
8. Hulpmiddelen en tools
Er zijn diverse hulpmiddelen beschikbaar, die je kunnen ondersteunen om te beslissen over een terugplaatsing:
Risicotaxatie kindveiligheid
De meest gebruikte instrumenten in de jeugdhulp om de veiligheid en mogelijke risico’s voor de veiligheid in te schatten zijn de LIRIK en de ARIJ.
Om te zorgen dat terugplaatsing een duurzaam en veilig besluit is, kun je als jeugdprofessional gebruikmaken van verschillende Nederlandse en internationale methodes. De Beoordelingsboog, het Pedagogisch Beslis-Model en het Reunifaction Practice Framework (verderop uitgewerkt) zijn methodes voor gestructureerde besluitvorming, vooral toegepast in de praktijk van de pleegzorg. Er bestaat in de praktijk geen overeenstemming over de methode die het beste is. Meer onderzoek is daarom gewenst.
LIRIK: betrouwbaarheid en validiteit
Uit onderzoek van Bartelink et al. (2015) bleek dat de betrouwbaarheid en de validiteit van oordelen waarbij LIRIK gebruikt is onvoldoende zijn en niet beter dan die van ongestructureerde oordelen. Wel raden de onderzoekers aan om de LIRIK te blijven gebruiken. Voor andere risicotaxatie-instrumenten is ook niet aangetoond dat zij leiden tot meer objectieve oordelen. Professionals ervaren het werken met de LIRIK als zinvol. Ze geven aan hierdoor gestructureerder te werken en meer aandacht te hebben voor factoren die relevant zijn bij kindermishandeling. Wanneer de LIRIK wordt gebruikt, blijven oordelen nog steeds vooral subjectief. Wees je hiervan bewust. En wees ook transparant over deze subjectiviteit in je communicatie met ouders en kinderen (Bartelink et al., 2015).
ARIJ: betrouwbaarheid en validiteit
De intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid van de risicotaxatie-items is redelijk tot bijna perfect voor de meeste items. Dat blijkt uit het onderzoek van Vial et al. (2020). De betrouwbaarheid van het eindoordeel van de risicotaxatie was bijna perfect, en dat betekent dat de risico-conclusie zeer betrouwbaar is. Daarnaast is er recent onderzoek gedaan naar de verbeteringen van de ARIJ. Hieruit bleek dat de validiteit van de ARIJ redelijk is (Vial et al., 2020). Aan de hand van het onderzoek is de ARIJ aangepast om de validiteit en betrouwbaarheid te verbeteren.
Beoordelingsboog
De Beoordelingsboog (Choy & Schulze, 2009) helpt om systematisch een afweging te maken, om samen met de ouders doelen op te stellen en om gericht toe te werken naar terugplaatsing. De Beoordelingsboog bevat twaalf factoren of criteria die de pleegzorgbegeleider beoordeelt om advies te geven over het toekomstperspectief van een pleegkind. Het gaat om deze factoren:
- Vraag en verwachting van ouders en pleegkind.
- Aanleiding van de pleegzorgplaatsing.
- Resultaat van de pleegzorghulp.
- Competentie van de ouders.
- Risicofactoren bij ouders en pleegkind.
- Hulpverleningsgeschiedenis.
- Psychosociale omstandigheden.
- Beschermende factoren en belang van het pleegkind.
- De overall beoordelingen van de situatie door:
- de pleegzorgbegeleider,
- diens collega’s uit het pleegzorgteam, en
- de plaatser.
De beoordelingsboog is bedoeld om een advies te formuleren over het perspectief van kinderen, en om de argumenten voor dit advies duidelijk te benoemen. Het advies is afhankelijk van allerlei factoren die met elkaar samenhangen en die elkaar beïnvloeden (Strijker & Zandberg, 2001). De advisering over het toekomstperspectief van het kind vindt plaats op basis van een dialoog met ouders, kind en pleegouders en op basis van consent in het (pleeg)zorgteam.
De beoordelingsboog helpt de (pleeg)zorgbegeleider om – op een systematische en procesmatige manier – alle relevante factoren opnieuw te bekijken en de samenhang ertussen zichtbaarder te maken. De beoordeling van de factoren is alleen bedoeld om te schetsen welke risicofactoren er spelen binnen het cliëntsysteem. Daarom is het ook van belang om de beschermende factoren van het cliëntsysteem te benoemen. Als meerdere professionals de beoordelingsboog hebben ingevuld, wordt snel duidelijk welke verschillen in opvattingen en visie er zijn bij deze casus. Vervolgens bespreek je deze verschillen. Het is dus vooral een instrument voor communicatie en overleg (Veenstra et al., 2014).
Pedagogisch Beslis-Model
Het Pedagogisch Beslis-Model (PBM) is ook een model voor besluitvorming over de vraag wanneer je een pleegkind pedagogisch verantwoord kunt terugplaatsen bij de ouders (Weterings, 2018). Dit is een intensief begeleid traject, waarbij ouders een halfjaar de tijd krijgen om zich een andere omgang met het kind eigen te maken (of daarin op weg te zijn). Zo moet duidelijk worden of het kind, zeker na een verblijf van een of meer jaren bij pleegouders, zich emotioneel (weer) gaat richten op de ouders en hun gezag gaat aanvaarden.
