Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Scheiding
Jongere

1. Introductie

Waar gaat de richtlijn over?

Elk jaar krijgen volgens schatting 70.000 thuiswonende kinderen in Nederland te maken met de scheiding van hun ouders. Steeds meer van die ouders waren niet getrouwd. De betekenis van scheiding is de beëindiging van een relatie tussen twee samenwonende partners. Die relatie kan een huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenwoonrelatie zonder juridische status zijn. Volgens berekeningen van het CBS gingen in 2016 bijna 50.000 stellen met minderjarige kinderen en jongeren uit elkaar. Hierbij waren 86.000 minderjarigen betrokken, de ouders van 50.000 kinderen en jongeren waren getrouwd. De overige 36.000 kinderen zagen dus een samenwoonrelatie stranden. Het werkelijke aantal kinderen dat jaarlijks te maken krijgt met een scheiding tussen hun ouders ligt dus hoger dan 70.000 (CBS Statline, 2018b en 2019; Spruijt & Kormos, 2014; Ter Voert, 2019).   

Impact scheiding

Wereldwijd is veel onderzoek gedaan naar de impact van een ouderlijke scheiding op kinderen en jongeren (Amato & Keith, 1991; Amato, 2001; Kim, 2011; Lansford, 2009; Spruijt, 2009; Spruijt & Kormos, 2014). Uit deze studies blijkt dat een ouderlijke scheiding zowel op korte als langere termijn het risico verhoogt op problemen in het dagelijks functioneren en in de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Na een scheiding hebben zij gemiddeld meer emotionele en gedragsproblemen dan leeftijdsgenoten uit intacte gezinnen. Daarnaast ervaren ze een lager welbevinden, een slechter zelfbeeld, meer problemen met relaties en slechtere schoolprestaties. Ook lijkt het aantal conflicten tussen ouders na een scheiding toe te nemen (o.a. Van der Valk & Spruijt, 2013). Die conflicten blijken bovendien schadelijker voor kinderen en jongeren dan de scheiding zelf (Amato, 2010; Lansford, 2009; Swartz-Den Hollander et al., 2018).  

Voor ongeveer 80 procent van de kinderen en jongeren zijn de problemen door de scheiding na ongeveer twee jaar grotendeels verdwenen. Maar er is ook een flinke groep die op de lange termijn (ernstig) last blijft houden van de scheiding. 

Jeugdprofessionals komen vaak in contact met kinderen en jongeren die een scheiding meemaken. Soms direct, wanneer de scheiding van de ouders de reden van de aanmelding is. Soms indirect, als de scheiding van de ouders een rol speelt bij de problemen van een kind of jongere. Rondom kinderen en scheiding zijn de afgelopen jaren diverse ontwikkelingen geweest. Zo stimuleerde de wetswijziging Voortgezet ouderschap na scheiding in 2009 co-ouderschap. Daarnaast zijn er meer ouders die na de scheiding in conflict blijven. Vooral over deze complexe scheidingen zijn maatschappelijke discussies ontstaan, met name over de problematiek van ouders en hun kinderen, en de beste aanpak hiervan. 

Doel 

Deze richtlijn helpt professionals in de jeugdhulp en jeugdbescherming met uniforme adviezen voor het herkennen, signaleren, voorkomen en aanpakken van problemen bij kinderen en ouders die in een scheiding zitten of gescheiden zijn. Zo kunnen zij deskundig met die problematiek omgaan. De richtlijn is ook waardevol voor andere professionals die met de doelgroep in aanraking komen en deskundigheid in huis moeten hebben, zoals huisartsen, pedagogisch medewerkers in de kinderopvang, onderwijsprofessionals en jeugdgezondheidszorg. De richtlijn adviseert welke interventies je kunt inzetten om kinderen en hun ouders te ondersteunen, en de samenwerking met ouders en kind, het netwerk en met school kan versterken. 
 
