Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Stemmingsproblemen
Twee jongeren

Bespreekbaar maken van suïcide

Toelichting op de aanbevelingen

  • Geef depressieve kinderen en jongeren steun en hoop, zorg dat een volwassene adequaat toezicht houdt op het kind, en los praktische problemen en knelpunten op die de depressie in stand kunnen houden. 

  • Zorg voor een goed registratiesysteem. Breng de suïcides, pogingen hiertoe en gedachten hierover in kaart. Alleen wanneer bekend is hoe een jongere over suïcide denkt, kan suïcide voorkomen worden. 

  • Wanneer je suïcidaliteit vermoedt, maak dit dan bespreekbaar. 

  • Zorg voor zorgvuldige monitoring bij medicamenteuze behandeling en besteed expliciet aandacht aan het risico op suïcidaliteit. Let hierbij specifiek op een mogelijke plotselinge toename van suïcidegedachten, -gevoelens en suïcidale handelingen na het starten met de medicatie. 

  • Probeer te voorkomen dat er een kloof ontstaat tussen de jongere en diens omgeving. Betrek in overleg met het kind ook de ouders en/of andere belangrijke naasten bij het gesprek en het plan van aanpak. Het doel is een netwerkgerichte aanpak. Hierbij werken jeugdprofessionals, naasten en andere betrokkenen uit het leven van het kind samen om de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van en de zorg voor het kind te dragen (Mérelle, 2019). 

  • Spreek af wat ieders rol is in de begeleiding van het kind. Zie voor meer informatie ook paragraaf 5.1.2 Samenwerking en ondersteuning naasten van de GGZ-standaard Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag (2020).  

  • Overleg ook met de huisarts van het kind en betrek deze bij de zorg. 

  • Maak samen met het kind en de naasten een veiligheidsplan

  • Plaats een kind niet direct over bij (tijdelijke) suïcidaliteit, mits de veiligheid gewaarborgd kan worden. Overplaatsing en daarmee het verbreken van de werkrelatie kan als een afwijzing of verlies ervaren worden en suïcidegedrag versterken. Vraag bij twijfel om collegiaal advies van de gespecialiseerde zorg. 

Het is belangrijk met kinderen en jongeren over suïcide(gedachten) te praten en belangrijke signalen vroegtijdig te herkennen. Op de website van 113 Zelfmoordpreventie vind je informatie en kun je een online training volgen over suïcidepreventie (VraagMaar online training suïcidepreventie | 113 Zelfmoordpreventie). Ook heeft 113 Zelfmoordpreventie een toolkit die jou als jeugdprofessional kan ondersteunen bij het herkennen, bespreken en behandelen van jongeren met suïcidaliteit.

Naast signalen herkennen en over suïcide kunnen praten, is contact houden en oriënterend onderzoek belangrijk (Van Hemert et al., 2012). In oriënterend onderzoek brengt je als jeugdprofessional de risico- en beschermende factoren in kaart, schat je de noodzaak van doorverwijzen in en zorg je voor veiligheid en continuïteit van de zorg. Betrek bij elke fase van het onderzoek de naasten van het kind. Spreek ook alleen met het kind, zonder dat er naasten bij zijn, en maak afspraken over vertrouwelijke onderwerpen die niet met naasten worden besproken. Voor meer informatie over diagnostiek en behandeling bij suïcide, zie de Multidisciplinaire Richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag (Van Hemert et al., 2012).  

Meer informatie over de organisatie van de zorg is te vinden in de GGZ-standaard Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag (2020). In geval van nood kan iedereen het alarmnummer 112 bellen om ambulance, brandweer of politie op te roepen. De ambulancezorg verwijst door naar de spoedeisende hulp (SEH) en de spoedeisende of consultatieve psychiatrie. Verwijzing gebeurt via erkende verwijzers: de huisarts, medisch specialist, spoedeisende hulp, nooddiensten, ggz-professionals, wijkteams en bedrijfsarts. Als een kind snel hulp nodig heeft, maar er geen sprake is van een noodsituatie, kun je de huisarts inschakelen. Deze kan doorverwijzen naar de spoedeisende of de reguliere ggz, afhankelijk van de urgentie. 

