Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Ernstige gedragsproblemen
Twee kinderen geven highfive

Ondersteuning van leerkrachten

Toelichting op de aanbevelingen

  • Vergaar als jeugdprofessional informatie over interventies op school en de zorgstructuur in en rondom de school. Sluit hier waar mogelijk op aan.

  • Participeer als jeugdhulporganisatie in de zorgstructuur in en rondom de school. Neem bijvoorbeeld deel aan een multidisciplinair overleg (MDO) of gedragsteam. En ondersteun leraren in de begeleiding van leerlingen, door de deskundigheid van die leraren op het gebied van opvoedingstechnieken te bevorderen.

  • Introduceer en begeleid als organisatie preventieve gedragsprogramma’s in de klas of participeer in schoolbrede gelaagde programma’s.

  • Faciliteer als organisatie jeugdprofessionals zodanig dat zij over voldoende kennis van het onderwijsveld beschikken.

  • Verstrek als organisatie informatie aan scholen over het jeugdhulpaanbod in de regio en de mogelijkheden voor ondersteuning in en rondom de school.

Leraren spelen een belangrijke rol in de aanpak van (ernstige) gedragsproblemen op school. Tegelijkertijd zijn er duidelijke aanwijzingen dat leraren niet goed weten hoe ze moeten omgaan met zorgleerlingen die (ernstige) gedragsproblemen hebben. Daarom is professionele ondersteuning voor leraren nodig. 

Als jeugdprofessional is het belangrijk om deze leraren niet alleen uitleg, maar ook uitvoerig en concreet advies te geven. Wees echter niet enkel een verwijzer en adviseur op afstand: het levert meer op om frequent beschikbaar te zijn, om te participeren in teams van leerkrachten die samen problemen te lijf gaan en om mee te werken aan zorgvuldig uitgevoerde consultatietrajecten (Goei & Kleijnen, 2009). Matthys en Boersma (2018) schreven voor leerkrachten het boek Brutaal, boos en agressief gedrag op school met aandacht voor de aanpak van ernstige gedragsproblemen en psycho-educatie. 

Wees als jeugdprofessionals dus bereikbaar en snel beschikbaar om samen met ouders en school problemen op te lossen. Die gezamenlijke probleempoplossing vraagt van leraren dat zij samenwerken met ouders en anderen rondom de leerling. Deze samenwerking wordt intensiever naarmate de onderwijszorgbehoefte van leerlingen toeneemt. 

Omdat je als jeugdprofessional kennis moet hebben van verschillende zorgvormen die bijdragen aan blijvende schoolgang bij kinderen met ernstige gedragsproblemen, verzamel je informatie over achtereenvolgens de volgende thema’s: 

  • De zorgstructuur in en rondom de school.
  • De zorg en hulpverlening in en rondom de school.
  • Het partnerschap met ouders en de zorg voor ouders en gezin.  
  • De zorg en hulpverlening aan kinderen.

Zorgstructuur in en om de school

Voor de zorg aan kinderen met (ernstige) gedragsproblemen bestaan binnen het Nederlandse onderwijsveld verschillende voorzieningen en zorgstructuren. Hieronder staan degene die het meest voorkomen.

Multidisciplinair overleg (MDO)

Bij complexe psychosociale problemen hebben kinderen en hun ouders zorg en hulpverlening nodig van lokale voorzieningen en jeugdhulp. In een MDO werken scholen, de leerling en diens ouders samen met professionals uit onder andere wijk- of buurtteams, jeugdhulporganisaties of het Samenwerkingsverband (SWV). Doel is om de leerling met problemen snel en adequaat te helpen. Leraren zijn belangrijke signaleerders van en informanten over de problematiek bij kinderen.

Passend onderwijs

Alle kinderen hebben recht op onderwijs. Zij verdienen een plek in het onderwijs die past bij hun mogelijkheden, hen uitdaagt en rekening houdt met hun beperking. Het uitgangspunt is een plek in het reguliere onderwijs. Doel is kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden op hun toekomst in de samenleving. Het speciaal onderwijs blijft bestaan voor kinderen die dat nodig hebben.

Onderwijs-zorgarrangementen

Sommige kinderen hebben naast ondersteuning in het onderwijs ook jeugdhulp en/of -zorg nodig. Alleen dan kunnen ze zich fysiek en mentaal optimaal ontwikkelen. Voor die leerlingen bestaan er onderwijs-zorgarrangementen (oza). Een onderwijs-zorgarrangement combineert onderwijs en zorg en is een integrale samenwerking tussen onderwijs, jeugdhulp en/of -zorg. Dit is altijd maatwerk: de behoefte van een leerling of groep leerlingen bepaalt de aard van het arrangement.