De dynamiek in gezinnen na een scheiding kan per gezin sterk verschillen, en uit onderzoek en praktijkervaring weten we dat veel factoren hierbij een rol spelen. Het onderwerp scheiding, scheidende ouders en kinderen na scheiding is volop in beweging in het werkveld. Vooral voor scheidingen met veel conflicten (complexe scheidingen) zijn er onlangs veel initiatieven ontstaan. Lang niet in alle gevallen weten wij hiervan al voldoende om gerichte adviezen uit te kunnen brengen. De kennis, ervaring en deskundigheid van professionals blijven daarom ontzettend belangrijk. Bij complexe situaties is supervisie, intervisie en multidisciplinaire samenwerking nodig.  

Doelgroep 

De richtlijn is bedoeld voor jeugdprofessionals die met dit onderwerp te maken hebben. Kijk hier voor meer informatie over de doelgroep van de richtlijnen.  

Vragen

Gevolgen 

Knelpunt: hulpverleners hebben weinig kennis over de gevolgen van een ouderlijke (complexe) scheiding voor kinderen. 

  • Wat kunnen de gevolgen van een ouderlijke (complexe) scheiding zijn voor kinderen?
  • Wat zijn – voor verschillende leeftijdsgroepen – de mogelijke gevolgen als een kind wordt gescheiden van broers en/of zussen?
  • Wat zijn – voor verschillende leeftijdsgroepen – de mogelijke gevolgen als een kind met anderen in een stiefgezin komt te wonen?
  • Wat maakt een scheiding complex: definitie, risico- en beschermende factoren, kenmerken ouders?
  • Wanneer is een scheiding problematisch en wanneer traumatisch?
  • Waaraan kunnen ernstige problemen bij kinderen na een (complexe) scheiding (inclusief loyaliteitsproblemen, parentificatie, ‘ouderonthechting’) worden herkend en hoe kunnen ernstige problemen worden gedefinieerd?
  • Hoe vaak komen ernstige problemen rond een (complexe) scheiding voor?
  • Wat zijn de signalen van problemen bij kinderen na een (complexe) scheiding?
  • Wanneer zijn voor verschillende leeftijdsgroepen de gevolgen van de gehele scheidingsperiode (aanloop, scheiding en nasleep) reden tot zorg in de jeugdhulp en jeugdbescherming, op de consultatiebureaus en in wijkteams?
  • Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor het ontwikkelen van ernstige problemen door kinderen bij een (complexe) scheiding en wat zijn beschermende factoren?
  • Hoe kun je de veiligheid en ontwikkelingsbedreiging van het kind rond een (complexe) scheiding inschatten en borgen respectievelijk centraal laten staan?
  • Hoe draag je als jeugdprofessional zorg voor je eigen veiligheid bij een complexe scheiding?  

Interventies 

Knelpunt: hulpverleners weten onvoldoende hoe zij kinderen met gescheiden ouders het beste kunnen helpen, met name wanneer sprake is van een complexe scheiding. 

  • Welke afwegingen zijn van belang bij de keuze voor een bepaalde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) of voor een bepaalde omgangsregeling die past bij de ontwikkeling van een kind?
  • Welke regeling is gangbaar en welke regeling is het beste voor kinderen?
  • Welke signaleringsinstrumenten voor problemen bij kinderen na een scheiding zijn beschikbaar?
  • Hoe ziet het zorgcontinuüm eruit bij hulp na een (complexe) scheiding, waarbij zo mogelijk uitgegaan wordt van normalisering?
  • Wat zijn – voor verschillende leeftijdsgroepen – effectieve vormen van (preventieve) ondersteuning en wat is het doel van die vormen van ondersteuning?
  • Wat zijn – voor verschillende leeftijdsgroepen – effectieve interventies bij scheidingsgerelateerde problematiek (waaronder complexe scheiding), wat is het doel van die interventies en wat zijn werkzame/kernelementen?
  • Welk aanbod van ondersteuning en preventie is bij hulpverleners bekend? Hoelang mag een interventie (maximaal) duren, rekening houdend met de gestelde doelen? Wat is bekend over de kosten(effectiviteit) van interventies? 

Samenwerking met ouders en met het netwerk 

Knelpunt: hulpverleners zijn afhankelijk van scheidende ouders, met name bij complexe scheiding, en van andere partijen. 