De lijn van het gesprek 

Tijdens een gesprek met het kind kun je globaal de volgende gesprekslijn volgen:  

  • Vraag naar de huidige gemoedtoestand en suïcidale gedachten.
  • Afhankelijk van het antwoord kun je doorvragen naar plannen, motieven, achtergronden en stappen die mogelijk al gezet zijn.
  • Probeer vervolgens helder te krijgen wat het kind met de suïcidepoging wil bereiken.
  • Bespreek of er mogelijk andere manieren zijn om dat doel te behalen.  

Schakel eventueel een collega of andere hulpverlener in. Neem altijd contact op met collega’s en je inhoudelijk leidinggevende wanneer je met het kind over diens suïcidaliteit hebt gesproken en deel je ervaring in het team. Zeg ook tegen het kind dat je dit met anderen bespreekt. Beloof geen geheimhouding maar wel vertrouwelijkheid. Mocht je je niet voldoende toegerust voelen, zeg dit dan tegen het kind en zorg voor een warme overdracht naar een collega. Het is ook mogelijk te overleggen met psychologen van 113 Zelfmoordpreventie via de Overleg- en Advieslijn (020 311 3888). Zij kunnen meedenken over de situatie. Zorg voor goede diagnostiek van stemmingsstoornissen en andere vormen van psychische problematiek als een kind of jongere een vraag over suïcide in een vragenlijst of gesprek positief beantwoordt. Verwijs hiervoor naar een professional met kennis van en ervaring met de leeftijdsgroep van het kind. Die kan het onderzoek afstemmen op de ontwikkelingsfase waarin het kind verkeert. 

Direct ingrijpen 

Bij elke vorm van suïcidaal gedrag is direct ingrijpen vereist, omdat er een verhoogd risico is op suïcide. Het is hierbij belangrijk om contact te houden, te (blijven) praten met het kind en het onderwerp suïcide bespreekbaar te maken. Krijg je als jeugdprofessional te maken met suïcidaal gedrag of suïcidale uitspraken, neem dit dan altijd serieus – hoe ambivalent of ogenschijnlijk onschuldig het ook mag lijken. Weeg altijd af of medisch handelen nodig is (Multidisciplinaire Richtlijn Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag, Van Hemert et al., 2012). Onderzoek van suïcidaal gedrag is geïndiceerd bij iedereen die met enige overtuiging suïcidale uitspraken doet, of die een suïcidepoging heeft gedaan. Meer informatie over hoe je het gesprek hierover kunt aangaan, vind je in de online training van 113 Zelfmoordpreventie (VraagMaar online training suïcidepreventie | 113 Zelfmoordpreventie 

Actief vragen 

Let op: suïcidale mensen brengen hun suïcidegedachten niet altijd uit zichzelf ter sprake. Vraag in de volgende situaties actief naar suïcidegedachten: 

  • Bij psychologisch onderzoek en/of in crisissituaties, vooral bij depressieve symptomen.
  • Bij uitingen van wanhoop.
  • Na ernstige verliezen (inclusief verlies van gezondheid) en ingrijpende (traumatische) gebeurtenissen.
  • Op transitiemomenten in de geboden hulp bij psychische problemen, zoals bij wisseling van hulpverlener of bij ontslag na een klinische opname.
  • Bij onverwachte veranderingen, gebrek aan verbetering, of verslechtering van het klinische beeld van een psychische stoornis.
  • Bij een voorgeschiedenis met een doodswens en/of suïcidaliteit.
  • In elke andere situatie waarin je vermoedt dat er sprake kan zijn van suïcidaal gedrag. 

Sommige professionals voelen zich geremd om naar suïcidegedachten te vragen, omdat ze denken dat dit juist suïcidegedachten en -gedrag in de hand kan werken. Deze angst is ongegrond. Het is zelfs zo dat het vragen naar zulke gedachten de spanningsklachten en suïcidegedachten bij hoogrisicogroepen (jongeren met depressieve symptomen of met een voorgeschiedenis van suïcidaal gedrag) doet áfnemen (Gould et al., 2005). Spreek open over de suïcidale gedachten of suïcidepoging en durf concreet te zijn.