Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Kindermishandeling
Jongeren op muurtje met alleen voeten zichtbaar

Overzicht preventieve interventies

Toelichting op de aanbeveling

  • Bied ouders met een verhoogd risico op kindermishandeling een erkend opvoedingsondersteunend programma aan dat de volgende doelen heeft:

    • Vergroten van het competentiegevoel bij de ouders.
    • Bijsturen van de verwachtingen bij de ouders over de opvoeding.
    • Vergroten van hun opvoedvaardigheden en persoonlijke vaardigheden.
    • Behandeling van of leren omgaan met ggz-problematiek van de ouders.

Hieronder staat een overzicht van preventieve interventies, stuk voor stuk gericht op kwetsbare gezinnen met een verhoogde kans op kindermishandeling en op gezinnen met beginnende (opvoed)problemen. Bij verdere escalatie zouden deze beginnende problemen kunnen leiden tot kindermishandeling. Te denken valt bijvoorbeeld aan gebrekkig toezicht door ouders, een ontoereikende manier van disciplineren en te autoritair gedrag. Ook kan het gaan om overspannenheid en gevoelens van onmacht bij de ouders in de opvoeding. Onderstaande programma’s hebben als doel om gedragsproblemen bij het kind te voorkomen of te verminderen door de opvoedingsvaardigheden van ouders te versterken en door het sociale netwerk te benutten. Alle interventies zijn bedoeld voor kinderen tot en met 12 jaar.

Goed om te weten: met uitzondering van Voorzorg en Stevig Ouderschap is niet vastgesteld of al deze programma’s ook daadwerkelijk kindermishandeling voorkómen. Zo is er bijvoorbeeld niet onderzocht of behandelde gezinnen minder vaak gemeld worden bij Veilig Thuis.

Tabel: Overzicht van preventieve interventies gericht op gezinnen met risicofactoren

  Interventie

  

 

Aanpak en doel

DoelgroepEffectiviteit volgens de databank Effectieve jeugdinterventies

VIPP-SD 2

(Juffer et al., 2017)

Huisbezoekprogramma met videofeedback om milde gedragsproblemen te voorkomen of te verminderen.Ouders van kinderen met lastig gedrag in de leeftijd van 1 tot en met 7 jaar. Er zijn diverse varianten van de VIPP-SD voor specifieke doelgroepen.

Effectief volgens sterke aanwijzingen

N.B. Deze erkenning is ouder dan 5 jaar. De erkenningscommissie beoordeelt deze interventie opnieuw.

 

Incredible Years (basis)

(Webster-Stratton, 2006 ;2007)

Groepstraining om ernstige gedragsproblemen bij het kind te laten afnemen en sociale vaardigheden te verbeteren.Ouders van kinderen van 2 tot 12 jaardie een oppositioneel-opstandige of antisociale gedragsstoornis hebben of het risico lopen een van deze stoornissen te ontwikkelen.Effectief volgens sterke aanwijzingen.

Home-Start

(van Aar et al., 2015)

Huisbezoekprogramma met getrainde vrijwilligers om te voorkomen dat alledaagse problemen van ouders met jonge kinderen uitgroeien tot ernstige en langdurige problemen.Gezinnen met ten minste één kind in de leeftijd van 6 jaar of jonger.

Effectief volgens goede aanwijzingen. 

N.B. Deze erkenning is ouder dan 5 jaar. De erkenningscommissie beoordeelt deze interventie opnieuw.

VoorZorg

(Kooijman & Zwikker, 2001; Mejdoubi, 2014)

Intensief huisbezoek programma om kindermishandeling of verwaarlozing bij een jonge, alleenstaande risicomoeders te voorkomen.Jonge, aanstaande moeders die bij aanvang niet langer dan 28 weken zwanger zijn en behoren tot een zogenaamde hoog-risicogroep.Effectief volgens goede aanwijzingen.

PMTO

(Ogden & Hagen, 2008)

 

Individuele behandeling van ouders en kind om ernstige gedragsproblemen te voorkomen.Ouders van kinderen (4-12 jaar) met ernstige externaliserende gedragsproblemen, die voldoen aan de diagnostische criteria voor de DSM-IV diagnoses antisociale of oppositioneel-opstandige gedragsstoornis of een combinatie van beide.

Effectief volgens eerste aanwijzingen. 

N.B. Deze erkenning is ouder dan 5 jaar. De erkenningscommissie beoordeelt deze interventie opnieuw.

Stevig Ouderschap

(Bouwmeester-Landweer, 2017)

Tijdens huisbezoeken worden verwachtingen en beleving van het ouderschap en de sociale steun van het gezin behandeld om op deze wijze ernstige opvoedproblemen, zoals kindermishandeling, te voorkomen. Kinderen in de leeftijd van minus 5 maanden tot 2,5 jaar en hun ouders met een of meerdere van de volgende kenmerken: belastende voorgeschiedenis, persoonlijke problemen, onvoldoende steunende context en/of verzwaarde opvoeding. Effectief volgens eerste aanwijzingen.

MIM

(Hanrahan-Cahuzak, 2002)

 

Huisbezoeken en groepssessies die het zelfvertrouwen (als opvoeder) van moeders met een eerste kind vergroten en de ervaren steun uit hun sociale netwerk versterken. Zodat zij zich beter in staat en gesteund voelen om voor hun baby te zorgen en minder afhankelijk zijn van deskundigen voor de opvoeding en verzorging van de baby.Moeders met een eerste kind tussen 0 en 18 maanden die onzeker zijn over de opvoeding en/of weinig ondersteuning ervaren vanuit hun sociale netwerk.

