Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Seksuele ontwikkeling
Groep jongeren

6. Competenties

Hier lees je welke competenties het meest relevant zijn wanneer je als professional aan de slag gaat met ondersteuning van de seksuele ontwikkeling. Ook geven we een aantal specifieke handelingsadviezen voor advies aan en begeleiding van verschillende leeftijdsgroepen en specifieke groepen kinderen en jongeren. Gebruik deze informatie om de kennis uit Wat is de seksuele ontwikkeling? en de interventies uit Aanpak en interventies in de praktijk toe te passen. 

Welke competenties heb je nodig?

Als jeugdprofessional heb je de volgende competenties nodig:  

  • kennis van de seksuele ontwikkeling
  • vanuit een professionele houding een veilige omgeving en een vertrouwd klimaat bieden
  • seksualiteit bespreekbaar maken
  • gevoelige thema’s bespreekbaar maken – zowel met kinderen als met hun ouders – en omgaan met verschillende waarden en normen
  • seksuele en relationele behoeften van kinderen en jongeren ondersteunen en begeleiden
  • seksueel (grensoverschrijdend) gedrag en seksuele risico’s duiden 

Verdieping en onderbouwing

In deze richtlijn vatten we het begrip competenties breed op. Namelijk als het totaal aan individuele competenties en randvoorwaarden vanuit de organisatie. Bij de individuele competenties horen onder meer kennis, vaardigheden, attituden, determinanten van gedrag, eigen normen en waarden, cultuursensitiviteit, diversiteit en het rekening kunnen houden met de achtergrond van kinderen en jongeren en hun ouders en determinanten daarvan. We sluiten ook aan bij de bestaande competentie- en beroepsprofielen voor jeugdprofessionals, het Kwaliteitskader Jeugd (2016) en bestaande richtlijnen, zoals de richtlijn Samen beslissen over hulp, waarin principes van shared decision-making en de oplossingsgerichte benadering uitgewerkt zijn.  

Verschillende documenten beschrijven de competenties van professionals binnen de jeugdhulp en jeugdbescherming. Uit het Kwaliteitskader Voorkomen Seksueel misbruik in de jeugdzorg is een ‘themacompetentie seksuele ontwikkeling’ voortgekomen. Vanuit onderzoek naar het Vlaggensysteem in de residentiële jeugdzorg zijn competenties voor professionals beschreven (Bernaards et al., 2017; Van Zenderen et al., 2015). In de Jeugdwet (2015) is vastgelegd waar de jeugdhulp en jeugdbescherming wettelijk aan moeten voldoen.  

Deze competenties komen voort uit de professionele kaders voor jeugdprofessionals. Je hebt ze nodig om kinderen en jongeren te ondersteunen en te begeleiden bij een gezonde seksuele ontwikkeling én bij het maken van gezonde en verantwoorde keuzes. Ze zijn relevant voor alle jeugdprofessionals, of je nu in de residentiële of ambulante jeugdhulp zit of in de pleegzorg. Om deskundigheid (zie ook Risicofactoren en beschermende factoren) te borgen is deskundigheidsbevordering van belang (zie ook Randvoorwaarden).  

In principe kan elke jeugdprofessional zich de benodigde competenties eigen maken. Hoe meer ervaring je opdoet met het onderwerp, hoe meer je deskundigheid groeit en je handelingsverlegenheid kunt overwinnen. Hieronder vind je handelingsadviezen om de drempel voor jou als jeugdprofessional te verlagen.  

Kennis van de seksuele ontwikkeling 

Het spreekt voor zich dat een goede basiskennis over de seksuele ontwikkeling van 0-23 jaar een belangrijke randvoorwaarde is om kinderen en hun ouders goed te kunnen ondersteunen en begeleiden. Het is belangrijk om te weten hoe een gezonde seksuele ontwikkeling verloopt en wanneer er sprake is van afwijkend, risicovol of zorgwekkend gedrag. In Wat is de seksuele ontwikkeling? beschrijven we de algemene seksuele ontwikkeling in de leeftijd van 0-23 jaar én de seksuele ontwikkeling van specifieke groepen kinderen. Als jeugdprofessional moet je op de hoogte zijn van de specifieke behoeften en problemen van kinderen en jongeren met een beperking of andere problematiek, en weten hoe de beperking en problematiek hun seksuele ontwikkeling kan beïnvloeden. Belangrijk daarbij is dat je kennis hebt van beschermende en risicofactoren (zie ook Risicofactoren en beschermende factoren), de belangrijkste risicogroepen en mogelijke gevolgen van schadelijk gedrag, en van de seksuele opvoedondersteuning en interventies en instrumenten voor begeleiding en ondersteuning (zie ook Aanpak en interventies). 

