering. Sociale vraagstukken. Geraadpleegd van: https://www.socialevraagstukken.nl/wijkagenten-en-leraren-zijn-eenzaam-bij-aanpak-radicalisering/.
De Graaf, B. A. (2017). Terrorisme- en radicaliseringsstudies. Een explosief onderzoeksveld. Justitiële verkenningen, 43(3), 8–30. https://doi.org/10.5553/jv/016758502017043003002
De Graaf, B. A., & Duijvestein, I. (2007). Terrorisme en hun bestrijders vroeger en nu (1ste editie). Amsterdam University Press.
De Graaf, B. A. & Weggemans, D. (2018). Quickscan Amsterdamse aanpak radicalisering en terrorisme. Geraadpleegd op: https://www.ris.uu.nl/ws/–les/43388966/quickscan_amsterdamse_aanpak_radicalisering_en_terrorism.
De Graaff, B. J. G. (2015). Https://dspace.library.uu.nl/bitstream/1874/366605/1/graaff.pdf. Radicalisering als wicked problem. NCTV Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing. Nr. 4, 20–21. https://dspace.library.uu.nl/bitstream/1874/366605/1/graaff.pdf
De Graaff, B.J.G. (2017) “Ze hebben het op ons gemunt, maar wie zijn het nu weer? De telkens wisselende fenomenen van terrorisme, radicalisering, extremisme en fanatisme”, Cahiers Politiestudies, Vol. 2017 (42), pp. 23-38.
Demant, F., Slootman, M., Buijs, F., & Tillie, J. (2008). Teruggang en uittreding. Processen van de-radicalisering ontleed. Amsterdam: IMES.
De Wolf, A. & Doosje, B. (2010/2015). Aanpak van radicalisme. Een psychologische analyse. Amsterdam: SWP.
Dijkman, A. (2021). De Radicaliseringsindustrie: Van Pionieren naar professionaliseren. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Doosje, B., Loseman, A., & Van den Bos, K. (2013). Determinants of radicalization of Islamic youth in the Netherlands: Personal uncertainty, perceived injustice, and perceived group threat. Journal of Social Issues, 69, 586-604.
Erikson, E. H. (1968). Identity, youth, and crisis (1st ed.). New York: Norton.
Feddes, A., Mann, L., De Zwart, N., & Doosje, B. (2013). Duale identiteit in een multiculturele samenleving: een longitudinale kwalitatieve effectmeting van de weerbaarheidstraining Diamant. Tijdschrift voor Veiligheid, 12, 27–44.
Feddes, A., Nickolson, L., & Doosje, B. (2015). Triggerfactoren in het Radicaliseringsproces. Expertise-unit Sociale Stabiliteit. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.
Fermin, A. & Omlo, J. (2021). Wat werkt bij preventie van radicalisering? Inventarisatie en analyse van evaluaties van aanpakken en interventies ter preventie van radicalisering. Expertise-Unit Sociale Stabiliteit. Geraadpleegd van: https://www.socialestabiliteit.nl/binaries/sociale-stabiliteit/documenten/rapporten/2021/11/16/rapport-wat-werkt-bij-preventie-van-radicalisering/72919_SZW_NCTV_Rapport+Wat+werkt+bij+preventie+van+radicalisering_V3.pdf.
Gielen, A.J. (2020) Cutting trough complexity: Evaluating Countering Violent Extremism. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Gielen, A.J., Peeters, M., Wouterse, L., & Van Wonderen, R. (2021). Werken aan weerbaarheid van Haagse leerlingen. Een evaluatie van de projecten VIP, MIJ en MIJ jr. Geraadpleegd van: https://www.verwey-jonker.nl/wp-content/uploads/2021/11/120020_Werken_aan_weerbaarheid_van_Haagse_leerlingen.pdf.
Goffman, E. (2019). De dramaturgie van het dagelijks leven: schijn en werkelijkheid in sociale interacties. Utrecht: Bijleveld Uitgeverij. (Vijfde, geheel herziene druk).
Greenbaum, Z. (2018). 5 questions for Arie W. Kruglanski. The social psychologist explains the psychology of violent extremism and how governments can counteract it. Monitor on Psychology, 50(04). https://www.apa.org/monitor/2019/04/conversation-kruglanski
Grimbergen, C., & Fassaert, T. (2022). Occurrence of psychiatric disorders, self-sufficiency problems and adverse childhood experiences in a population suspected of violent extremism. Frontiers in psychiatry, 13, 779714.
