Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Kindermishandeling
Jongeren op muurtje met alleen voeten zichtbaar

Centrale vragen rond veiligheid

Toelichting op de aanbevelingen

  • Maak een veiligheidsplan om kindermishandeling te stoppen en de veiligheid in het gezin te herstellen en te bevorderen. Werk met het hele gezin en het sociaal en professioneel netwerk aan het gemeenschappelijk hoofddoel: veiligheid. Doe dit via concrete en haalbare doelen, en versterk de positieve krachten van het gezin.

  • Blijf kritisch de veiligheid van het kind monitoren, plus de effecten van de ingezette interventies of methodieken.

  • Spreek altijd expliciet met betrokken professionals en ouders af wie de regie heeft over de hulp rond het gezin.

De centrale vragen bij het beoordelen en vervolgens monitoren van de veiligheid zijn:

  • Wat moet er veranderen om:
    • de situatie voor het kind (weer) voldoende veilig te maken;
    • gezinsrelaties waar mogelijk te herstellen;
    • veranderingen effectief en blijvend te bereiken.
  • Voor welke mogelijke schade is behandeling van de ouder(s) en/of kind nodig?

Om deze vragen te beantwoorden, wordt er een plan opgesteld (veiligheids-, hulpverlenings- en herstelplan). Dit gebeurt in overleg met professionals (o.a. Veilig Thuis) en in samenspraak met ouders en kind.

Veiligheidsplan

Het veiligheidsplan vormt de basis voor de verdere begeleiding. Onderdelen van dit plan zijn (op basis van Ten Berge et al., 2012):

  • een veiligheidsplan
  • hulpverleningsdoelen
  • inzet van eigen kracht en netwerk
  • inzet van professionele interventies
  • inzet van behandeling
  • monitoring van veiligheid en resultaten
  • evaluatie van de begeleiding

De hoofddoelen voor ouders en kind zijn: het creëren van (voldoende) veiligheid in de opvoedsituatie en het verwerken, herstellen of verminderen van de gevolgen voor het kind, zodat die zich (weer) goed kan ontwikkelen. Om die doelen te bereiken, zet je als jeugdprofessional bij voorkeur een specifieke, effectieve interventie in. Daarnaast kan het nodig zijn om specifieke behandelmethoden die gericht zijn op de aanpak van de (gevolgen) van kindermishandeling te integreren in het hulpaanbod.

Bij kindermishandeling gaat het vaak om combinaties van problemen bij de ouders, het kind, het gezin en de omgeving. Een effectieve aanpak van kindermishandeling is daarom gericht op álle factoren die hieraan bijdragen of er het gevolg van zijn. Dit vraagt om een systeemgerichte aanpak.  Met aandacht voor wat het gezin en alle individuele leden nodig hebben en welke mogelijkheden zij en hun sociale netwerk hebben om zelf – al of niet met ondersteuning – een duurzame veiligheid te bereiken voor het kind.

Binnen Signs of Safety bestaat een veiligheidsplan uit het volgende:

  • De namen van de belangrijkste veilige personen met wie het kind contact kan opnemen als er problemen zijn.
  • De namen van personen die de ouders bijstaan en met wie is afgesproken dat zij toezicht houden op de veiligheid van het kind.
  • De namen van personen die zullen bijspringen wanneer de primaire verzorger ziek, te gespannen of anderszins niet beschikbaar is.
  • Afspraken voor situaties zoals verjaardagen, feestjes of wanneer de ouders alcohol of drugs willen gebruiken.
  • Afspraken over andere kinderen wanneer familieleden of vrienden op bezoek komen of komen oppassen.
  • De leeftijd waarop het veiligheidsplan aan jonge kinderen moet worden uitgelegd en wie daarvoor verantwoordelijk is.
  • Een beschrijving van de ontwikkeling van het kind en hoe het plan moet worden aangepast naarmate het kind ouder wordt.
  • Een uitspraak over de vraag hoe lang het veiligheidsplan van toepassing is.

(Bron: Turnell & Edwards, 1999; momenteel in herontwikkeling.)

Kinderbeschermingsmaatregelen

De hulp aan gezinnen staat meestal niet op zichzelf, maar sluit vaak aan bij maatregelen die de kinderrechter kan uitspreken. Hier volgt een korte toelichting op de verschillende kinderbeschermingsmaatregelen die de kinderrechter kan opleggen. Zie ook de richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing.

Ondertoezichtstelling (OTS) 

De kinderrechter kan kinderen en jongeren die opgroeien in een situatie waarin hun welzijn of gezondheid bedreigd wordt onder toezicht stellen (OTS), waarbij het gezag van de ouder beperkt wordt. Dit kan ook al tijdens de zwangerschap. 

Het gezin krijgt te maken met een gezinsvoogd, en krijgt hulp aangeboden om de bedreiging van de ontwikkeling te verminderen. Ouders blijven zoveel mogelijk zelf verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. De hulp is vooral gericht op het vergroten van de mogelijkheden van ouders om deze verantwoordelijkheid te dragen. De hulp kan ook gericht zijn op een grotere zelfstandigheid van een kind als dit, gezien diens leeftijd en ontwikkelingsniveau, noodzakelijk is. De kinderrechter stelt een kind onder toezicht voor maximaal een jaar. Elk jaar kan de OTS met maximaal een jaar verlengd worden.

Machtiging uithuisplaatsing (MUHP)

Als het noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming of Jeugdreclassering (of op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie) een machtiging uithuisplaatsing (MUHP) verlenen. Tot een uithuisplaatsing wordt alleen overgegaan als dit noodzakelijk is. Dit kan het geval zijn bij acute onveiligheid of wanneer de doelen van de ondertoezichtstelling niet of niet tijdig bereikt kunnen worden wanneer het kind thuis blijft wonen. Voor een uithuisplaatsing is altijd een machtiging nodig.

Gezagsbeëindigende maatregel

Bij een gezagsbeëindigende maatregel verliezen de ouders het gezag over hun kind tot het 18 is en wordt dit gezag overgedragen aan een daartoe gecertificeerde instelling.

Het gezag van ouders kan beëindigd worden wanneer: 

  • de ontwikkeling van het kind ernstig wordt bedreigd en ouders niet binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding op zich kunnen nemen;
  • de ouders het gezag misbruiken.

Vaak gaat een ondertoezichtstelling (OTS) vooraf aan een gezagsbeëindiging, maar een acute gezagsbeëindiging is in bepaalde situaties ook mogelijk. Als beide ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en slechts één van hen uit het gezag wordt ontheven, dan oefent de andere ouder na de beëindiging voortaan het gezag alleen uit. Wanneer het gezag van beide ouders is beëindigd, moet het gezag of de voogdij over het kind worden toegewezen aan een persoon of instelling (rechtspersoon). Dit is ook het geval wanneer het eenhoofdig gezag van één van de ouders wordt beëindigd. De andere ouder – die geen gezag had – kan een verzoek indienen om met het gezag te worden belast. Voor wat betreft de voogdij wordt deze, als er sprake is van een OTS, vaak toegewezen aan de uitvoerder van de ondertoezichtstelling (Jeugdwet, 2015).