
Onduidelijkheid over ouderlijke problematiek
Toelichting op de aanbevelingen
-
Wees alert op de ouder- kindinteractie en de gehechtheid van het kind aan de ouder(s). Zowel bij kinderen van ouders met psychische en/of verslavingsproblemen als bij kinderen met een licht verstandelijke beperking (lvb) is er sprake van een verhoogde kwetsbaarheid voor gehechtheidsproblemen (Janssen & Schuengel, 2006; Van Santvoort & Riemersma, 2019). Er is dus een dubbel risico.
-
Sluit aan bij het begripsniveau van het kind en de ouder(s) voor communicatie en taalgebruik. Abstract denken is vaak lastig voor iemand met een lvb. Gebruik concrete woorden, korte zinnen, korte opdrachten en veel herhaling. Het kan helpen om visuele ondersteuning te gebruiken. Verbale informatie is namelijk moeilijker te verwerken dan visuele informatie. Controleer of ouders en/of kinderen het begrepen hebben. Formuleer informatie positief en vermijd dubbele ontkenningen.
-
Maak de sessie en oefenstof zo concreet mogelijk, omdat kinderen met een lvb de theorie en oefeningen vaak onvoldoende begrijpen. Dit kun je doen door aan te sluiten bij hun belevingswereld, voor structuur te zorgen, informatie te vereenvoudigen en doseren. Gebruik concrete voorbeelden uit het dagelijks leven van de ouder(s) of het kind zelf. Plan voldoende pauzes in en let op signalen van vermoeidheid. Het kan voor iemand met een lvb lastig zijn zich langere tijd te concentreren.
-
Laat het kind vooral oefenen en zelf ervaren. Dat werkt vaak beter dan er veel over te praten en theorie te behandelen. Bij cognitieve gedragstherapie ligt de nadruk meer op exposure dan op inzicht.
-
Stel haalbare, makkelijke en concrete doelen. Beloon en bevestig regelmatig, en benadruk sterke kanten van de ouder(s) en het kind.
-
Bespreek bij de begeleiding van de ouders hun eigen problematiek. Het is van belang aan de orde te stellen hoe het kind hierover te informeren. Zie hiervoor de tools en bovenstaande aanbevelingen om aan te sluiten bij het niveau van het kind.
-
Ga met ouders in gesprek over de invloed van hun problemen op hun kind en geef in dit gesprek terug wat hun kind verteld heeft. Het is belangrijk dat je over goede gespreksvaardigheden beschikt, en daarmee de werkrelatie tussen ouders, kinderen en hulpverleners steeds verder opbouwt.
-
Als onbekend is of een ouder psychische problemen heeft, maar er wel een vermoeden is, neem dan de Vragenlijst Gezin en Opvoeding (VGO) af (subschaal Opvoedingsbelasting Vragenlijst (OBVL). Of win in overleg met de ouder informatie in bij de huisarts, behandelaar of verwijzer.
-
Wees je bewust van eventuele verschillen tussen culturen, referentiekaders en opvattingen. Probeer tijdens gesprekken een open houding te behouden, de tijd te nemen en zo goed mogelijk aan te sluiten bij de ouder(s) en het kind.
-
Als ouders de voorgestelde hulp voor hun kind weigeren of geen hulp willen voor de eigen psychische en/of verslavingsproblemen, ga dan het gesprek met hen aan. Wijs op de mogelijke gevolgen van hun problemen voor hun kind. En leg uit hoe belangrijk het is dat hun kind zich optimaal kan ontwikkelen. Volg bij (een vermoeden van) huiselijk geweld, kindermishandeling of zorgen over het kind de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling en bijbehorend afwegingskader.
-
Geef in alle gevallen psycho-educatie door onder anderevoorlichtingsbrochures mee te geven en te verwijzen naar vrij toegankelijke KOPP/KOV-websites en generieke interventies voor ouder(s) en kind (zie Aanpak en Interventies).
Onduidelijkheid over ouderlijke problematiek
De richtlijn gaat ervan uit dat bij de aanmelding van een kind duidelijk is of er psychische en/of verslavingsproblemen spelen bij een of beide ouders. Bovendien is de aanname dat ouders bereid en in staat zijn om hun kind te laten begeleiden of behandelen volgens de aanbevelingen in deze richtlijn. En dat zij ook zelf bereid zijn om hulp voor hun eigen problematiek te aanvaarden. Daarnaast gaat de richtlijn ervan uit dat de genoemde interventies beschikbaar zijn. Dat zal niet bij alle kinderen die worden aangemeld het geval zijn. Zij hebben dan extra handelingen nodig die de beschermende factoren versterken en risicofactoren verminderen.