Een professionele houding, veilige omgeving en vertrouwd klimaat 

Als jeugdprofessional moet je kunnen handelen en reflecteren vanuit een open en eerlijke houding rond seksualiteit (Bernaards et al., 2017). Een veilige omgeving en een vertrouwd klimaat is voor kinderen en jongeren een belangrijke voorwaarde om te kunnen praten over seksualiteit. Denk bijvoorbeeld aan een prettige ruimte voor het gesprek binnen de ambulante hulpverlening en pleegzorg en een veilige ruimte binnen de residentiële setting. 

Als jeugdprofessional draag je zorg voor deze omgeving, zodat de grenzen en privacy van kinderen en jongeren worden gerespecteerd. Heldere gedragsregels en afspraken kunnen daarbij behulpzaam zijn. Ook moet je in een residentiële/groepssetting bijvoorbeeld seksueel ongepast of grensoverschrijdend gedrag kunnen corrigeren. Daarnaast is een professionele houding (open, uitnodigend, proactief) van de jeugdprofessional belangrijk. Ook moet je kunnen reflecteren op je eigen waarden en normen. Zodat je zonder oordeel aansluit bij de behoeften en vragen van kinderen en jongeren zonder je eigen waarden en normen op te leggen aan anderen (Maris, et al., 2014). 

De genoemde competenties voor een professionele houding, veilige omgeving en vertrouwd klimaat zijn (Bernaards et al., 2017): 

  • bewustzijn van je positie als rolmodel;
  • bewustzijn van je eigen seksuele ontwikkeling (en geschiedenis) en zelfreflectie;
  • weten wat de organisatie/instelling van je verwacht (randvoorwaarden) en deze visie uitdragen;
  • verantwoordelijkheid nemen en er voor de kinderen en jongeren zijn als ze je nodig hebben. Dit betekent ook dat je ondersteuning durft te vragen als je er zelf op dit onderwerp niet uitkomt;
  • seksueel (grensoverschrijdend) of ander ongezond gedrag (inclusief seksueel misbruik) vanuit een objectief kader bezien (gebruik hierbij het Vlaggensysteem);
  • onderscheid maken tussen de persoon en het gedrag: je accepteert de persoon, ook als je het gedrag niet accepteert, en kunt hier ook naar handelen;
  • professioneel omgaan met kinderen en jongeren op gebied van afstand en nabijheid: authentiek, open, transparant, proactief en eerlijk zijn en je inleven. 

Seksualiteit bespreekbaar maken 

Als jeugdprofessional heb je verschillende competenties nodig om seksualiteit te bespreken met kinderen en jongeren en hun ouders, en met collega’s. Deze competenties heb je nodig om kinderen en hun ouders te begeleiden en waar nodig specialistische hulp in te roepen. Dit geldt voor het gestructureerd en proactief bespreken van de gezonde seksuele ontwikkeling en voor het neutraal (niet emotioneel) bespreken van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Als jeugdprofessional kun je bijvoorbeeld vragen naar de seksuele ontwikkeling of seksueel gedrag en het belang van een gezonde seksuele ontwikkeling benoemen. Dit veronderstelt neutraal taalgebruik. 

De genoemde competenties hiervoor zijn (Bernaards et al., 2017): 

