
9. Hulpmiddelen en tools
Stoplichtmodel
Het Stoplichtmodel is een signaleringshulpmiddel dat onder andere is ontwikkeld door de jeugdverslavingszorg (Tactus). Het model beschrijft drie kleurcodes die de ernst van het middelengebruik weergeven en adviseert per kleurcode de bijbehorende preventie- of hulpverleningstrajecten. Ook worden risico’s in het systeem ingeschat.
- Groen: Er is (nog) geen sprake van middelenproblematiek
- Oranje: De jongere krijgt de code oranje wanneer er sprake is van experimenteren met middelen tot en met risicovol gebruik
- Rood: De jongere krijgt de code rood wanneer er sprake is van afhankelijkheid of verslaving.
Wat betekent het wanneer het middelengebruik van een jongere een groen, oranje of rood label krijgt?
Groen
In de begeleiding van jongeren die onder het groene stoplicht vallen, speelt positieve feedback een belangrijke rol. Gebruik motiverende gespreksvoering om te ontdekken wat een jongere wil bereiken en hoe middelengebruik deze doelen in de weg kan staan. Geef jongeren voorlichting over de verschillende aspecten van middelengebruik door middel van folders, websites en groepsvoorlichting. Gebruik bijvoorbeeld de richtlijn Verslavingspreventie binnen het onderwijs (Lammers et al, 2019).
Oranje
Bij jongeren die onder het oranje stoplicht vallen, besteed je in de individuele begeleiding expliciet aandacht aan het middelengebruik. Door middel van motiverende gesprekvoering ga je met hen op zoek naar argumenten om het middelengebruik te veranderen. Je raadpleegt altijd een verslavingsdeskundige voor de inzet van geïndiceerde preventie. Ook deze jongeren licht je voor over de verschillende aspecten van middelengebruik via folders, websites en groepsvoorlichting. Kijk op jeugdverslavingszorg.nl voor voorbeelden.
Rood
Bij het rode stoplicht stuur je aan op behandeling door de verslavingszorg. Jongeren die het rode stoplicht krijgen, vertonen een ernstig disfunctioneren op verschillende levensdomeinen. Vaak moet je jongeren tot zo’n behandeling stimuleren. In de individuele begeleiding is behandeling door de verslavingszorg dan ook expliciet onderwerp van gesprek. Voor deze jongeren raadpleeg je altijd een verslavingsdeskundige. Ook deze jongeren worden voorgelicht over de verschillende aspecten van middelengebruik via folders, websites en groepsvoorlichting.
Verdieping en onderbouwing
Classificatie middelengebruik volgens het stoplichtmodel
Om identificatie mogelijk te maken van risicovol gebruikende jongeren en jongeren met een verhoogde verslavingsgevoeligheid, ontwikkelden Tactus en Commujon een classificatiesysteem – ook wel bekend als het Stoplichtmodel. Er worden drie kleurcodes omschreven met bijbehorende trajecten (preventie/hulpverlening). Ook wordt een taxatie gemaakt van de risico’s in het systeem. Als blijkt dat er verslavingsproblematiek aanwezig is bij één of meer gezinsleden leidt dit in ieder geval tot een label rood voor het systeem.
Opbouw van het classificatiesysteem
Het Stoplichtmodel helpt om de ernst van het middelengebruik inzichtelijk te maken. Er zijn geen harde criteria omschreven, maar er wordt gewerkt met een overzicht van gedragskenmerken en signalen. Wel valt op te merken dat de jongeren die het label rood hebben normaliter voldoen aan de DSM-IV-criteria voor middelenmisbruik of -afhankelijkheid. De jongeren met het label oranje zijn alle overige jongeren die middelen gebruiken of dit recent hebben gedaan. De jongeren met het label groen hebben nog geen ervaring met middelen.

Deze figuur toont het stoplichtmodel met kleurverloop.
Werkwijze
Eerst maak je een risicotaxatie van het middelengebruik aan de hand van een checklist. Daarnaast maak je een taxatie van het systeem en weeg je risicofactoren als een verstandelijke beperking, verslaafde ouder of een psychiatrische diagnose mee bij de uiteindelijke labeling. Hierbij maak je onderscheid tussen groen en oranje-rood. De keuze tussen oranje en rood stel je vast in samenspraak met de verslavingszorg.
De grens tussen oranje en rood heeft te maken met de mate waarin het gebruik de ontwikkeling en het dagelijks leven beïnvloedt. Bij oranje is de invloed van het middelengebruik er niet of maar beperkt. In die gevallen is een behandeling in de verslavingszorg niet direct geïndiceerd, maar krijgt de jongere bij voorkeur een preventief aanbod binnen de jeugdhulpinstelling. Bij rood is er sprake van een (verwachte) behandelindicatie voor de verslavingszorg.
Er is voor gekozen om de experimenteerfase al als oranje te labelen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt namelijk dat jongeren die gebruikmaken van jeugdhulpinstellingen vaak snel en zonder al te veel drempels de verschillende fasen doorlopen. Hetzelfde geldt voor jongeren met een verstandelijke beperking, die vaak later beginnen met middelen maar vervolgens sneller doorschieten naar misbruik. Dit maakt dat experimenteergedrag al een risico vormt.
Een middelenbeleid volgens het Stoplichtmodel zorgt ervoor dat middelengebruik een vast onderdeel wordt van de behandeling. Al bij binnenkomst van de jongere vindt labeling plaats en maakt een traject met betrekking tot middelengebruik onderdeel uit van de behandeling. Daarmee kan in veel gevallen worden voorkomen dat jongeren terechtkomen in label rood. Ook helpt het Stoplichtsysteem om het taboe rond middelengebruik te doorbreken en het onderwerp bespreekbaar te maken voor jongeren en medewerkers. De interventies sluiten aan op de behoeften van de jongeren en medewerkers, waarbij een structurele aandacht voor middelengebruik gewaarborgd is.
Resultaten
Er zijn aanwijzingen dat het Stoplichtmodel zorgde voor:
- Afname van middelengerelateerde incidenten.
- Minder (nieuwe) jongeren met label rood.
- Laagdrempelig aanbod voor jongeren en een doorgaande lijn naar behandeling, van preventief aanbod op locatie tot en met toeleiding naar behandeling. Daardoor is de kans op drop-out erg klein.
Voorwaarde voor het slagen van het Stoplichtmodel is dat instellingen gebruikmaken van elkaars expertise. Wellicht is het Stoplichtmodel ook ambulant toepasbaar.