
Houding en competenties
Toelichting op de aanbevelingen
-
Wees je bewust van je houding. Als professional ben je betrokken en heb je respect voor het gezin. Je bent transparant en duidelijk, hanteert een individuele en flexibele benadering en je stelt je empowerend en outreachend op.
-
Zorg dat je bereikbaar en beschikbaar bent voor het gezin. Geef het gezin een noodtelefoonnummer voor de momenten dat je niet beschikbaar en/of bereikbaar bent. Zo ervaart het gezin dat ze altijd bij iemand terechtkunnen.
Gezinnen met meervoudige en complexe problemen hebben een vast aanspreekpunt nodig: een betrokken hulpverlener met een direct telefoonnummer. Deze hulpverlener is betrokken bij het gezin, investeert in de relatie met de gezinsleden, kent het verhaal van het gezin en de gezinsleden, verleent hulp en doet wat nodig is. Deze persoon is nadrukkelijk de schakel tussen het gezin en andere betrokken hulpverleners en instanties, en is verantwoordelijk voor de hulp die het gezin ontvangt (Konijn, 2006; Schamhart & Colijn, 2012; Steketee & Vandenbroucke, 2010).
Gewenste houding
Het is belangrijk dat de vaste hulpverlener bij deze gezinnen extra aandacht besteedt aan het opbouwen van een goede relatie met de gezinsleden en hen zoveel mogelijk motiveert om de aangeboden hulp te aanvaarden om de problemen op te lossen (De Graaf, 2010; Verhallen, 2013; Zoon et al., 2019). De gewenste houding van de vaste professional kenmerkt zich als volgt (Steketee et al., 2015; Zoon et al., 2019):
- De jeugdprofessional is betrokken, open, neutraal en respectvol. Creëer als professionals een vertrouwensband, ga het gesprek aan met het gezin en laat de gezinsleden hun eigen verhaal laten vertellen. Neem de ouders en hun kinderen serieus, besteed aandacht aan wat er goed gaat binnen het gezin en erken het als je het mis had. Het is belangrijk om een open en neutrale houding aan te nemen, zonder oordeel en zonder partij te kiezen.
- De jeugdprofessional is transparant, concreet en duidelijk. Gezinnen met meervoudige en complexe problemen hebben geleerd om niemand snel te vertrouwen. Ze vinden vaak ook dat de maatschappij niet te vertrouwen is. Wees daarom transparant over waar je staat, hoe je de situatie beoordeelt, wat je wil, wat je vindt dat er nodig is, wat je van plan bent, waarom je de dingen doet zoals je ze doet. Je doet dit zonder belerend of betuttelend te zijn (Verhallen, 2013).
- De jeugdprofessional heeft een individuele, flexibele benadering. De behoeften en omstandigheden van gezinnen met meervoudige en complexe problemen veranderen regelmatig. Stel je daarom flexibel op en ga niet bij voorbaat uit van een vooraf vastgestelde volgorde van interventiestrategieën.
- De jeugdprofessional is empowerend. Je ziet het gezin als gelijkwaardig, benadrukt wat al goed gaat, sluit aan bij de krachten in het gezin en activeert deze. De vragen van het gezin staan centraal en je werkt samen met de ouders aan oplossingen die werken voor het gezin. Geloof in de kracht van het gezin, spreek dit geloof uit, en straal de hoop en het vertrouwen uit dat de situatie van het gezin kan veranderen. Lees in de Verdieping en onderbouwing meer over empowerment.
- De professional werkt outreachend. Ga naar het gezin toe, onderhoudt actief contact met hen, verbind je met hun leefwereld en ga flexibel om met contactmomenten.
Competenties
Een breed inzetbare jeugdprofessional die werkt in de sociale sector, hoort te beschikken over de volgende tien competenties (Berger et al., 2013):
- Je verheldert vragen en behoeften. Zie ook richtlijn Samen beslissen over hulp.
- Je versterkt eigen kracht en zelfregie.
- Je bent zichtbaar en gaat op mensen af.
- Je stimuleert verantwoordelijk gedrag.
- Je stuurt aan op betrokkenheid en participatie.
- Je verbindt een gezamenlijke en individuele aanpak.
- Je werkt samen en versterkt netwerken. Zie ook richtlijn Samen beslissen over hulp.
- Je beweegt je in uiteenlopende systemen.
- Je doorziet verhoudingen en anticipeert op veranderingen.
- Je benut professionele ruimte, bent een lerende professional en bent ondernemend.
Als vaste hulpverlener moet je het gezin meekrijgen en motiveren voor verandering (engageren) en duidelijk zijn en een standpunt innemen (positioneren). Je combineert dus verbindende én robuuste houding (Ten Berge et al., 2012; Van Montfoort & Slot, 2013). Het is belangrijk dat je ruime ervaring hebt met de doelgroep, eerder hebt gewerkt met gezinnen met meervoudige en complexe problematiek en basiskennis hebt van de leefgebieden waarop de meeste gezinnen problemen ervaren (Holwerda et al., 2014).
Centrale positie
Toon als vaste hulpverlener overtuigingskracht richting de gezinsleden en andere betrokkenen. Blijf daarnaast domeinoverstijgend en integraal kijken, wees bereid om compromissen te sluiten en toon lef en moed. Dit betekent ook dat je kritische vragen durft te stellen, bijvoorbeeld of een betrokken hulpverlener of instantie nog nodig is om het plan voor het betreffende gezin uit te voeren. Je laat je niet door de eerste de beste tegenslag of ‘nee’ bij een instantie tegenhouden. Hierdoor krijg je de formele toestemming en het vertrouwen om beslissingen te nemen (Ferwerda et al., 2014; Hermanns et al., 2012). Je bent als vaste hulpverlener dus eindverantwoordelijk voor de hulp aan dit gezin.
Verdieping en onderbouwing
Empowerment
Empowerment houdt in dat de hulpverlener de ouders en hun kinderen als gelijkwaardig ziet, aansluit bij de krachten in het gezin en deze activeert. De vragen van het gezin staan centraal en de ouders en de hulpverlener werken samen om oplossingen te vinden die werken voor dat gezin. Het uitgangspunt daarbij is dat álle ouders het beste willen voor hun kind, maar dat déze groep ouders meer hulp nodig heeft om de opvoedingsvaardigheden te ontwikkelen die ze nodig hebben.
Empowerment betekent dat hulpverleners de gezinnen laten ervaren dat ze met een klein beetje hulp van anderen in staat zijn zaken in hun leven te veranderen. Empoweren gaat in een cyclisch proces van kleine stapjes, waarbij het er uiteindelijk om gaat een authentiek ervaren bij de gezinsleden op gang te brengen dat ze de mogelijkheid hebben hun eigen situatie te veranderen. De kern is dat de hulpverlener de verantwoordelijkheid bij het gezin laat. De gezinsleden ervaren dat ze ook kunnen uitvinden hoe dat precies moet en dat anderen bereid zijn hen daarbij te helpen.
Dit proces vraagt tijd. De hulpverlener moet veel tijd hebben voor het gezin en lang de tijd krijgen om succes te behalen. Deze benadering van gezinnen is ook onder de noemer van oplossingsgericht werken bekend (zie bijvoorbeeld Turnell & Essex, 2010). Broos (1996) beschrijft dat de hulpverlener zich hierbij voortdurend moet afvragen over welke basisvaardigheden het gezin beschikt om zo de verwachtingen aan het gezin te legitimeren. De hulpverlening dient opgebouwd te worden vanuit de vaardigheden die in het gezin aanwezig zijn.