
Risicofactoren
Toelichting op de aanbevelingen
-
Neem kennis van de risicofactoren en beschermende factoren voor het ontwikkelen van problematisch middelengebruik.
-
Ga na of er naast het middelengebruik ook andere actoren meespelen die het risico op de ontwikkeling van problematisch middelengebruik vergroten.
-
Onderzoek altijd de aanwezigheid van problematisch middelengebruik als er sprake is van psychische of gedragsproblemen, en omgekeerd.
Risicofactoren
Er spelen veel factoren een rol bij het ontstaan van problematisch middelengebruik onder jongeren. Bij jongeren die te maken krijgen met jeugdhulp of jeugdbescherming, zijn de risicofactoren voor problematisch middelengebruik in ruime mate aanwezig. Risicofactoren en middelengebruik versterken elkaar daarbij onderling.
Hieronder lees je een aantal bekende risicofactoren voor het ontstaan van problematisch middelengebruik in jongeren op individueel niveau, gezinsniveau, schoolniveau en maatschappelijk niveau (Lipari et al., 2018; Low et al., 2012; Snoek et al., 2010).
Individueel niveau:
- Gebrekkige zelfcontrole en impulsiviteit.
- Oppositioneel-opstandig of antisociaal gedrag.
- Andere psychische problemen, zoals angst, traumatisering en depressie.
- Lichte verstandelijke beperking (lvb).
- Op jonge leeftijd (aan het begin van de adolescentie of eerder) gestart met middelengebruik (waaronder ook tabak).
- Contact hebben (gehad) met residentiële hulp. Dit heeft te maken met de kwetsbaarheid van de doelgroep. Jongeren die in aanraking komen met residentiële hulp lopen een groter risico op middelenproblematiek door de aanwezigheid van risicofactoren. Het in aanraking komen met middelengebruik in deze settings werkt middelengebruik bij deze kwetsbare jongeren ook in de hand.
- Negatieve levensgebeurtenissen (zoals verhuizing, scheiding, verlies van ouder).
- Zoekende zijn naar de eigen identiteit (met betrekking tot gender, seksuele oriëntatie enz.) (Gower et al., 2018; Newcomb et al., 2020).
- Genetische belasting.
- Een traumatische voorgeschiedenis (Simmons & Suárez, 2016).
- Bepaalde persoonlijkheidskenmerken. Denk aan jongeren die zich hopeloos voelen of graag sensatie zoeken. Daarnaast zijn een hoge mate van extraversie en nieuwsgierigheid naar of openstaan voor nieuwe dingen ook risicofactoren.
Gezinsniveau:
- Disfunctionerend gezin.
- Ouders of broer(s)/zus(sen) met verslavingsproblemen.
Schoolniveau:
- Schoolgerelateerde problemen (spijbelen, gedrag in klas, leerachterstand).
- Onderwijs op scholen met een hoog risico (scholen voor jongeren met (gedrags)problematiek).
Maatschappelijk niveau:
- Armoede.
- Gebrekkige sociale controle.
- Normalisering van middelengebruik.
- Nabijheid van leeftijdgenoten die middelen gebruiken.
- Woonachtig in residentiële jeugdzorg.
Deze risicofactoren hangen op een complexe manier met elkaar samen. Middelengebruik kan de aanwezige risicofactoren bovendien versterken. Het Cumulatieve Risicomodel (Hermanns, 2009) gaat ervan uit dat problemen vooral ontstaan als meerdere risicofactoren tegelijkertijd aanwezig zijn. Uit talloze studies blijkt dat een opeenstapeling van risico’s de kansen op allerlei problemen aanzienlijk verhoogt. Zijn er tenminste vier risicokenmerken aanwezig, dan is de kans tien keer zo groot dat er problemen ontstaan. De achterliggende theorie van het Cumulatieve Risicomodel is dat een teveel aan stressoren leidt tot een ontregeling van de zelfregulatie van gezinsleden (vooral bij de ouders) en het gezin als geheel (Hermanns, 2009).
Comorbiditeit als risicofactor
Veel klachten die ontstaan door middelengebruik kunnen worden veroorzaakt door psychische problemen en andersom. In die gevallen is er vaak een wisselwerking tussen de psychische problemen en het middelengebruik.
Door de hoge prevalentie van comorbide aandoeningen is het belangrijk altijd de aanwezigheid van problematisch middelengebruik te onderzoeken bij gebleken psychische of gedragsproblemen, en omgekeerd.