Hawkins, J.D., Catalano, R.F. & Miller, J.Y. (1992). Risk and protective factors for alcohol and other problems in adolescence and early adulthood. Psychological Bulletin, 112 (1): 64-105.
Hemmingsen, A-S. (2015). Research Report: An Introduction to the Danish Approach to Countering and Preventing Extremism and Radicalization. DIIS Report No. 2015:15, provided in cooperation with the Danish Institute for International Studies. Retrieved at March 28, 2019 from https://diis.dk.
Henretty, J. R., Levitt, H.M. (2009). The role of therapist self-disclosure in psychotherapy: A qualita-tive review. Clinical Psychology Review, 30(1), 63-77.
Hogg, M. A. (2014). From uncertainty to extremism: Social categorization and identity processes. Current Directions in Psychological Science, 23, 338-342.
Howell, J.C., Krisberg, B., Hawkins, D. & Wilson, J. (Red.) (1995). Serious violent & chronic juvenile offenders. Thousand oaks: Sage publications.
Jolles, J. (2011). Ellis en het verbreinen. Over hersenen, gedrag & educatie. Neuropsych Publishers, Amsterdam – Maastricht.
Kalmar, I. (2020). Islamophobia and anti-antisemitism: the case of Hungary and the ‘Soros plot’. Patterns of Prejudice, 54(1-2), 182-198.
Kepel, G. (2004). The war for Muslim minds. Islam and the West. Cambridge, MA: Belknap Press.
King, M., & Taylor, D. M. (2011). The radicalization of home grown Jihadists. A review of theoretical models and social psychological evidence. Terrorism and Political Violence, 23, 602–622.
Korteweg, R., Gohel, S., Heisbourg, F., Ranstorp, M., & De Wijk, R. (2010). Background contributing factors to Terrorism: radicalization and recruitment. In M. Ranstorp (Eds.), Understanding violent radicalization: Terrorist and jihadist movements in Europe. Abingdon: Routledge.
Kruglanski, A. W., Bélanger, J. J., Gelfand, M., Gunaratna, R., Hettiarachchi, M., Reinares, F., Orehek, E., Sasota, J., & Sharvit, K. (2013). Terrorism—A (self) love story: Redirecting the significance quest can end violence. American Psychologist, 68, 559.
Kruglanski, A. W., & Fishman, S. (2009). Psychological factors in terrorism and counterterrorism: Individual, group, and organizational levels of analysis. Social Issues and Policy Review, 3, 1-44.
Kruit, L. (2021). Inzet van eigen ervaringen. Bij sociaal werk. Noordhoff.
Landelijk Steunpunt Extremisme (2018). Factsheet Radicalisering. Geraadpleegd van: https://www.landelijksteunpuntextremisme.nl/wp-content/uploads/2023/04/FactsheetRadicalisering2018.pdf.
Langer, A. (2021). The Eternal George Soros: The Rise of an Antisemitic and Islamophobic Conspiracy Theory. In A. Önnerfors, & A. Krouwel (Eds.). Europe: Continent of Conspiracies (162-184) . New York: Routledge.
Lauf, E. & Brennecke, S. (2021). Digital News Report Nederlander 2021. Commissariaat voor de Media. Geraadpleegd van: https://www.mediamonitor.nl/wp-content/uploads/Digital-News-Report-Nederland-2021.pdf.
Linden, A. (2009). Besmet: Levenslopen en motieven van extreemrechtse activisten in Nederland [Contaminated: The life courses and motives of right-wing extremist activists in the Netherlands (Doctorale dissertatie). VU University, Amsterdam.
Lommerse, M. (2019). Het organisationeel geheugen als voorwaarde voor de lerende organisatie. Leiden: Universiteit Leiden (masterthesis). Geraadpleegd van: https://studenttheses.universiteitleiden.nl/access/item%3A3190627/view.
Lucassen, L. (2020). Door sociale media en polariserende politici steekt het antisemitisme weer de kop op. In: Trouw. Geraadpleegd van: https://www.trouw.nl/opinie/door-sociale-media-en-polariserende-politici-steekt-het-antisemitisme-weer-de-kop-op~b5190a29/.
