
Casemanagement
Toelichting op de aanbevelingen
-
Probeer tot een werkrelatie met het gezin te komen, terwijl je samen werkt aan gedragsverandering. Het geven van praktische hulp kan de opbouw van deze relatie bevorderen.
-
Wees zowel aannemer, regisseur als coach van het gezin. Een aannemer is praktisch, meehelpend en proactief, een regisseur coördineert de hulp en een coach is respectvol en niet-veroordelend, en stimuleert het gezin om zelf met steun van het netwerkoplossingen te bedenken. Schakel voortdurend tussen deze rollen.
Het begrip ‘casemanagement’ betekent letterlijk ‘het beheren van een casus’. Gezinnen met meervoudige en complexe problemen hebben vaak te maken met veel verschillende instanties, voorzieningen, regelingen en bijbehorende contactpersonen en hulpverleners. De onderlinge verwevenheid van complexe problemen maakt het extra ingewikkeld om alles goed te coördineren.
Integraal werken
Als je als jeugdprofessional hulp biedt aan gezinnen met meervoudige en complexe problemen is het belangrijk om integraal te werken. Daarvan kun je spreken als:
- je een brede benadering hebt;
- je aanpak samenhangend is;
- je aandacht hebt voor alle leefgebieden van de cliënt (Van Arum et al., 2018).
Dit zijn de belangrijkste vragen bij een integrale aanpak:
- Organiseer je een groot deel van de ondersteuning en zorg dichtbij (gebiedsgericht)?
- Is de zorg laagdrempelig beschikbaar en zichtbaar voor cliënten/gezinnen?
- Kun je problemen eerder signaleren, waardoor je sneller kunt ingrijpen? Hulpverleners gaan ergens sneller ‘op af’ en horen signalen uit de wijk eerder.
- Haal je kwaliteitswinst doordat verschillende disciplines in één team samenwerken?
- Bied je maatwerk door één huishouden, één plan en één regisseur?
- Werken professionals goed samen, zowel onderling als met cliënten, mantelzorgers en vrijwilligers?
- Doseer je hulp goed (niet alles tegelijk) wanneer er verschillende vraagstukken spelen?
- Is het makkelijker om te prioriteren, in samenspraak met de cliënt?
- Zijn er meer mogelijkheden om de ondersteuning en zorg goedkoper te organiseren?
- Neemt de kans af dat hulpverleners elkaar snel opvolgen en/of langs elkaar heen werken?
- Kun je vroegtijdig, preventief ingrijpen om escalatie van problemen te voorkomen?
Als vaste hulpverlener (zie Competenties) kijk je breed en domeinoverstijgend naar de situatie van het gezin. Zoals problemen bij ouders en hun kinderen die behandeling binnen de (jeugd-)GGZ nodig hebben. Je voert zelf concrete acties uit of zorgt dat ze worden uitgevoerd. Kortom, je doet wat nodig is. Dit vraagt om ruimte om professionele afwegingen te maken (Scholte et al., 2012). Zie de verdieping en onderbouwing voor toelichting op dit begrip. De werkwijze bij gezinnen met meervoudige en complexe problemen volgt een model met een aantal inhoudelijke uitgangspunten. Een voorbeeld hiervan is het wrap-around-care-model.
Wrap-around-care-model
Het wrap-around-care-model komt oorspronkelijk uit de Verenigde Staten, maar wordt inmiddels ook in Nederland toegepast. Het model geeft de vaste hulpverlener handvatten. Het wrap-around-care-model wordt vaak als een bloem voorgesteld, met het gezin en de vaste hulpverlener in het midden. Zij vormen het hart van de bloem. De blaadjes staan voor de verschillende leden uit het netwerk van het gezin en alle andere betrokken hulpverleners en instanties die ‘erbij gehaald worden’ om verandering in het gezin te brengen (Hermanns et al., 2012).
Met het wrap-around-care-model vervul je als hulpverlener drie rollen, die van aannemer, regisseur en coach (zie ook de gezinscoach van Broeken & Talma, 2004; en Berger et al., 2013).
- In de rol van aannemer ben je praktisch, meehelpend en proactief.
- In de rol van regisseur ben je overstijgend coördinerend.
- In de rol van coach sta je naast het gezin. Je kunt relativeren en bent tevreden met kleine stapjes.