Beschermende factoren
Beschermende factoren zijn kenmerken die het effect van bestaande risicofactoren compenseren of opvangen. Ze maken jongeren minder kwetsbaar voor bijvoorbeeld het ontwikkelen van een probleem met middelen. Hieronder lees je een aantal voorbeelden van beschermende factoren op individueel niveau, gezinsniveau, schoolniveau en maatschappelijk niveau.
Individueel niveau:
- Gebalanceerd temperament.
- Vermogen tot zelfregulering.
- Goede pro-sociale vaardigheden.
Gezinsniveau:
- Hechting met verzorgers.
- Duidelijke grenzen door en afspraken met ouders.
- Kwalitatief goede opvoeding.
Schoolniveau:
- Ruime aandacht voor ontwikkeling om eigen beslissingen te maken te beslissen en om problemen op te lossen.
Maatschappelijk niveau:
- Positieve samenlevingsnormen (EMCDDA, 2019).
- Duidelijke regelgeving over prijs en beschikbaarheid (dat is in veel mindere mate mogelijk voor drugs dan voor alcohol en tabak).
Een toegankelijke infrastructuur voor preventie, en een goede samenwerking tussen organisaties als onderwijs, zorg en welzijn zijn beschermende factoren voor zowel middelenproblematiek als psychische problemen (EMCDDA, 2019; Postma, 2008).
Verdieping en onderbouwing
Comorbiditeit als risicofactor
De psychiatrische comorbiditeit onder jongeren die door hun problematische middelengebruik in aanraking komen met de jeugdverslavingszorg is erg hoog. Uit een internationale systematische review (Armstrong & Costello, 2002) blijkt dat 60% van de jongeren met een stoornis in het middelengebruik een psychische stoornis heeft. Ook blijkt dat 24% van de jongeren in de verslavingszorg ADHD heeft (Emmerik et al., 2012). Köck en anderen (2022) concluderen in een beschrijvende review dat persoonlijkheidsstoornissen, ADHD en affectieve stoornissen in jongeren het vaakst samengaan met stoornissen in het gebruik van een middel.
De relatie gaat ook de andere kant op, is complex en hangt samen met veel factoren. Spaedy en anderen (2020) noemen angststoornissen en depressie als de meestvoorkomende comorbide stoornissen bij jongeren die middelen gebruiken. Wel concluderen ze dat zulke comorbide stoornissen vaak onvoldoende gesignaleerd worden. Daarnaast is er ook een duidelijk verband tussen trauma en middelengebruik (Basedow et al., 2020; Simmons & Suárez, 2016).
Uit een Nederlands onderzoek (Couwenbergh, 2009) naar de prevalentie van het samengaan van zwaar middelengebruik met psychische problemen onder adolescenten en jongvolwassenen (12-23 jaar) blijkt dat 33,7% psychische problemen of problemen in het middelengebruik heeft. Hiervan geeft 14,4% aan zwaar middelen te gebruiken. 15,5% ervaart psychische problemen. Zwaar middelengebruik werd in dit onderzoek als volgt gedefinieerd.
- Roken: meer dan 10 sigaretten per dag.
- Alcoholgebruik: binge drinking (5 of meer glazen alcohol per gelegenheid) bij minimaal 7-8 gelegenheden gedurende de afgelopen maand en in de afgelopen twee weken op minstens 3-4 gelegenheden.
- Cannabisgebruik: bij minimaal 5-6 gelegenheden gedurende de afgelopen maand.
- Harddrugsgebruik (ecstasy, speed, cocaïne, heroïne, lsd): in de afgelopen maand minimaal 1 keer.
Van deze adolescenten en jongvolwassenen rapporteert 3,8% dat psychische problemen en zwaar middelengebruik gelijktijdig voorkomen. Dit percentage is bijna twee keer zo hoog als op basis van kans verwacht kan worden. Dit suggereert dan ook een causale relatie tussen psychische problemen en zwaar middelengebruik.
Er is verder nog weinig bekend over de relatie tussen (zwaar) middelengebruik en psychische problematiek onder adolescenten en jongvolwassenen. Het Youth In Transition (YIT) onderzoek probeert hier meer over in kaart te brengen. Dit longitudinale onderzoek kijkt onder andere naar (de voorspellers van) middelenstoornissen en comorbide psychische problematiek. De resultaten zijn nog niet bekend, maar kun je later terugvinden op www.youthintransition.nl.