Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Traumagerelateerde problemen
Twee kinderen op een schommel

Psycho-educatie bieden

Toelichting op de aanbevelingen

  • Geef psycho-educatie aan het kind en de directe omgeving, zoals gezinsleden en leerkrachten. Geef uitleg over veelvoorkomende stressreacties na het meemaken van een ingrijpende gebeurtenis en manieren om hiermee om te gaan. Benoem daarnaast positieve verwachtingen en geef uitleg over veerkracht bij kinderen.

  • Geef psycho-educatie over de symptomen die het kind ervaart en/of ouders herkennen. Leg uit dat deze gedachten of gevoelens vaak voorkomen na het meemaken van een ingrijpende gebeurtenis. Wees bemoedigend en realistisch over therapie en de mogelijkheden van herstel.

  • Stimuleer het kind bij het ondernemen van betekenisvolle en positieve activiteiten die voldoening en plezier geven.

Het is cruciaal dat kinderen – en ouders – de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Dat ze uitleg krijgen over dat wat ze hebben meegemaakt, passend bij hun behoefte, leeftijd en ontwikkelingsniveau. En dat je samen het proces van beslissingen doorloopt, zodat het gezin kindgerichte hulp kan ontvangen. Vertel bijvoorbeeld over de verschillende mogelijke reacties op een ingrijpende gebeurtenis, helpende manieren om hiermee om te gaan en wanneer verdere hulpverlening nodig is (Schnyder & Cloitre, 2015). Help ouders en het kind waar mogelijk beschermende factoren te versterken en risicofactoren te verminderen. Stimuleer het gezin om zich te richten op herstel van het gezinsritme, de regulatie van stress en steun vanuit het eigen netwerk, bijvoorbeeld bij praktische zaken. Betrek kinderen en belangrijke anderen in hun directe omgeving, zoals gezinsleden of leerkrachten, zo veel mogelijk bij de psycho-educatie. Leg uit wat het kan betekenen als een gezinslid of leerling een ingrijpende gebeurtenis heeft meegemaakt en geef adviezen hoe daarmee om te gaan.

Psycho-educatie 

  • Geef psycho-educatie aan het kind en anderen in de directe omgeving, zoals gezinsleden en leerkrachten.
  • Stem de taal en inhoud van de psycho-educatie af op de soort gebeurtenis en de behoefte, de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind en ouders.
  • Geef uitleg over normale, veelvoorkomende stressreacties en overlevingsreacties (bevriezen, vluchten, vechten, vrede bewaren of verlammen) na het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen.
  • Benoem de ingrijpende gebeurtenis(sen) en draai er niet omheen. Zo laat je het kind zien dat je hier in openheid over mag en kan praten.
  • Geef concrete voorbeelden van mogelijke stressreacties, zoals nachtmerries, negatieve gedachten, trillen, lichamelijke problemen en problemen met slapen, eten, concentratie en prikkelbaarheid. Hierdoor kan de omgeving gedragsveranderingen makkelijker herkennen. Leg uit dat dit normale reacties zijn op het meemaken van een ingrijpende gebeurtenis. Als het gaat om zeer jonge kinderen of kinderen met een lvb die zich minder verbaal uiten, leg de ouders dan uit dat het signaleren van gedragsveranderingen extra belangrijk is.
  • Leg uit dat het belangrijk is om traumagerelateerde problemen te herkennen. Met behandeling kunnen immers latere problemen voorkomen worden.
  • Besteed aandacht aan het ontschuldigen van het kind en eventueel de ouders en geef uitleg over automatische overlevingsreacties. Voorbeelden: “Het is niet jouw schuld”, “Het is oké dat je je verdrietig/bang/boos voelt.”
  • Leg de omgeving uit dat het van belang is om het kind alternatief gedrag te bieden. Geef aan wat ze wél kunnen doen om zich te uiten, bijvoorbeeld praten, spelen, knutselen, tekenen, muziek luisteren of sporten. Volg daarbij het initiatief van het kind en respecteer diens grenzen.
  • Geef het kind en ouders uitleg over veerkracht bij kinderen.
  • Dring er niet op aan dat het kind over diens emoties praat, volg hierin het tempo van het kind.
  • Vertel dat niet alle kinderen hulp nodig hebben. Leg uit wanneer verdere hulpverlening nodig is. Wees bemoedigend en realistisch in je boodschap over behandeling.
  • Informeer kind en ouders goed over mogelijke traumabehandelingen. Voor Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) en traumagerichte cognitieve gedragstherapie bestaat het meeste wetenschappelijke bewijs dat ze helpen bij traumagerelateerde problemen. De daadwerkelijke keuze tussen deze behandelingen ligt bij de behandelaar, het kind en de ouders.
  • Bij verminderde motivatie is het van belang om eventuele belemmeringen in kaart te brengen en te bespreken. Bijvoorbeeld gevoelens van loyaliteit of angst om bepaalde gevoelens niet aan te kunnen. Leg uit dat behandeling de cirkel van revictimisatie (opnieuw slachtoffer worden van trauma) kan doorbreken. Het bespreken van voor- en nadelen van behandeling kan hierbij ondersteunend zijn. Benoem de voordelen van traumabehandeling: je zult minder nare klachten hebben, je voelt je minder bang en somber, het werkt soms snel, je kunt met iemand jouw verhaal over het trauma delen, je kunt steun krijgen. Benoem ook mogelijke nadelen: je kunt ertegen opzien om over je trauma’s te praten, het kan spannend zijn, het kost tijd. Ook motiverende gespreksvoering kan helpend zijn.
  • Maak waar passend gebruik van informatieve websites en filmpjes:
  • Bespreek met het kind en de ouders wat zij prettig vinden in het contact met de jeugdprofessional om hun betrokkenheid te vergroten. Betrek het kind bij beslissingen en geef uitleg.
  • Spreek positieve verwachtingen uit en geef uitleg over veerkracht bij kinderen.
  • Wees je bewust van je verbale en non-verbale reacties op het aanhoren van de gebeurtenis en houd daar controle over. Reageer authentiek, blijf kalm, luister en geef erkenning door bijvoorbeeld te zeggen: “Wat naar wat jou is overkomen”. Communiceer op een niet-opdringerige, medelevende en behulpzame manier.