Plusvoorzieningen

Deze vormen een uitbreiding van het aanbod op bestaande scholen voor voortgezet en middelbaar (beroeps)onderwijs. Ze richten zich op ‘overbelaste’ jongeren van 12 tot 23 jaar, onder wie jongeren met ernstige gedragsproblemen. Plusvoorzieningen bieden een samenhangende aanpak van onderwijs, zorg, arbeid en andere vormen van gerichte ondersteuning. Ze kenmerken zich onder andere door kleine onderwijsgroepen en snelle beschikbaarheid van bijvoorbeeld schuldhulpverlening, verslavingszorg of woonbegeleiding.

Reboundvoorzieningen

Een reboundvoorziening biedt tijdelijke opvang aan leerlingen met gedragsproblemen voor wie de zorg die de eigen school kan bieden niet langer toereikend is. De leerling volgt een programma waarin onderwijs en gedragsbeïnvloeding centraal staan, met het doel zo snel mogelijk terug te keren in het reguliere onderwijs.

Onderwijsconsulenten

Een onderwijsconsulenten bemiddelt en adviseert bij individuele problemen rondom de toelating van geïndiceerde leerlingen (‘zorgleerlingen’) op basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs. Zowel ouders en leerlingen als scholen kunnen een beroep doen op onderwijsconsulenten. Er zijn onderwijszorgconsulenten beschikbaar voor ouders en scholen die problemen ervaren bij het ontwikkelen van een onderwijszorgarrangement voor individuele leerlingen – en die daar samen niet uitkomen. Het gaat hierbij om leerlingen die zonder zorg op school geen onderwijs kunnen volgen.

Zorg en hulpverlening in en rondom de school 

Er zijn aanwijzingen dat schoolbrede en gelaagde programma’s gedragsproblemen op school kunnen verminderen. ‘Schoolbreed’ betekent dat de interventies worden uitgerold over de hele school (dus niet alleen in de klas, maar ook op de speelplaats, in de kantine en in de buurt) en dat ze worden uitgevoerd door iedereen die bij de leerling betrokken is. ‘Gelaagd’ betekent dat de interventies zijn gericht op alle leerlingen (de eerste laag), op risicoleerlingen (de tweede laag) en op leerlingen met hoog-risicogedrag/gedragsproblemen (de derde laag). Zie de verdieping en onderbouwing onderaan deze pagina voor voorbeelden van schoolbrede en gelaagde programma’s.

Een brede aanpak – gericht op school, ouders én het kind – heeft meer effect dan interventies die zich uitsluitend richten op óf ouders óf hun kinderen (Goei & Kleijnen, 2009; Junger-Tas, 2002). Daarnaast zijn preventieve interventies, gericht op kinderen die zich nog in het onderwijssysteem bevinden, succesvoller dan curatieve programma’s gericht op kinderen die zijn uitgevallen (Steeg & Webbink, 2006).

Partnerschap met ouders en zorg voor ouders en gezin

Een brede aanpak – met betrokkenheid van zowel de school als de ouders en het kind – heeft grote voordelen. Zo’n aanpak is namelijk effectiever dan interventies die uitsluitend gericht zijn op óf ouders óf hun kinderen. Uit meerdere bronnen blijkt hoe belangrijk samenwerking tussen de school en ouders is om te bevorderen dat kinderen naar school (blijven) gaan. Dit geldt voor kinderen van alle leeftijden. 

Als jeugdprofessional heb je de belangrijke taak om ouders actief te ondersteunen bij het tot stand brengen en onderhouden van hun contact met school. Multisysteemtherapie (MST) is een voorbeeld van een interventie voor kinderen met ernstige gedragsproblemen. Hierin wordt expliciet aandacht besteed aan jouw mogelijkheden als jeugdprofessional om de betrokkenheid van ouders bij school te vergroten en de samenwerking tussen ouders en school te verbeteren. 

De volgende strategieën worden uitgewerkt in MST (Henggeler et al., 2010):

  • Ouders betrekken bij het analyseren, ontwikkelen en uitvoeren van interventies op school.
  • Ouders betrekken bij het ontwikkelen en uitvoeren van interventies bij hen thuis. Ook dit helpt om interventies op school kracht bij te zetten.
  • Effectieve samenwerking bevorderen tussen de docenten en de ouders om het gedrag en de schoolprestaties van het kind te verbeteren.