Masten, A., Best, K., and Garmezy, N. (1990) Resilience and development: Contributions from the study of children who overcome adversity. Development and Psychopathology 2: 425-444.
McCauley, Clark R. & Segal, M. E. (1989). Terrorist individuals and terrorist groups: The normal psychology of extreme behavior. In J. Groebel and J. H. Markstein (Eds.) Terrorism: Psychological perspectives, pp. 41-64. Seville, Spain: University of Seville Publications.
McClelland, D. C. (1985). How motives, skills, and values determine what people do. American Psychologist, 40(7), 81.
McGloin, J. M., Sullivan, C. J., & Piquero, A. R. (2009). Aggregating to versatility? Transitions among offender types in the short term. British Journal of Criminology, 49, 243-264
Mellis, C. (2007). Amsterdam and Radicalisation: The Municipal Approach. Radicalisation in Broader Perspective, National Coordinator for Counterterrorism (NCTb).
Moghaddam, F.M. (2005). The Staircase to Terrorism. A Psychological Exploration. Washington D.C.: Georgetown University. Geraadpleegd van: http://fathalimoghaddam.com/wp-content/uploads/2013/10/1256627851.pdf.
Mutsaers, P., & Demir, S. (2020). Handen ineen voor meer veerkracht bij jongeren. Preventie van radicalisering en polarisatie: een literatuuronderzoek naar beleid, prioriteiten, programma’s en samenwerkingspartners, Platform JEP. Geraadpleegd van: https://www.platformjep.nl/binaries/platformjep/documenten/publicaties/2020/04/20/handen-ineen-voor-meer-veerkracht/JEP+Handen+ineen-Veerkracht-DEF.pdf.
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (2022). Rechts-extremisme. Actueel Dreigingsniveau. Geraadpleegd van: https://www.nctv.nl/onderwerpen/dtn/actueel-dreigingsniveau/rechts-extremisme.
Nederlands Jeugdinstituut (a). Factoren bij radicalisering. Geraadpleegd van: https://www.nji.nl/radicalisering/factoren.
Nederlands Jeugdinstituut (b), (g.d.). Ontstaan van radicalisering. Geraadpleegd van: https://www.nji.nl/radicalisering/ontstaan.
Nekkers, J. (2020, zeventiende, geheel herziene editie). Wijzer in de toekomst. Werken met toekomstscenario’s. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Business Contact
Nickolson, L., Bergen, N. van, Feddes, A., Mann, L., & Doosje, B. (2021). Extremistisch Denken en Doen. Een systematische studie van empirische bevindingen over het radicaliseringsproces. Den Haag/Amsterdam: WODC/Universiteit van Amsterdam.
Noordegraaf, M., Douglas, S., Bos, A., & Klem, W. (2016). Gericht, gedragen en geborgd interventievermogen? Evaluatie van de nationale contraterrorisme-strategie 2011-2015.
Noordegraaf, M., Heres, L., Terpstra, N., Bos, A., & Kolthoff, E. (2020). Krachtig lerende netwerken: Samenwerkend leren in interorganisatorische netwerken voor de aanpak van terrorisme en criminaliteit. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum. Geraadpleegd van: https://repository.wodc.nl/bitstream/handle/20.500.12832/2420/2953_Volledige_Tekst_tcm28-467431.pdf?sequence=3&isAllowed=y.
Norris, FH., Stevens, S.P., Pfefferbaum, B., Wyche, K.F. and Pfefferbaum, R.L. (2008) Community resilience as a metaphor, theory, set of capacities, and strategy for disaster readiness. American Journal of Community Psychology 41: 127-150.
Platform JEP (2018). Aandachtsfunctionarissen radicalisering in het jeugddomein. ‘Je moet in de wereld van een ander stappen’. JEPzine, 01. Geraadpleegd van: https://magazines.platformjep.nl/jezine/2018/01/%E2%80%99je-moet-in-de-wereld-van-een-ander-stappen%E2%80%99.
Platform JEP (webpagina). Hoe een extreemrechtse jongen deradicaliseerde. Geraadpleegd van: https://www.platformjep.nl/ervaringsverhalen/michel-letteboer.