Goed onderbouwd.

 

NIKA

(Draaisma, 2014)

Huisbezoekprogramma met videofeedback om een gedesorganiseerde gehechtheidsrelatie tussen ouder en kind in hoogrisico-gezinnen te voorkomen of verminderen.Gezinnen waarbij sprake is (geweest) van mishandeling, verwaarlozing, huiselijk geweld en/of meervoudige risico’s in de opvoedingscontext en waarbij de opvoeder ‘verstorend opvoedgedrag’ laat zien t.o.v. het jonge kind (0-6 jaar).

Goed onderbouwd.

N.B. Deze erkenning is ouder dan 5 jaar. De erkenningscommissie beoordeelt deze interventie opnieuw.

HouVast-i

(Lever & De Beer, 2015)

Intensieve, gezinsgerichte vorm van ambulante hulp voor ouders met lvb om te stimuleren dat zij hun kinderen veilig en ‘goed genoeg’ opvoeden.Ouders met een lichte verstandelijke beperking (lvb) die (dreigende) opvoed- en opgroeiproblemen hebben.Goed onderbouwd.

Bij de interventies is vermeld of ze zijn opgenomen in de databank Effectieve jeugdinterventies. Zie ook: Wat werkt bij de aanpak van kindermishandeling? (Van Rooijen et al., 2018). Het is de verantwoordelijkheid van de jeugdprofessional om het effect van interventies in de praktijk te monitoren.

Preventieve programma’s bij gezinnen met een verhoogd risico op kindermishandeling hebben doorgaans een klein effect, vooral op de opvoedvaardigheden van de ouder en het probleemgedrag van het kind. Dat is ook de bevinding van het consortium Kindermishandeling, die in een meta-analyse meer dan honderd (internationale) studies naar de effectiviteit van preventieve interventies onderzocht heeft (Van der Put et al., 2017).

Uit deze meta-analyse blijken interventies vooral effect te sorteren als zij:

  • het competentiegevoel van de ouders vergroten;
  • de verwachtingen van ouders over de opvoeding bijstellen;
  • de opvoedvaardigheden van de ouders vergroten;
  • ggz-problematiek bij de ouders aanpakken;
  • vaardigheden bij het kind versterken;
  • persoonlijke vaardigheden van de ouders verbeteren.

Preventieve interventies blijken gemiddeld genomen een lager effect te sorteren als zij:

  • ouders stimuleren om gebruik te maken van lokale voorzieningen;
  • ouderlijke kennis over de ontwikkeling van kinderen vergroten.

Het is nog niet helemaal duidelijk hoe we deze bevindingen moeten interpreteren. Volgens de onderzoekers is slechts 20% van de onderzochte preventieve interventies gericht op het vergroten van het competentiegevoel bij ouders (wat bijdraagt aan de effectiviteit), terwijl veel interventies vooral informatie overdragen om de kennis bij ouders te vergroten – wat juist contraproductief blijkt.

De onderzoekers hebben ook meer specifiek gekeken naar de inhoud van de interventie.

Preventieve interventies sorteren effect als zij:

  • ouders via ‘modeling’ (voordoen) en rollenspel positieve en effectieve opvoedvaardigheden aanleren, waaronder disciplineren en het bevorderen van gewenst gedrag van hun kind;
  • huiswerk geven: het thuis oefenen van geleerde (opvoed)vaardigheden;
  • vaardigheden van het kind verbeteren, zoals weerbaarheid en sociaal-emotionele vaardigheden;
  • een steunend sociaal netwerk van het gezin creëren, uitbreiden en activeren;
  • ggz-problematiek en praktische problemen aanpakken, waaronder huisvesting, financiën, werk en inkomen.

In aanvulling op deze meta-analyse zijn er nog twee aandachtspunten:

  • Er zijn nauwelijks preventieve programma’s die zich specifiek richten op vaders. Aan algemene preventieprogramma’s nemen vrijwel uitsluitend moeders deel, dus het bereiken van vaders is nog een punt van zorg (Smith et al., 2012).
  • Speciale aandacht is nodig voor ouders en/of kinderen met een lvb. Een lichte verstandelijke beperking uit zich in een IQ-score tussen de 50 en 70, maar ook mensen met een IQ-score tussen de 70 en 85 met (ernstige) bijkomende problematiek kunnen tot deze groep gerekend worden. lvb-problematiek bij de ouder maakt gezinnen extra kwetsbaar voor mishandeling en/of verwaarlozing. In het algemeen geldt dat de reguliere programma’s ook inzetbaar zijn bij ouders en kinderen met een lvb, mits de professional voldoende vaardig is om de communicatie goed af te stemmen op de ouder en/of kind, veel structuur en herhaling weet aan te brengen en geduld heeft. Met andere woorden: reguliere interventies kunnen goed ingezet worden bij een lvb-doelgroep, maar het is niet aangetoond dat de interventies dan even effectief zijn. Het werken met deze doelgroep vraagt soms ook een andere aanpak dan de interventie beschrijft – zie ook de publicatie van Zoon en Van Rooijen (2018) met aandachtspunten voor hoe professionals kunnen omgaan met lvb-problematiek bij kinderen. Er is één interventie (HouVast-i) beschikbaar voor ouders met een lvb, maar deze interventie is nog niet op effectiviteit onderzocht.