Als jeugdprofessional heb je niet alleen de belangrijke taak om ouders te ondersteunen in het contact met school. Je kunt de school ook helpen om het contact met ouders te verbeteren.

Zorg en hulpverlening aan kinderen 

Naast interventies op school en voor de ouders zijn er ook individuele interventies voor kinderen. Het gaat om de volgende vier:

Cognitieve gedragstherapie

Van de interventies die op de leerlingen zelf zijn gericht, zijn interventies aan te raden die gebruikmaken van technieken uit de cognitieve gedragstherapie. Dit type interventie is effectief in de aanpak van gedragsproblemen, bijvoorbeeld voor het verminderen van (sommige vormen van) schoolverzuim (Heyne, King & Tonge, 2006).

Tutor- en mentorinterventies

Uit Amerikaans effectonderzoek blijkt dat ook met tutor- en mentorinterventies positieve effecten te bereiken zijn, mits goed gestructureerd en voortdurend begeleid (Junger-Tas, 2002; DuBois, Holloway, Valentine & Cooper, 2002). Mentoring is een activiteit waarbij een meer ervaren persoon (een leraar of medeleerling) een minder ervaren persoon (leerling) begeleidt door het uitwisselen van praktische ervaringen en regelmatige feedback.

Service-learning

Bij service-learning ontwikkelt een kind vaardigheden terwijl hij zich inzet voor de (lokale) gemeenschap. Denk aan schoonmaakacties in de buurt, hulp aan kinderdagverblijven of in verzorgingshuizen en het adopteren van een monument. Service-learning bevordert persoonlijke en sociale groei, carrièreontwikkeling en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het heeft bovendien een positief effect op de aanwezigheid van leerlingen op school en hun schoolprestaties (Shumer & Duckenfield, 2004).

Interventies met positieve beloningen

Interventies zijn succesvol als jongeren erin worden aangesproken op hun eigenbelang (Junger-Tas, 2002). Dat is het geval als zij een positieve beloning kunnen krijgen, zoals een financiële beloning of extra praktijkscholing en training. Zulke positieve beloningen stimuleren leerlingen om vaak op school aanwezig te zijn en hun opleiding af te maken.

Schoolwide Positive Behaviour Support (SWPBS)

Schoolwide Positive Behaviour Support is een voorbeeld van een schoolbreed programma dat al geïntroduceerd is op een aantal scholen in Nederland. De aanpak omvat interventies voor alle leerlingen (de eerste laag) en specifieke interventies voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben (de tweede en derde laag). Bij SWPBS is standaard een jeugdprofessional betrokken die lid is van het gedragsteam of het multidisciplinair overleg op school. Daarnaast zijn er in Nederland verschillende interventies beschikbaar die zich richten op een van de afzonderlijke lagen. Schoolwide Positive Behavior Support (SWPBS) is erkend als ‘goed onderbouwd’.

SWPBS: Eerste laag

In interventies die zich richten op alle leerlingen (de eerste laag) wordt kinderen duidelijk gemaakt welk gedrag wordt verwacht, wordt goed gedrag beloond en wordt uitgelegd welke consequenties afwijkend gedrag heeft. Enkele voorbeelden van dit soort interventies in de databank Effectieve jeugdinterventies:

SWPBS: Tweede laag

Interventies kunnen zich ook richten op risicoleerlingen (de tweede laag). Dit is ongeveer 15% van de leerlingen. Enkele voorbeelden van dit soort interventies in de databank Effectieve jeugdinterventies:

  • STOP 4-7 (erkend als ‘effectief volgens eerste aanwijzingen’).
  • SPRINT (erkend als ‘effectief volgens eerste aanwijzingen’).
  • Alles Kidzzz (erkend als ‘effectief volgens goede aanwijzingen’).

SWPBS: Derde laag

Er zijn ten slotte interventies die zich richten op leerlingen die meer zorg nodig hebben (de derde laag). Deze interventies worden ingezet op basis van een individueel pedagogisch handelingsplan. Dat gebeurt vaak in samenwerking met jeugdhulp. Voorgaande verdient extra aandacht in geval van kinderen met een licht verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblematiek. Het realiseren van passend onderwijs voor deze zeer moeilijk opvoedbare en lerende kinderen (‘zmolk’ers’) vraagt om een integrale aanpak waarbij je als jeugdprofessional samenwerkt met zmolk’ers, ouders, collega’s en zorgpartners (Radema, Van Kessel & Deen, 2014).