Het is niet altijd duidelijk of een ouder kampt met psychische en/of verslavingsproblemen. Ook als er slechts een vermoeden is, is het belangrijk om om met de ouders na te gaan wat er (nog meer) speelt in het gezin en wat goed is om te weten in het belang van het kind.
Zo kan een ouder de eigen problematiek en de gevolgen hiervan voor het kind niet inzien. Of de partner onderkent deze problematiek niet of juist wel. Daarnaast kunnen ouders elkaar diskwalificeren, bijvoorbeeld bij een (v)echtscheiding, of spelen schaamte en eergevoel een grote rol. In sommige gezinnen zijn psychische en verslavingsproblemen een taboe. Ook kunnen ouders een ander referentiekader hebben dan jij als hulpverlener. Er zijn verschillen tussen hoe culturen of religies ziektes benoemen en verklaren.
Om inzicht te krijgen in de gezinscontext en de ouderlijke problematiek te begrijpen, is het belangrijk om deze uit te zoeken of uit te vragen. Soms is het onbekend wat er bij ouders aan de hand is en zoeken de ouders geen hulp voor zichzelf.
Ook kunnen ouderlijke problemen of de bereidheid om te veranderen moeilijker zichtbaar zijn door een (licht) verstandelijke beperking. Het is dan nuttig om extra informatie in te winnen bij de huisarts, verwijzer of behandelaar van de ouders. Dat moet altijd wel in overleg met de ouders en volgens de wettelijke regels voor informatie-uitwisseling.
Daarnaast kun je de VGO (subschaal OBVL) afnomen. Die screent met verschillende vragenlijsten op depressieve stemmingen, rolbeperking en gezondheidsklachten van de ouder(s), (Vermulst et al., 2011).
Verdieping en onderbouwing
Ouders die zorg mijden
In situaties waarin (één van) de ouder(s) hulp voor het kind of voor zichzelf weigert/weigeren, is het van belang toch te proberen een optimale situatie voor het kind te creëren. Bij een vermoeden van (ongediagnosticeerde) psychische problemen of verslavingsproblemen bij één van de ouders moet er een diagnostisch onderzoek plaatsvinden. Verder moet er een professional bij dit gezin betrokken zijn die weet hoe met (de ouder met) deze psychische problemen of verslavingsproblemen om te gaan en wat voor impact deze kunnen hebben op het kind. Psycho-educatie bij het kind is hierbij essentieel (zie Aanpak en interventies).
Wanneer één van de gezinsleden een verslaving of psychische problemen heeft, kan dit een sterke wissel trekken op het gezin. Gezinsleden kunnen verschillend omgaan met de problematiek; tegelijkertijd staan de ervaringen en reacties van gezinsleden met elkaar in verband en beïnvloeden deze elkaar. Sommige gezinsleden hebben veel meer of sterkere nadelige gevolgen ondervonden dan andere. In de systeembenadering gaat het er niet om welk gezinslid gelijk heeft, maar erkennen hulpverleners ieders kant van het verhaal. Ze gaan op zoek naar hoe een interactiepatroon binnen een gezin verloopt en in stand wordt gehouden. Daarbij zoeken ze naar ieders aandeel zonder daarbij over schuld te spreken. Zo kan het verhaal van verschillende kanten worden verteld.
Mogelijk werken systeeminterventies met de beide ouders erbij niet goed als er bij één van de ouders sprake is van psychopathie (Leedom et al., 2013). Ook hier geldt dat het belangrijk is om de ouderrol van beide ouders te ondersteunen en bij beide te versterken wat goed gaat.
Om het risico te verkleinen dat het kind (ernstige) problemen ontwikkelt, is het belangrijk dat de jeugdprofessional het gesprek met de ouders aangaat en daarin de gevolgen van de ouderlijke problematiek voor het kind bespreekt. Tijdens dit gesprek kun je aan de ouder(s) teruggeven wat die verteld heeft. Hierbij kun je de techniek van motiverende gespreksvoering volgen (Miller & Rollnick, 2005). Bij Hulpmiddelen en tools vind je tips voor gespreksvoering met ouders. Het is van belang zorgvuldig om te gaan met wat het kind in vertrouwen heeft verteld en van tevoren samen af te spreken wat je wél kan teruggeven aan ouders en wat niet.
Het bespreekbaar maken van moeilijke onderwerpen
- Bij het vermoed of opmerken van weerstand bij de ouders: licht de functie en het doel van het gesprek dan extra goed toe. Door het gesprek goed te onderbouwen, is het mogelijk achterdocht te verminderen of wegnemen. Refereer eventueel ook aan de hulpverleningsovereenkomst.