Als de ingrijpende gebeurtenis kortgeleden is:

  • Leg uit wat goede manieren zijn om met de ingrijpende gebeurtenis om te gaan: dagelijkse routine oppakken, naar school blijven gaan, gezond slaapgedrag aanhouden, voldoende bewegen, plezierige activiteiten ondernemen, probleemoplossende vaardigheden aanleren en aandachts-, ademhalings- en ontspanningsoefeningen doen.
  • Geef de positieve boodschap dat veel kinderen geen klachten ontwikkelen en dat klachten vaak binnen vier weken vanzelf afnemen.
  • Bied ouders ondersteuning bij het reguleren van hun eigen reacties of motiveer hen zo nodig om zelf hulpverlening in te schakelen, zoals traumazorg, zodat zij hun kind beter kunnen ondersteunen.

Wat je beter niet kunt doen

  • Dring er bij het kind niet op aan om (steeds opnieuw) te praten over de gebeurtenis en emoties te uiten (psychologische debriefing).
  • Reageer niet afwerend op de ingrijpende gebeurtenis. Voorbeelden hiervan zijn schrikken, overspoeld raken, het niet geloven of zeggen: “Ik vind het heel erg” of “Ik begrijp het”. Het “heel erg vinden” suggereert dat het heel erg is en dus beter om niet te bespreken. “Ik begrijp het” kan suggereren dat je denkt te weten hoe het kind zich voelt, terwijl kinderen aangeven zich door zulk soort reacties juist minder goed begrepen te voelen.
  • Voorkom meerdere wisselingen van jeugdprofessionals en/of overplaatsingen in het verblijf.
  • Praat in het bijzijn van het kind niet continu over wat er is gebeurd.
  • Neem niet de regie of de taken over die het kind of diens gezin zelf het beste kunnen uitvoeren.
  • Bagatelliseer de situatie niet. Voorbeelden zijn: zeggen dat het niet zo erg is, dat het wel meevalt, dat iemand anders er veel erger aan toe is of dat er nu genoeg over gepraat is.

Een goede samenwerkingsrelatie tussen cliënt en jeugdprofessional is belangrijk. Daarvoor moet het klikken tussen beide partijen. Ga hierover het gesprek aan met kind en ouders. Benadruk dat zowel kind als ouders het mogen aangeven als zij zich in het contact met de jeugdprofessional niet prettig voelen. Zie ook de richtlijn Samen beslissen over hulp.

Debriefing te overweldigend

Enige tijd werd de debriefing gebruikt: een opvanggesprek met een jeugdprofessional direct na een ingrijpende gebeurtenis. Hierin bespreekt het kind de emotionele beleving van de gebeurtenis. Inmiddels blijkt uit onderzoek onder volwassenen dat het uitdiepen van emoties te overweldigend kan zijn. Over het effect van de debriefing onder kinderen is nog onvoldoende bekend. Daarom wordt debriefing met kinderen momenteel afgeraden (Schnyder & Cloitre, 2015).

Wat aantoonbaar helpt, is ervaringsdeskundigheid inzetten, als het kind hier behoefte aan heeft. Een persoon die iets vergelijkbaars heeft meegemaakt, kan als rolmodel fungeren en ervoor zorgen dat het kind zich meer begrepen voelt.

De jeugdprofessionals die deelnamen aan de ontwikkelsessies gebruiken in de praktijk regelmatig psycho-educatiemateriaal uit verschillende, soms niet-wetenschappelijk onderbouwde bronnen. Experts zijn het erover eens dat psycho-educatie over de diagnose en behandeling nodig is (zie ook Schnyder & Cloitre, 2015). Voorbeelden van psycho-educatiemateriaal in de fase van signalering zijn de illustraties van Beacon House, de werking van emoties in de hersenen (Brands- Zandvliet, 2011; Hughes & Baylin, 2014), de ‘window of tolerance’ en ‘in mind platter’ (Ogden et al., 2000; Siegel, 1999; Siegel & Bryson, 2013) en Integratief Opvoeden (Schlattmann, 2021). Over de effectiviteit bestaat geen uitsluitsel. Daarom zijn deze bronnen niet in de richtlijn zelf opgenomen. Het neurosequentiële model van Bruce Perry (2006) heeft op enkele plekken in Nederland jeugdprofessionals geïnspireerd in hun werk. Het ontbreekt nog aan gedegen onderzoek naar dit model, daarom is het niet in de richtlijn opgenomen. Jeugdprofessionals die op zoek zijn naar vragen om het kind zo goed mogelijk te ondersteunen, vinden handvatten op Rakevragen.nu.