  • weten en erkennen dat seksualiteit onderdeel uitmaakt van de ontwikkeling van kinderen en jongeren en dat zij hier een ontwikkelingstaak op te volbrengen hebben;
  • kennis over de seksuele ontwikkeling van 0-23 jaar in verschillende leeftijdsgroepen (zie Wat is de seksuele ontwikkeling?);
  • kennis over de seksuele behoeften, vragen en problemen van kinderen en jongeren in verschillende ontwikkelingsfasen (zie Wat is de seksuele ontwikkeling?);
  • weten en erkennen dat je niet alles over seksualiteit en de seksuele ontwikkeling hoeft te weten om over seksualiteit te praten met kinderen en jongeren, ouders en collega’s;
  • je richten op gezond seksueel gedrag en dit bespreken vanuit een positief kader en rechtenperspectief (zie Introductie);
  • seksualiteit bespreken met kinderen en jongeren, ouders en collega’s (op een neutrale/niet-emotionele manier, je woordkeus aanpassen aan de context en de personen met wie je praat, jongeren stimuleren/ondersteunen tijdens gesprekken over hun ervaringen);
  • ouders ondersteunen/coachen in het praten over seksualiteit met hun kind(eren): seksuele opvoedondersteuning bieden;
  • een weloverwogen beoordeling van de situatie maken en waarschuwingssignalen serieus nemen, maar niet overreageren;
  • kennis van methoden en materialen om seksualiteit te bespreken met kinderen en jongeren, ouders en collega’s (zie Randvoorwaarden). 

Gevoelige thema’s bespreekbaar maken en omgaan met verschillende waarden en normen 

Als jeugdprofessional heb je competenties nodig om verschillende normen, waarden en culturen te herkennen, hiermee om te gaan en te weten hoe dit de seksuele ontwikkeling beïnvloedt. Om seksualiteit in brede zin bespreekbaar te maken kun je betrouwbare en relevante kennis aanreiken, mythes bespreekbaar maken en ontkrachten, nieuwsgierig zijn naar kinderen en jongeren en hen stimuleren om zelf na te denken over keuzen in relaties en seksualiteit. Ook kun je kinderen en jongeren vaardigheden aanleren, zoals: communicatie over wensen en grenzen, onderhandelen en zelfreflectie.  

Om dit te kunnen, moet je je bewust zijn van je eigen waarden en normen en je kunnen inleven in de waarden en normen van je cliënten. In een maatschappij, cultuur, subcultuur, gezin, of groep of bij een individu, kunnen deze telkens verschillen. Er zijn bijvoorbeeld veel verschillende opvattingen over seksueel gedrag op jonge leeftijd, over homo- en biseksualiteit, genderidentiteit, vrije partnerkeuze, uithuwelijking, abortus, anticonceptiegebruik, seks voor het huwelijk, et cetera. Als jeugdprofessional ben je alert op mogelijke conflicten en verschillen in seksuele waarden en normen tussen het kind of de jongere en diens ouders. Een specifiek aandachtspunt hierbij zijn vermoedens van eerschending, die tot eergerelateerd geweld kunnen leiden. Let op: eerschending leidt niet automatisch tot eergerelateerd geweld.  

Belangrijk is dat je bij gesprekken over seksueel gedrag met de ouders zorgt dat de veiligheid gegarandeerd is. Leg de ouders uit waarom seksualiteit bij de ontwikkeling van kinderen en jongeren hoort en wat belangrijke elementen in de seksuele opvoeding zijn. Als jeugdprofessional onderschrijf je de seksuele rechten van de mens en heb je een positieve kijk op seksualiteit. Hierdoor kun je seksueel gedrag en seksuele risico’s zo objectief mogelijk toetsen, waarbij de positieve seksuele ontwikkeling van het kind of de jongere centraal staat. 

De genoemde competenties hiervoor zijn (Bernaards et al., 2017): 

  • je eigen waarden en normen rond seksualiteit en relaties kennen en hierop reflecteren;
  • kennis van bestaande stereotype opvattingen en vooroordelen over genderrollen (zoals heersende stereotype opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid, negatieve beelden over homo- en biseksualiteit, dubbele seksuele moraal, abortus, zwangerschap, seks voor het huwelijk, maagdelijkheid) en deze in perspectief plaatsen door aandacht voor een positieve houding van kinderen en jongeren tegenover gelijkwaardigheid en respectvolle omgang (zie ook richtlijn Residentiële jeugdhulp – preventie seksueel misbruik);
  • kennis van de invloed van brede maatschappelijke trends op de seksuele ontwikkeling van kinderen en jongeren (denk aan: cultuur van succes/perfectionisme, prestatiedruk, gendernormen, angst voor exposure, digitalisering, invloed technologie);
  • omgaan met de sociale en culturele invloeden op seksuele waarden en normen van kinderen en jongeren en de gender-, culturele en religieuze verschillen die deze beïnvloeden (zie ook Tips voor omgaan met diversiteit) en alert zijn op mogelijke verschillen in waarden en normen tussen kind en ouders. 