- Spreek bij ouders die hun eigen problematiek ontkennen simpelweg over ‘stress hebben’ in plaats van over psychische, psychiatrische en/of verslavingsproblemen.
- Als ouders een andere culturele achtergrond en een ander referentiekader hebben dan de hulpverlener, kan het ook helpen om te spreken van ‘stress’ of ‘uit evenwicht zijn’ in plaats van over psychische en/of verslavingsproblemen. Verwijs in overleg eventueel door naar i-psy. Deze partij biedt behandeling in diverse talen aan volwassenen en kinderen met verschillende culturele achtergronden en uiteenlopende psychische problemen.
- Problematiseer de situatie van het kind niet.
- Vraag naar dingen die al goed gaan in het gezin, en benadruk deze.
- Vraag naar hulpbronnen in het netwerk van het gezin (Bijvoorbeeld: ‘Bij wie kunt u terecht?’)
- Geef complimenten.
- Vraag wat de ouders zelf moeilijk vinden in de opvoeding van hun kind.
- Als ouders hun problematiek blijven ontkennenof ontkennen dat het kind iets van hun problematiek zou merken, vraag dan hoe ze hun kind benaderen als ze een goede (rustige) of een slechte (onrustige) dag of periode hebben.
- Geef ouders en kinderen in alle gevallen voorlichtingsbrochures mee en wijs hen op de beschikbare websites (let op: deze staan nog niet in alle brochures).
- Kom in een eventueel volgend gesprek terug op de brochures. Vraag wat de ouders ervan vonden, of ze er iets aan hebben gehad en of ze er vragen over hebben. Dit kan bij ouders die zorg mijden een opening geven.
Als ouders niet van gedachten veranderen, benadruk dan dat zij in de toekomst altijd contact kunnen opnemen. Houd de deur dus open. Ouders die de eigen problematiek ontkennen en daarom geen hulp wensen voor zichzelf of hun kind, kunnen mogelijk wel openstaan voor de generieke interventies die zijn beschreven in de Aanpak en interventies. Ook deze interventies kunnen beschermende factoren in het leven van het kind versterken.
Tot slot kunnen zich situaties voordoen waarin het belang van het kindboven het belang van de ouders gaat. Het belang van het kind vormt bij alle maatregelen en beslissingen een eerste overweging. Een zorgvuldige afweging tussen alle belangen is hierbij geboden. Iedere professional kan contact opnemen met Veilig Thuis voor overleg. Raadpleeg bij een vermoeden van huiselijk geweld, kindermishandeling of zorgen over het kind na de Kindcheck in de ggz naar de richtlijn Kindermishandeling en de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling.
Opname van een ouder
Wanneer een ouder (gedwongen) opgenomen wordt vanwege verslaving of ernstige problematiek is goede uitleg en begeleiding nodig. Hoe instellingen kinderen daarbij ondersteunen kan erg verschillenen, evenals hun visie op de rol die kinderen kunnen spelen in de behandeling van de ouder. Het is van belang om oog te hebben voor zowel het helingsproces van de ouder als voor de bescherming van het kind. Zorg voor maatwerk in hulp, vormen van omgang en contact of contactherstel in het belang van het kind.
Licht verstandelijke beperking
Onder kinderen met een licht verstandelijke beperking (lvb) lijkt het percentage KOPP/KOV-kinderen hoger te zijn dan binnen de algehele populatie (Van Santvoort & Riemersma, 2019). Er is sprake van een dubbel risico bij kinderen met een lvb van wie een (of beide) ouder(s) psychische en/of verslavingsproblemen hebben. Kinderen met een lvb hebben al vaker problemen in hun ontwikkeling dan kinderen zonder een lvb. Daarnaast hebben kinderen van ouders met psychische problemen (inclusief lvb) meer risico om zelf ook psychische problemen te ontwikkelen.
De reguliere diagnostische instrumenten en interventies zijn niet altijd bruikbaar voor ouders en/of kinderen met een lvb. Het is dus van belang rekening te houden met bij de kenmerken van een lvb en hierbij aan te sluiten. Om dit te kunnen doen, zijn er aanpassingen nodig in de diagnostiek en de hulpverlening. Ga voor een volledig overzicht van aanbevelingen en meer informatie naar Douma (2018). Deze publicatie is gratis te downloaden op de website van het Kenniscentrum LVB.
De interventie ‘Jij bent okay’ is gebaseerd op bestaande KOPP/KOV-interventies en is aangepast aan het cognitieve niveau van kinderen en ouders met een lvb (Riemersma et al., 2015). Het is een groepsaanbod voor kinderen en een online ondersteuning voor de ouder(s). De interventie wordt op dit moment onderzocht op effect en is nog niet landelijk beschikbaar.