Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Traumagerelateerde problemen
Twee kinderen op een schommel

6. Competenties

Houding en rol van jeugdprofessionals

Voor kinderen kan het erg spannend zijn om te praten over de ingrijpende gebeurtenis. Dit kan gepaard gaan met emoties, zoals boosheid, verdriet, schuld, schaamte en walging. Het is daarom zaak om op een authentieke manier op het verhaal van het kind te reageren. Dat betekent kalm blijven, aandachtig luisteren en het kind erkennen in diens ervaring. Schat in wat het kind nodig heeft en stem je reactie hierop af. Zo creëer je een veilige sfeer. Bespreek ook met het kind wie er op de hoogte moet worden gebracht. Wanneer het kind niet wil dat je anderen inlicht maar je dit toch nodig vindt voor de veiligheid, wees hierover dan transparant en leg duidelijk uit waarom je dit besluit neemt. Bij twijfel of het verhaal klopt, kun je de nadruk leggen op de ervaring van het kind; waarheidsvinding is niet het doel. Je kunt erkennen wat het kind als ingrijpend heeft ervaren. Als je zelf ontregeld of overspoeld raakt, zoek dan steun bij collega’s, in het eigen netwerk of zo nodig in de professionele hulpverlening om het risico te beperken dat je zelf getraumatiseerd raakt (secundaire traumatisering).

Meerdere perspectieven

Het is belangrijk om in gesprekken met het kind en ouders rekening te houden met meerdere perspectieven vanuit alle betrokken partijen: de meerzijdige partijdigheid (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986). Als jeugdprofessional moet je rekening houden met loyaliteitsgevoelens van het kind richting diens ouders, compassie hebben voor de eventuele onmacht van de ouders en helpen om ouders te ontschuldigen. Als ouders een aandeel hebben in de ingrijpende gebeurtenis moet je zowel kunnen luisteren naar het verhaal van de ouders als ook uiten dat de gebeurtenis niet had mogen plaatsvinden.

Culturele verschillen

Wees als jeugdprofessional bovendien sensitief voor de verschillende overtuigingen en wereldbeelden van cliënten en de invloed van mogelijke taalbarrières op hun overtuigingen. In sommige culturen spreken mensen minder transparant over ingrijpende gebeurtenissen of de gevolgen daarvan. Het kan dan meer tijd kosten om een vertrouwensband op te bouwen (Dückers et al., 2014). Je zou in zulke gevallen gebruik kunnen maken van een mediator met dezelfde achtergrond. Voor meer informatie over cultuursensitief werken kun je de beroepscodes en de generieke module diversiteit van de GGZ Standaarden raadplegen (AKWA, 2019).

Communicatie

Let bij kinderen of ouders die minder ontwikkeld zijn of een verstandelijke beperking hebben extra op een mogelijk beperkter netwerk of communicatieniveau (Didden et al., 2016; Kregten et al., 2020). Als kinderen een taalontwikkelingsstoornis of doof of slechthorend zijn, ga dan na welke aanpassingen nodig zijn om communicatie mogelijk te maken. Sommige kinderen vinden het moeilijk om te spreken over abstracte zaken als gevoelens, gedachten en gebeurtenissen in het verleden. Of kinderen hebben nog weinig inzicht ontwikkeld in hun eigen en andermans binnenwereld (Van den Bedem, 2018). Geef kinderen daarom voldoende tijd om informatie te verwerken, hun eigen boodschap te formuleren en controleer of een boodschap goed is overgekomen. Bij dove en slechthorende kinderen kun je een gebarentolk inzetten.

Verdieping en onderbouwing

In de praktijk wordt een kalme reactie van ouders of jeugdprofessionals op de onthulling van een ingrijpende gebeurtenis door een kind vaak een kalm brein genoemd. In de richtlijn is ervoor gekozen om deze term niet op te nemen, omdat deze niet bij alle jeugdprofessionals bekend is. Gekozen is voor de uitleg van de term: door zelf kalm te blijven kan de volwassene als co-regulator van het kind fungeren en het kind helpen om zijn eigen emoties en stress beter te hanteren. De richtlijn adviseert jeugdprofessionals om zelf steun, intervisie of begeleiding te zoeken wanneer ze ontregeld of overspoeld raken. Bijvoorbeeld als het eigen verleden een rol speelt, of als reactie op de ingrijpende gebeurtenissen van cliënten (secundaire traumatisering). Daarnaast is het ook mogelijk om in het team te bespreken of een collega bepaalde taken kan overnemen.