Seksuele en relationele behoeften van kinderen en jongeren ondersteunen en begeleiden 

Als jeugdprofessional heb je ook competenties nodig om de behoeften van kinderen en jongeren met betrekking tot relaties, intimiteit en een gezonde seksuele ontwikkeling te ondersteunen en hier ook naar te handelen. 

De genoemde competenties hiervoor zijn (Bernaards et al., 2017): 

  • kennis van veelgestelde vragen en problemen van kinderen en jongeren (gespecificeerd naar verschillende leeftijdsfasen) over seksualiteit en relaties;
  • kinderen en jongeren ondersteunen door adequate seksuele vorming (zelfrespect vergroten, ze ondersteunen bij het maken van eigen gezonde keuzes, hen leren verantwoorde beslissingen te nemen, eigen wensen en grenzen te respecteren en de grenzen van anderen te respecteren, sociale vaardigheden stimuleren om hen te leren praten over seksualiteit en intimiteit – in relaties) gebaseerd op kennis van de kerncompetenties van kinderen en jongeren die hiervoor nodig zijn.
  • bijdragen (onder andere door een voorbeeldfunctie) aan het herstel van het vertrouwen in anderen van kinderen en jongeren met specifieke problematiek (hechtingsproblematiek, seksueel trauma) en verwijzen naar specifieke behandelingstrajecten om dit vertrouwen weer te laten groeien (zie Aanpak en interventies). 

Seksueel (grensoverschrijdend) gedrag en seksuele risico’s duiden 

Als professional is het nodig om ook problemen en vragen op het terrein van seksualiteit tijdig te kunnen signaleren, hiervoor zo nodig eerste ondersteuning te bieden en eventueel relevante of specifieke zorg of hulpverlening in te roepen. Je kunt seksueel gedrag van kinderen en jongeren beoordelen en hier adequaat op reageren. Je herkent signalen van seksueel misbruik en kunt eerste opvang bieden. Je herkent seksueel riskant gedrag – zoals onbedoelde zwangerschap of vermoeden van soa’s/hiv – en kunt hier adequaat op reageren. Als je aangewezen bent op observaties en informatie van anderen, kun je goed doorvragen op de beleving, aard, omvang en ernst van het seksuele gedrag en de context waarin het plaatsvond. Je kunt feitelijke en relevante informatie verzamelen om gedrag adequaat te duiden (zie ook de richtlijn Kindermishandeling en de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling). 

De genoemde competenties hiervoor zijn (Bernaards et al., 2017): 

Aanvullend kun je in kaart brengen in hoeverre het kind of de jongere risico loopt om in een onveilige situatie terecht te komen of zelf grensoverschrijdend gedrag te vertonen, met instrumenten zoals LIRIK of CARE (zie ook de richtlijn Residentiële Jeugdhulp – preventie seksueel misbruik) – niet als afvinklijst, maar als praatdocument; 

  • seksueel riskant gedrag en seksuele risico’s (onbedoelde zwangerschap, soa’s/hiv) adequaat herkennen, signaleren en bespreekbaar maken en weten welke anticonceptiemethoden en voorbehoedsmiddelen beschikbaar zijn om een passende keuze te maken;
  • kinderwens, ouderschap en anticonceptie bespreekbaar maken;
  • kinderen en jongeren wijzen op betrouwbare informatiebronnen (sense.info) en hulp en advies bij onbedoelde zwangerschap (Fiom en Siriz) en wijzen op keuzemogelijkheden bij onbedoelde zwangerschap (abortus of geboorte kind), eerste hulp bieden en partner en ouders betrekken bij het keuzeproces;
  • het kind of de jongere wijzen op hulp en adviesmogelijkheden bij vermoeden soa’s/hiv (partnerwaarschuwing en soa testen bij soa-spreekuren van Sense). 

Handelingsverlegenheid 

Ondanks goede intenties vinden professionals en ouders seksualiteit nog steeds een lastig onderwerp. De handelingsverlegenheid van professionals wordt onder andere beïnvloed door onvoldoende kennis en vaardigheden, eigen attitude, eigen ervaringen, levensbeschouwelijke opvattingen en sociale normen (De Lijster-Van Kampen et al., 2017). Als professional vraag je je misschien af hoe de seksuele ontwikkeling verloopt, wanneer seksueel gedrag gezond, ongezond, afwijkend of zorgwekkend is, wanneer en hoe seksualiteit besproken kan worden, welke handelingsperspectieven er zijn en welke interventies gewenst zijn om de seksuele ontwikkeling van kinderen en jongeren te ondersteunen (Van Zenderen et al., 2015).  