Peeters P. & Westen K. (2021). Behandelen met eigen ervaring. Onbewust bekwaam!? SWP.
Polinder, S. & Van Waaij, S. (2022). Het eigene en unieke van praktijkgericht onderzoek aan het hbo’, Radix 48, 1.
Precht, T. (2011). Home grown terrorism and Islamist radicalization in Europe: From conversion tot terrorism. Danish Ministry of Justice. Geraadpleegd van: https://www.justitsministeriet.dk/sites/default/files/media/Arbejdsomraader/Forskning/Forskningspuljen/2011/2007/Home_grown_terrorism_and_Islamist_radicalisation_in_Europe_-_an_assessment_of_influencing_factors__2_.pdf.
Ranstorp, M. (2016). The root causes of violent extremism. RAN issue paper.
Rottweiler, B., & Gill, P. (2020). Conspiracy Beliefs and Violent Extremist Intentions: The Contingent Effect of Self-efficacy, Self-control and Law-related Morality. Terrorism and Political Violence, 1-20. https://doi.org/10.1080/09546553.2020.1803288.
Rousis, G.J., Richard, F.D., & Wang, D.D. (2020). The Truth Is Out There: The Prevalence of Conspiracy Theory Use by Radical Violent Extremist Organizations. Terrorism and Political Violence, 1-19. https://doi.org/10.1080/09546553.2020.1835654.
Rutter, M. (1996). Transitions and turning points in developmental psychopathology: As applied to the age span beween childhood and midadulthood. International Journal of Behavioral Development, 19, 603-626
Sageman, M. (2004). Understanding Terror Networks. Philadelphia: University of Pennsylvania Press.
Scheffer, M. & Alphen, S. van (2021). Praktische handvatten voor het inzetten van ervaringskennis. www.ervaringskennisinzetten.nl
Schmid, A. P. (2013). Radicalisation, De-Radicalisation, Counter-Radicalisation: A Conceptual Discussion and Literature Review. Den Haag: The International Centre for Counter-Terrorism. Geraadpleegd van: https://icct.nl/app/uploads/2013/03/ICCT-Schmid-Radicalisation-De-Radicalisation-Counter-Radicalisation-March-2013_2.pdf.
Seidler, Y., Van San, M., & Verbeek, M. (2020). Culturele interventies als instrument om weerbaarheid tegen extremistische en polariserende boodschappen te vergroten? Een literatuurstudie en meta-evaluatie van negen culturele interventies. Rotterdam: Risbo.
Sieckelinck, S., & Gielen, A.J. (2020). Veerkracht bevorderen bij opgroeiende jongeren. Inzetten op beschermende factoren. Platform JEP. Den Haag: Expertise-unit Sociale Stabiliteit, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Geraadpleegd van: https://www.platformjep.nl/binaries/platformjep/documenten/publicaties/2020/02/03/veerkracht-bevorderen-bij-opgroeiende-jongeren/JEP+Veerkracht+DEF_jan2020.pdf.
Sieckelinck, S. (2022). Professioneel jongerenwerk: een love tori. Academische Uitgeverij Eburon.
Sieckelinck, S. & Stephens. (2023). Responding to radicalization through education. In: J. Busscher, L. Malkki & S. Marsden (eds.) Routledge Handbook on Radicalisation. Routledge.
Stephens, W. & Sieckelinck, S. (2021). Resiliences to radicalization: Four key perspectives. International Journal of Law, Crime and Justice, 66, 1-14. https://doi.org/10.1016/j.ijlcj.2021.100486.
Sikkens, E., Van San, M., De Winter, M., & Sieckelinck, S. (2017). Verschillende extreme idealen, dezelfde radicale zoektocht? Push- en pullfactoren volgens jongeren met extreemlinks, extreemrechtse en extreem Islamitische idealen. PED 37(2): 157-171. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Silber, M. & Bhatt, A. (2007). Radicalization in the West: The Homegrown Threat. New York: Senior Intelligence Analysts en NYPD Intelligence Division. Geraadpleegd van: https://www.brennancenter.org/sites/default/files/legacy/Justice/20090000.Radicalization.in.the.West-Statement.of.Clarification.pdf.
Soenens, B. & Luyckx, K. (2003). Nieuwe ontwikkelingen in onderzoek naar identiteitsvorming. Kind en adolescent. 24. 122-129. 10.1007/BF03060892.