Als vaste hulpverlener bouw je vertrouwen op bij de gezinsleden, bijvoorbeeld door praktische hulp te geven aan het begin van de samenwerking. Daarnaast stimuleer je, neem je zo weinig mogelijk over en activeer je het gezin om zelf oplossingen te bedenken voor de problemen. Je werk is veelzijdig én intensief. Je vervult meerdere rollen tegelijkertijd op alle leefgebieden van het gezin en hebt vaak contact met de gezinsleden, soms meerdere keren per week. De hulpverlener werkt zelfstandig, neemt eigen beslissingen, en zet de eerste stap
Hulp in gedwongen kader
In Nederland is deelname aan een hulpverleningstraject meestal vrijwillig, maar in bepaalde gevallen is een gedwongen kader nodig om hulp op gang te brengen. Dit geldt vooral voor gezinnen met meervoudige of complexe problemen, waar grote zorgen zijn over de veiligheid van de kinderen. Bij een deel van deze gezinnen is een gedwongen kader noodzakelijk. Lees meer over hulp in gedwongen kader bij Verdieping en onderbouwing.
Als hulpverlener is het belangrijk om te weten hoe je hulp in een gedwongen kader kunt introduceren bij het gezin en vervolgens een band kunt opbouwen. Het helpt als je in het eerste contact persoonlijk, transparant, eerlijk en oprecht bent (De Vries, 2010).
Let in het eerste gesprek op de volgende aandachtspunten:
- Wees duidelijk en direct over de aanleiding van het contact. Vermijd omwegen en een lange inleiding.
- Benoem feiten en de norm of waarde die in het geding is. Vermijd een beschuldigende, defensieve of moraliserende houding.
- Wees bedacht op reactance en strategische zelfpresentatie. Reactance is gedrag waarmee iemand probeert persoonlijke controle en vrijheid te behouden en externe beperkingen zoveel mogelijk buiten spel te zetten. Reageer hier gedoseerd empathisch op (Rooney, 2009).
- Onderzoek hoe de cliënt reageert op het opgedrongen hulpverleningscontact en op de problemen die door externen worden benoemd.
- Besteed ruim aandacht aan het verduidelijken van de rollen, zowel van de cliënt als van jezelf als hulpverlener. Presenteer de verwachte rollen op een positieve en realistische manier.
- Sta stil bij de voorgeschiedenis van het eerste contact (bijvoorbeeld de kinderbeschermingsmaatregel) en de verwachtingen die de cliënt heeft van de hulpverlening.
- Wees duidelijk over wat onderhandelbaar is en wat niet.
- Kijk naast problematische aspecten naar de sterke en positieve kanten van de cliënt (Jagt, 2010).
Gebruik ook de aanbevelingen in de richtlijn Samen beslissen over hulp.
Verdieping en onderbouwing
Wrap-around-care
Een Amerikaanse meta-analyse van Suter en Bruns (2009) naar wrap-around-care laat een overall significant klein effect zien van de aanpak (ES 0.33). Ook zijn er significant kleine positieve effecten gevonden op het gebied van psychische en gedragsproblemen (0.31) en op het algemeen dagelijks functioneren van kinderen en jongeren (0.25) (Hermanns et al., 2012; Schamhart & Colijn, 2012).
Discretionaire handelingsruimte
Discretionaire handelingsruimte heeft betrekking op de handelingsruimte die nodig is om zelfstandig en professioneel verantwoord te handelen. Dat wil zeggen dat de professional de verantwoordelijkheid heeft om zijn functie en taken te toetsen aan de voorwaarden voor een goede en verantwoorde beroepsuitoefening, zoals geformuleerd in beroepsstandaarden als beroepscode en beroeps- of competentieprofiel. De vaste hulpverlener hanteert over het algemeen een gestandaardiseerde methodiek of interventie met een vast stappenplan, protocol en vaste fasering, maar durft hiervan af te wijken als dat nodig is.
Hulp in gedwongen kader
Evaluatieonderzoeken laten zien dat hulpverleners gedwongen hulp als een belangrijk hulpmiddel ervaren om een doorbraak in de gezinnen te forceren (Anthonijsz et al., 2014; Bieleman et al., 2012; Van Gerwen & De Beer, 2009; Veenbaas & Reubsaet, 2010). Deze hulp wordt meestal ingezet wanneer de cliënt een gevaar is voor zichzelf of een ander, kinderen of jongeren bescherming nodig hebben tegen mishandeling, verwaarlozing en misbruik, of als hulpverlening binnen een vrijwillig kader geen goed alternatief meer is. Het door de rechter vastgestelde kader bij ouders en hun kinderen in problematische opvoedingssituaties bestaat uit kinderbeschermingsmaatregelen. In de meeste gevallen gaat het dan om een ondertoezichtstelling (Jagt, 2010; Van Ooyen-Houben et al., 2008).