Bevorderen van beïnvloedbare beschermende factoren 

De omgeving en achtergrond van kinderen en jongeren in de jeugdhulp en jeugdbescherming vormen een extra complicerende factor. Zo voeren instellingen vaak nog een restrictief beleid (De Lijster-Van Kampen et al., 2017). Ook zijn deze kinderen en jongeren – in zowel de ambulante hulpverlening en pleegzorg als de residentiële hulpverlening – extra kwetsbaar voor seksuele risico’s en problematisch seksueel gedrag, omdat zij relatief vaak seksueel misbruik hebben meegemaakt of omdat het gezinsklimaat de seksuele ontwikkeling niet altijd heeft ondersteund (Van Zenderen et al., 2015). Ook is er aandacht nodig voor de veiligheid in de fysieke omgeving, zowel in ambulante als residentiële zorg. Hierdoor ligt de nadruk in de begeleiding en opvoeding vaker op bescherming, inperking van de seksualiteit en aandacht voor seksuele risico’s. Hoewel het belangrijk is om alert te zijn op de risico’s, deze risico’s met kinderen en jongeren te bespreken en hen veiligheid te bieden, is het van cruciaal belang om hen te ondersteunen bij een gezonde seksuele ontwikkeling én het maken van gezonde en verantwoorde keuzes. Als de nadruk ligt op bescherming en beperking van de seksuele ontwikkeling, doen kinderen en jongeren minder ervaring op en zijn ze niet in staat bepaalde competenties te ontwikkelen. Als jeugdprofessional is het belangrijk om een goede balans te vinden tussen ondersteuning/begeleiding van de gezonde seksuele ontwikkeling en begrenzing van risicovol of grensoverschrijdend seksueel gedrag. Dit doe je door aandacht te besteden aan beïnvloedbare factoren die seksuele gezondheid bevorderen, vroegtijdig problemen en risico’s te signaleren en de seksuele ontwikkeling te begrijpen vanuit mogelijke onderliggende problematiek (zie Risicofactoren en beschermende factoren). 

Dit zijn volgens Maris et al. (2014) belangrijke beïnvloedbare factoren: 

  • Voldoende kennis over seksualiteit en relaties.
  • Een positief zelf- en lichaamsbeeld.
  • Veel zelfvertrouwen.
  • Goede onderhandelingsvaardigheden (bijvoorbeeld over wat je wel of niet wilt op seksueel gebied, of op het gebied van anticonceptie of condoomgebruik).
  • Goede communicatieve vaardigheden.
  • Anderen benaderen vanuit gelijkwaardigheid en respect.
  • Voldoende weerbaarheid tegen sociale druk/groepsdruk.
  • Voldoende kunnen inschatten van risico’s.
  • De gevolgen van het eigen handelen goed kunnen overzien.
  • Mediabeelden onrealistisch of niet-relevant vinden. 

Je kunt deze factoren beïnvloeden door seksuele opvoeding of seksuele vorming. Zo bied je tegenwicht aan onrealistische mediabeelden door hierover met een kind of jongere in gesprek te gaan en aandacht te besteden aan ‘seksuele media-opvoeding’. Meer beschermende en risicofactoren en determinanten van gedrag vind je in Risicofactoren en beschermende factoren

Tips voor omgaan met diversiteit 

Maak in je omgang met diversiteit gebruik van de volgende tips en tools (Bos & Cense, 2005; Storms & Bartels, 2008; Maris et al., 2014): 

Erken je eigen cultuur

De eerste stap in cultuursensitief werken is zien en erkennen dat iedereen (inclusief jijzelf als professional) een eigen culturele achtergrond heeft. Een grote valkuil is om alleen bij ‘de ander’ een cultuur te zien:  

  • De organisatie waar je voor werkt heeft een cultuur (er zijn regels, richtlijnen, normen). Jijzelf hebt culturele bagage (hoe jij denkt over seksualiteit is gevormd door hoe je bent gesocialiseerd). Deze kan afwijken van bijvoorbeeld die van je collega.
  • Je cliënten hebben een diversiteit aan achtergronden (bijvoorbeeld verschil achterstandswijk en stadscentrum).
  • De ouders van je cliënten kunnen weer anders over seksualiteit denken dan je cliënten zelf.