  • Hoe kunnen ouders betrokken worden bij en omgaan met hun kind in en na een (complexe) scheiding?
  • Hoe kunnen hulpverleners omgaan met ouders die niet willen meewerken?
  • Hoe kunnen hulpverleners buiten ouderlijke conflicten blijven en ouders motiveren hun onderlinge conflicten te beheersen?
  • Hoe kunnen hulpverleners omgaan met een eventuele nieuwe partner van moeder en/of vader?
  • Wat is de ondergrens wanneer het bij een complexe scheiding niet lukt om met (één van beide) ouders te werken en wat zijn de consequenties voor het contact tussen ouders en kind?
  • Hoe kunnen jeugdprofessionals omgaan met waarheidsvinding bij complexe scheidingen?
  • Welke kennis heeft een beroepskracht nodig om ouders te kunnen adviseren over het hulpaanbod na (complexe) scheiding en welke juridische en financiële kennis is nodig, vooral in het geval van een complexe scheiding?
  • Hoe kan de jeugdprofessional een duidelijk (gezags)kader stellen, vooral bij complexe scheidingen?
  • Hoe kunnen hulpverleners optimaal samenwerken met andere beroepskrachten die bij het gezin betrokken zijn? Denk aan juristen/advocaten, rechters, wijkteam, school en kinderopvang.
  • Wat is nodig in de multidisciplinaire besluitvorming en ketensamenwerking rondom het kind en de ouders?
  • Hoe kan het netwerk worden benut bij de hulp na (complexe) scheidingen?

Omschrijving van gebruikte begrippen 

De richtlijn heeft de volgende uitgangspunten: 

  • Na een scheiding is er sprake van een inwonende ouder (de ouder bij wie kinderen het grootste deel van de tijd wonen) en een uitwonende ouder (de ouder bij wie kinderen niet of een kleiner deel van de tijd wonen). Co-ouders zijn ouders bij wie een kind na de scheiding beurtelings ongeveer evenveel tijd (minstens 40%) verblijft. Dan zijn er ook nog stiefouders: de nieuwe partners van de ouders met gezag. Afhankelijk van de plek waar kinderen wonen en wanneer, verblijven ze een deel van de tijd of altijd (ook) bij een stiefouder.
  • Formeel is een scheiding de ontbinding van een huwelijk, maar voor kinderen maakt de burgerlijke staat van hun ouders meestal niets uit. In deze richtlijn geldt de term daarom ook voor niet-gehuwde, samenwonende ouders die uit elkaar gaan.
  • De richtlijn gebruikt de term complexe scheiding. Dit is een scheiding waarbij ouders door aanhoudende ernstige conflicten het wederzijds belang, maar vooral het belang en welzijn van de kinderen uit het oog verliezen.
  • Wanneer de richtlijn spreekt over de vroegere Centra voor Jeugd en Gezin (CJG), verwijst dit ook naar de nieuwe benamingen, zoals sociale wijkteams en wijkteams Jeugd en Gezin. Veel gemeenten in Nederland gebruiken de naam CJG niet meer. Door de transitie en transformatie van de jeugdzorg noemen ze deze centra nu vaak sociale wijkteams of wijkteams Jeugd en Gezin. Deze richtlijn sluit aan bij deze actuele terminologie.
  • Sinds de wet Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding in werking trad (1 maart 2009), moeten ouders van minderjarige kinderen een ouderschapsplan toevoegen aan hun verzoek tot scheiding of beëindiging geregistreerd partnerschap. In dat plan moeten minimaal drie wettelijk verplichte afspraken staan: over zorgverdeling, kinderalimentatie en informatie-uitwisseling. De wet verplicht ouders ook om hun kind te betrekken bij het ouderschapsplan, als de leeftijd en ontwikkeling van hun kind dat tenminste toelaat. In het verzoek moeten ouders vermelden hoe ze hun kind hebben betrokken. 

Basisinformatie

Op alle richtlijnen voor jeugdhulp en jeugdbescherming is basisinformatie van toepassing over de volgende onderwerpen:

  • doelgroep van de richtlijnen
  • gedeelde besluitvorming
  • diversiteit
  • beschikbaarheid interventies
  • juridische betekenis van de richtlijnen
  • begripsdefinitie kinderen, jongeren en ouders

Naar de basisinformatie

Een algemene verantwoording van de werkwijze bij de ontwikkeling en herziening van de richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming vind je bij Over de richtlijnen.