Sonneveld, J. (2022). Benutten van ervaringskennis in het jongerenwerk. Literatuurverkenning. Lectoraat Youth Spot, Hogeschool van Amsterdam.
Sonneveld, J., Metz, J., Manders, W., Schalk, R., & Van Regenmortel, T. (2021). Methodical principles and prevention-focused outcomes in professional youth work: A longitudinal analysis. Journal of Social Work, https://doi.org/10.1177/14680173211054713.
Stephens, W., Sieckelinck, S., & Boutellier, H. (2021). Preventing violent extremism: A review of the literature. Studies in Conflict and Terrorism, 44(4), 346-361. https://doi.org/10.1080/1057610X.2018.1543144.
Sterkenburg, N. (2021). Van actie tot zelfverwezenlijking: routes van toetreding tot radicaal- en extreemrechts. Leiden: Leiden University. Geraadpleegd van: https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/access/item%3A3178009/view.
Tajfel, H., & Turner, J. C. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. In W. G. Austin & S. Worchel (Eds.), The social psychology of intergroup relations (pp. 33–47). Monterey, CA: Brooks/Cole.
Tromp, C. (2018). Wicked Philosophy. Philosophy of science and vision development for complex problems. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Truong, F. (2018). Radicalized Loyalties: Becoming Muslim in the West. Vertaald door Seth Ackerman. Medford, MA: Polity Press.
Van de Haterd, J., Poll, A., Felten, H., Vos, R., & Bellaart, H. (2010). Naar interculturele competentieprofielen in het preventieve en ontwikkelingsgericht jeugdbeleid. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut/Pharos/FORUM.
Van den Berg, G. (2022). Wat kun je doen aan polarisatie en radicalisering? Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd van: https://www.nji.nl/sites/default/files/2022-02/Wat-kun-je-doen-aan-polarisatie-en-radicalisering.pdf.
Van den Bos, K. (2019). Waarom mensen radicaliseren. Amsterdam: Uitgeverij Prometheus.
Van den Bos, K., Loseman, A., & Doosje, B. (2009). Waarom jongeren radicaliseren en sympathie krijgen voor terrorisme: Onrechtvaardigheid, onzekerheid en bedreigde groepen. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, Ministerie van Veiligheid en Justitie
Van der Valk, I., & Wagenaar, W. (2010). Monitor racisme & extremisme: in en uit extreemrechts. Amsterdam University Press.
Van de Ven, H., Erdal, Z. en Berger, M (2021). Verkenning richtlijn radicalisering. Utrecht: NJi.
Van Eerten, J.J.C., Huiberts, E., Postel, J., & Smulders, L. (2018). Eindrapportage Evaluatie Oumnia Works. Utrecht: Labyrinth Onderzoek & Advies. Geraadpleegd van: https://www.labyrinthonderzoek.nl/wp-content/uploads/2018/09/EindrapportageEvaluatieOumniaWorks.pdf.
Van Eerten, J.J.C., Sleijpen, S., De Wolf, A., & Huiberts, E. (2019). ‘Omgaan met Extreme Idealen’ Evaluatie van een training. Utrecht: Labyrinth Onderzoek & Advies.
Van Essen, I. (2014). Effectief en affectief lesgeven aan pubers. Leuven: Lannoo Campus.
Van Essen, J. (2017). Beroepsgerelateerde traumatische ervaringen: hoe verder op het werk? Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde, 25(9), 419-421.
Van Hogendorp, S. (2017). Hoe waarborg je de veiligheid van sociaal professionals? Zorg+Welzijn. Geraadpleegd van: https://www.zorgwelzijn.nl/hoe-waarborg-je-de-veiligheid-van-sociaal-professionals/#!.
Van San, M., Sieckelinck, S., & De Winter, M. (2013). Ideals adrift: an educational approach to radicalization. Ethics and Education, 8(3), 276-289.
Van Wieringen, L., Weggemans, D., Krüsselman, K., & Liem, M. (2021). Van ouder op kind. Een systematische Literatuurstudie naar de intergenerationele overdracht van extremistische denkbeelden binnen de gezinscontext. Geraadpleegd van: https://repostory.wodc.nl/bitstream/handle/20.500.12832/3072/3149-van-ouder-op-kind-volledige-tekst.pdf?sequence=1&isAllowed=y .