Vertrouwen

Diversiteitsgevoeligheid (gevoeligheid voor verschillen tussen mensen) is van belang en zelfs een vereiste om vertrouwen te krijgen en een goede professionele relatie op te bouwen. Zonder aandacht voor diversiteit bestaat het risico dat je als professional te veel in stereotyperingen denkt en daar ook uit handelt. Een ouder of kind kan zich dan niet gezien of juist beoordeeld voelen (op basis van vooroordelen). Het is dus belangrijk om hen als individu te benaderen: wees je ervan bewust dat er ook binnen culturen en religieuze groepen veel verschillende opvattingen zijn.  

Sensitief

Veel kinderen en jongeren, ouders en collega’s vinden het moeilijk om over seksualiteit te praten. Ze voelen zich verlegen of ervaren schaamte- of schuldgevoelens als ze dit wel doen. Wees je hier bewust van.  

Persoonlijke vragen

Stel niet direct vragen over seksualiteit of persoonlijke vragen. Besteed eerst aandacht aan het opbouwen van een vertrouwensband en stel vervolgens eerst vragen over seksualiteit in het algemeen, voordat je over meer persoonlijke ervaringen van het kind of de jongere praat. Bijvoorbeeld: Praten kinderen en jongeren in Somalië onderling over seksualiteit? Hoe gaat dat daar dan? Is het gesprek hier anders tussen Somaliërs onderling

Erken cultuur en levensbeschouwing

De grootste deskundige zit tegenover je. De ouder en het kind weten precies wat er wel en niet kan in hun cultuur: welke ruimte er is voor onderhandeling en welke taboes er zijn. In een open dialoog kun je die deskundigheid inzetten en benutten.  

Overeenkomsten

Zet geen vergrootglas op de cultuur of levensbeschouwing van het kind of de ouder, maar zoek naar overeenkomsten. Door niet met een stereotypenbril naar een situatie te kijken, kun je problemen opsporen die wellicht heel bekend zijn, zoals communicatieproblemen tussen ouders en kind.  

Specifieke onderwerpen

Er zijn gevoelige onderwerpen, zoals abortus, homoseksualiteit en maagdelijkheid. Wees je bewust van deze gevoeligheden, maar ga ze niet uit de weg. Besteed bijvoorbeeld aandacht aan de gelijkwaardigheid tussen meisjes en jongens, seksuele oriëntatie, genderdiversiteit, weerbaarheid en respect voor elkaar.  

Feiten of fabels

Nodig kinderen en jongeren uit om ervaringen en betekenissen vanuit hun eigen cultuur of levensbeschouwing in te brengen. Leg uit dat er geen juiste mening of juiste waarden en normen bestaan. Stuur wel bij als een opvatting als een feit wordt gepresenteerd (bijvoorbeeld: jongens willen altijd seks, alleen jongens gaan over de grens, alleen meisjes zijn slachtoffer van grensoverschrijding, eens een pleger altijd een pleger, je kunt beter niet over seksueel geweld praten).  

Samenwerkingspartners

Soms zijn er externe organisaties (kerken en moskeeën) die adviezen over de seksuele ontwikkeling en opvoeding kunnen en willen geven. Beoordeel of zij dit volgens de seksuele rechten van de mens (zie Wat is de seksuele ontwikkeling?) doen. Wees op de hoogte van mogelijke regionale samenwerkingspartners.  

Taal

Wees ook als het gaat om taal (begrijp je elkaar goed, taalniveau, tolk) op de hoogte van mogelijke regionale samenwerkingspartners. Gebruik eventueel zanzu.nl als ondersteuning in een gesprek waarin taal een belemmering vormt. 

Collega’s

Overleg met collega’s als je er niet uit komt. Soms conflicteren je eigen waarden en normen met die van het kind of de ouders. Ga dan voor moreel beraad naar collega’s. Overleg bijvoorbeeld met de aandachtsfunctionaris seksualiteit. Zo trek je de angel eruit. Je hoeft niet alles zelf te weten en op te lossen.  