De criteria voor terugplaatsing zijn in dit model als volgt geformuleerd:
- Het kind laat tijdens de wekelijkse bezoeken in toenemende mate een positieve emotionele gerichtheid zien op de ouders, hij aanvaardt leiding en gezag van de ouders.
- De ouders sluiten, in toenemende mate, aan op het emotionele gedrag van het kind en weten het gedrag van het kind in goede banen te leiden.
- De interactie tussen kind en ouders verloopt in toenemende mate plezierig en ontspannen. Zowel ouders als kind tonen in toenemende mate emotionele betrokkenheid op elkaar en blijheid in elkaars aanwezigheid. Interactie tussen ouders en kind behoeft tijdens het PBM-traject niet ‘perfect’ te zijn. Wel moet een duidelijk positieve ontwikkeling te zien zijn.
Meer informatie is te vinden in de notitie Perspectiefbepaling voor Pleegkinderen.
Praktijkprofessionals in de pleegzorg ervaren het Pedagogisch Beslis-Model (PBM) als een handige tool met goede elementen. Daarom staat het model benoemd als één van de drie instrumenten die je kunt gebruiken bij het opstellen van een plan voor terugplaatsing. Bij het gebruik van het PBM moet rekening gehouden worden met de ‘aanvaardbare termijn’. Die termijn is voor ieder kind en ieder gezin anders. Voorheen werd gedacht dat te veel betrokkenheid van pleegouders zou kunnen leiden tot het onnodig bemoeilijken en vertragen van een terugkeer van een kind naar huis. Dit blijkt echter een achterhaalde gedachtegang te zijn (Zeanah, 2009). Voor een terugkeer naar de ouders is het van groot belang om frequent contact te laten bestaan tussen ouders en kind. Bij uithuisplaatsingen, over- en terugplaatsingen moeten opgebouwde banden niet abrupt verbroken maar gerespecteerd en onderhouden worden. Omgangsregelingen met personen die eerder voor het kind zorgden, dragen bij aan de stabiliteit van gehechtheidsrelaties en het bredere gehechtheidsnetwerk van het kind (Juffer, 2010; Zeanah, 2009).
Reunifaction Practice Framework
Het Reunification Practice Framework (Wilkins & Farmer, 2015) is een risicotaxatie-instrument dat in Engeland is ontwikkeld en in Vlaanderen is verwerkt tot een methodiek. Het helpt de professional om op een gestructureerde manier te beslissen over een terugkeer naar huis. Dat gebeurt door ouders en professionals te helpen om te begrijpen wat er moet veranderen, om doelen te stellen, toegang te krijgen tot passende hulp en om de voortgang te beoordelen.
De effectiviteit van het Reunification Practice Framework is in 2016 geëvalueerd. Het Framework is aanbevolen door het National Institute for Health and Care Excellence (NICE) als een hulpmiddel om de plaatsingsstabiliteit te verbeteren. Alle onderdelen van het Framework zijn gebaseerd op empirisch onderzoek naar factoren die bijdragen tot een succesvolle terugplaatsing (Pottoms et al., z.d.). Het Framework is in twee fasen ontwikkeld op basis van twee systematische literatuurstudies. Dit zijn het onderzoek van Ward et al. (2012), waarin het besluitvormingsproces dat de ontwikkeling van zeer jonge kinderen beïnvloedt is onderzocht en het onderzoek van White et al. (2015), waarin is gekeken naar de risicofactoren op het herhaaldelijk mishandelen van kinderen. Het onderzoek van Gill (2016) toont aan dat bijna alle kinderen die in het kader van het Framework-programma naar huis waren teruggekeerd zes maanden later nog thuis woonden. Daarbovenop waren de zorgen over de kindveiligheid afgenomen (Gill, 2016).
Meer informatie over dit Framework en over de inzet, staat in NSPCC: Reunification van Wilkins en Farmer .
Sociaal netwerk in kaart brengen
Je kunt gebruikmaken van verschillende methoden om het sociale netwerk van een gezin in kaart te brengen. Zoals:
- Sociale NetwerkStrategieën (SoNeStra)
- Eigen Kracht-conferenties
- Familienetwerkberaden
Daarnaast zijn er initiatieven die je kunt inzetten om een sociaal netwerk op te bouwen, zoals buddysystemen, buurtmaatjes, steungezinnen en burgerinitiatieven. Meer informatie hierover staat in het Werkboek Sociale Steun en in de publicatie Burgerinitiatieven en wijkteams – de kracht van verbinding.
Ouderbegeleiding na een opvoedingsbesluit
Deze methode is bedoeld voor ouders bij wie de beslissing is genomen dat hun kind gaat opgroeien in een pleeggezin en helpt hen om een nieuwe invulling te geven aan de relatie met hun kind. Meer informatie over deze methode vind je op Nji.nl.