Van Rijn, M & Van der Burgt, R. (2019). Handboek scenarioplanning. Toekomstscenario’s als strategisch instrument voor het managen van onzekerheid. Deventer: Management Impact.
Van Wonderen, R., Burggraaff, D., Gangpat, S., Van Beek, G., & Cauberghs, O. (2023). Rechtsextremisme op sociale mediaplatforms? Ontwikkelingspaden en handelingsperspectieven. Utrecht/Antwerpen: Verwey-Jonker Instituut/Textgain.
Van Wonderen, R. & Peeters, M. (2021). Werken aan weerbaarheid tegen desinformatie en eenzijdige meningsvorming. Evaluatie lesprogramma Under Pressure. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Geraadpleegd van: https://www.verwey-jonker.nl/wp-content/uploads/2022/04/120550_Werken-aan-weerbaarheid-tegen-desinformatie-eenzijdige-meningsvorming.pdf.
Veldhuis, T., & Bakker, E. (2007). Causale factoren van radicalisering en hun onderlinge samenhang. Vrede en veiligheid, 36, 448-470.
Veldhuis, T., & Staun, J. (2009). Islamist radicalisation: a root cause model. The Hague: Netherlands Institute of International Relations Clingendael.
Venhaus, J. M. (2010). Looking for a fight: Why youth join Al-Qaida and how to prevent it. Pennsylvania: U.S. Army War College.
Vidino, L. & Brandon, J. (2012). Countering Radicalization in Europe. International Centre for the Study of Radicalisation (ICSR). Geraadpleegd van: https://www.exit-practices.eu/uploads/1/3/0/4/130474014/vidino___brandon__2012_._countering_radicalization_in_europe.pdf.
Vlug, J. & Felten, H. (2022). Antisemitische en antimoslimracistische complottheorieën herkennen en verminderen. Een verkennend onderzoek. Utrecht: Kennisplatform inclusief samenleven. Geraadpleegd van: https://www.movisie.nl/sites/movisie.nl/files/2022-05/Antisemitische-en-antimoslimracistische-complottheorie%C3%ABn-rapport.pdf.
Wienke, D. en O. Ramadan (2011). Polarisatie en radicalisering bij jongeren. Vragen en antwoorden ten behoeve van professionals, werkzaam in eerstelijnsorganisaties en in het onderwijs; werkblad ‘Ontstaan’. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
Wiktorowicz , Q. (2004). Joining the cause: Al-Muhajiroun and radical Islam. Paper presented at the Roots of Islamic Radicalism conference. Cambridge: Yale University.
Winter, M. de. (2007). Opvoeding, onderwijs en jeugdbeleid in het algemeen belang; de noodzaak van een democratisch-pedagogisch offensief. In P. van Lieshout, M. van der Meij & J. De Pree (red.), Bouwstenen voor een betrokken jeugdbeleid (pp. 225-270). Den Haag/Amsterdam: WRR/ Amsterdam University Press.
Wittendorp, S., Bakker, E., De Roy van Zuijdewijn, J., & Koebrugge, A. (2020). Strijd op meerdere fronten. De aanpak van jihadisme en buitenlandse strijders: Tienjaar CT-beleid in Nederland, België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, het VK en de VS (2010-2019). Universiteit Leiden/ ISGA. https://www.universiteitleiden.nl/binaries/content/assets/governance-and-global-affairs/isga/v2_rapport-strijd-op-meerdere-fronten.-terugkijken-op-tien-jaar-ct-beleid.pdf
Wyn, J., & Woodman, D. (2006). Generation, Youth and Social Change in Australia. Journal of Youth Studies, 9(5), 495-514. doi:10.1080/13676260600805713
Yperen, T.A. van (2009). Betere ketens. In: Graas e.a. (Red.). De Wet Jeugdzorg in de dagelijkse praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Zammit, A. (2013). Explaining a Turning Point in Australian Jihadism. Studies in Conflict & Terrorism, 36, 739-755.
Zia-Ebrahimi, R. (2018). When the Elders of Zion relocated to Eurabia: conspiratorial racialization in antisemitism and Islamophobia. Patterns of Prejudice, 52(4), 314-337.