Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Seksuele ontwikkeling
Groep jongeren

Bijzonderheden in seksuele ontwikkeling

Toelichting op de aanbeveling

  • Signaleer eventuele bijzonderheden in de seksuele ontwikkeling, overleg of verwijs indien nodig en/of bied passende hulp en ondersteuning (zie Vlaggensysteem en Aanpak en interventies). 

Stimulatie geslachtsdelen 0-6 jaar 

Stimulatie van geslachtsdelen bij kinderen onder de 6 jaar is veelvoorkomend seksueel gedrag. Afhankelijk van de plek waar het gebeurt hoef je dit niet af te leren. Zolang er maar geen sprake is van zelfbeschadiging, pijn of excessieve stimulatie (dat wil zeggen als het de ontwikkeling verstoort of remt). 

Als het kind voorwerpen gebruikt voor stimulatie (bijvoorbeeld inbrengen van kralen in vagina of anus), is er risico op zelfbeschadiging (criterium ‘zelfrespect’ volgens het Vlaggensysteem): mogelijke schade aan vagina of anus. Dan moet het gedrag wel afgeleerd worden. 

Veelvuldige stimulatie van de eigen geslachtsdelen kán een aanwijzing zijn voor achterliggende problematiek zoals verwaarlozing of seksueel misbruik. Dit is echter nooit het enige symptoom, er is altijd samenhang met andere symptomen. Vermoed je als professional misbruik of verwaarlozing, volg dan de richtlijn Kindermishandeling en de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Seksueel spel 0-6 jaar 

Seksueel spel tussen kinderen hoor je te begrenzen of af te leren als dit onder dwang of onvrijwillig gebeurt, als het spel de ander of het kind zelf pijn doet, en bij machtsmisbruik of bij ongelijkwaardigheid (De Graaf & Rademaker, 2007; Frans & Franck, 2014). Zodra een volwassene het seksuele contact initieert, is dit seksuele grensoverschrijding. Volg dan de richtlijn Kindermishandeling en de stappen van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Genderdysforie 0-23 jaar

Voor een vermoeden van genderdysforie moet een kind alle drie de volgende aanwijzingen laten zien: 

  • Een sterke voorkeur voor atypisch genderrolgedrag.
  • Afkeer van het eigen gender.
  • Duidelijke signalen van onvrede met het eigen geslacht. 

Aan het begin van de puberteit wordt duidelijk of iemand daadwerkelijk genderdysforie heeft. Bij een groot deel van de jonge kinderen verdwijnt atypisch genderrolgedrag vanzelf weer. Heb je als ouders of jeugdprofessional vragen of zorgen over extreem cross-gendergedrag of mogelijke genderdysforie, dan kun je terecht bij Transvisie. Deze organisatie biedt opvoedondersteuning om kinderen de ruimte te geven om zich te ontwikkelen en verwijst door naar diverse gespecialiseerde organisaties. 

Zie je sterke aanwijzingen voor genderdysforie, of willen ouders en jongere verder onderzoek of begeleiding, verwijs dan naar een gespecialiseerde organisatie. Deze vind je bij de Transgenderwegwijzer. Een gespecialiseerde organisatie kan kinderen volgen vanaf jonge leeftijd. Zo kunnen eventuele puberteitsremmers tijdig ingezet worden als de genderdysforie tijdens de puberteit blijvend blijkt. Je hebt dan een duidelijk beeld van de ontwikkeling van het kind, zodat je eerder een afgewogen besluit kunt nemen. 

Masturbatie

Veelvuldige stimulatie van de eigen geslachtsdelen komt voor en is niet schadelijk. Masturbeert een kind  

  • dagelijks
  • meerdere malen per dag
  • voor een periode langer dan zes aaneengesloten maanden? 

Dan kan het wel problematisch zijn, vooral als dit gedrag de ontwikkeling van het kind zo erg verstoort dat het niet meer aan het dagelijks leven kan deelnemen (Kuzma & Black, 2008). 

Begeleiding/behandeling bij excessief seksueel gedrag 

Geef als jeugdprofessional betrouwbare informatie over seksuele fantasieën, masturbatie, kijken naar porno en ander veelvoorkomend seksueel gedrag. Zulk gedrag hoort bij een gezonde seksuele ontwikkeling. Dit gedrag kan echter omslaan in preoccupatie, excessief seksueel gedrag of een verslaving. Analyseer de situatie als jeugdprofessional (indien nodig samen met collega’s uit andere disciplines). Gebruik hierbij de informatie over de seksuele ontwikkeling van kinderen en jongeren (ook van specifieke groepen). Duid als jeugdprofessional zo mogelijk onderliggende problematiek en schakel (indien nodig) een andere professional in. Gebeurt het seksuele gedrag  

  • dagelijks 
  • meerdere malen per dag 
  • voor een periode langer dan zes aaneengesloten maanden? 

En verstoort dit gedrag de ontwikkeling van de jongere dusdanig dat deze niet meer aan het dagelijks leven deel kan nemen (Kuzma & Black, 2008)? Verwijs dan door of ga over op een andere vorm van hulpverlening/behandeling.