Gender

Er kunnen grote verschillen zijn in de seksuele opvoeding van jongens en meisjes in hetzelfde gezin. Wees hier dus alert op. Dit kan van invloed zijn op het gevoel van gelijkwaardigheid in relaties/relatievorming. 

Taboe

In een gezin waar een taboe heerst op seksualiteit, hebben kinderen en jongeren logischerwijs ook een andere beleving van bijvoorbeeld beginnende seksuele gevoelens. Denk hierbij ook aan thema’s als maagdelijkheid, maagdenvlies, besnijdenis, masturbatie, homo- en biseksualiteit en genderidentiteit.  

Andere normen en waarden

Erg gelovige jongeren of jongeren met een niet-westerse achtergrond of nieuwkomers zijn vaak opgegroeid met andere normen en waarden. Soms zijn deze diep verankerd of worden jongeren juist geheel losgelaten in een vrijere samenleving. Dit kan fricties en frustraties met zich meebrengen.  

Geen excuus

Laat diversiteit geen excuus zijn om het onderwerp niet te bespreken.

Het risico van generalisatie 

“Hoeveel een professional ook leest en hoort, hij of zij zal altijd voor nieuwe onbekenden komen te staan. Altijd zijn er kinderen voor wie het pasgeleerde niet opgaat. Gebrek aan kennis kan zeker een nadeel zijn en onzekerheid veroorzaken en bepaalde kennis over een groep kan beslist een voordeel zijn, maar kennis alleen is nooit voldoende. Het grote risico van kennis over de ander is de generalisatie, waarbij de eenling wordt geduid vanuit algemene kennis. In veel scholing over diversiteit staan cultuurverschillen centraal. Het wordt al snel een denken in stereotiep ‘wij’ en ‘zij’. Mensen worden gezien als vertegenwoordiger van een bepaalde cultuur. Soms wil de professional het kind inpassen in of analyseren vanuit dat algemene ‘geleerde’ concept en gaat daarmee voorbij aan de specifieke context en eigenheid van het kind” (Bos & Cense, 2005). 

De invloed van cultuur en religie 

Nederlands onderzoek (De Graaf et al., 2017) concludeert dat etniciteit op zichzelf geen risicofactor is voor bijvoorbeeld seksueel grensoverschrijdend gedrag. Cultuur en religie spelen wel een rol in het seksuele gedrag, de seksuele ervaringen en opvattingen van kinderen en jongeren over seks. Zo blijkt dat seksuele opvoeding, genderopvoeding en cultuur onder andere impact heeft op de bewegingsvrijheid en weerbaarheid van jongeren op het gebied van seksualiteit (Cense & Van Dijk, 2010). De scheidslijn tussen religie en cultuur is hierin niet altijd duidelijk en soms overlappen cultuur en religie elkaar. Beide beïnvloeden waarden, normen, opvattingen en gedragingen van mensen. Het is belangrijk om te bedenken dat opvattingen en denkbeelden per persoon verschillen en niet per definitie naar een hele groep te generaliseren zijn.  

“Mijn geloof speelt een belangrijke rol in mijn dagelijkse leven. Zo ook in de seksuele opvoeding van mijn kinderen. Soms krijg ik het gevoel dat zorgprofessionals een negatief beeld hebben van mijn geloof. Ze denken bijvoorbeeld bij voorbaat dat ik tegen homoseksualiteit ben, terwijl dit voor mij veel genuanceerder ligt. Ik proef dan de vooroordelen bij professionals, terwijl ik zelf juist veel waarde hecht aan een open gesprek: vrij van vooroordelen.” Esther, 48 jaar 

Respectvol bespreken 

Sommige ouders en kinderen voelen verlegenheid bij het onderwerp seksualiteit. Ze praten er niet makkelijk over of het is taboe. Als jeugdprofessional kan het dan lastig zijn om aansluiting te vinden bij de vragen of zorgen van ouders en kinderen. Zij zullen er dan zelf niet snel over beginnen, en verlegenheid, schaamte en schuldgevoelens ervaren als jij erover begint. Erken op zulke momenten deze gevoelens en wees je er bewust van dat deze gevoeligheden kunnen spelen. Realiseer je tegelijkertijd dat je de drempel bij kind en ouders ook verlaagt door het onderwerp seksualiteit op een aansluitende en respectvolle manier te bespreken.