Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Ernstige gedragsproblemen
Twee kinderen geven highfive

6. Opvoedingstechnieken beroepsopvoeder

Een deel van de kinderen met ernstige gedragsproblemen in Nederland woont niet in het eigen gezin, maar verblijft voor kortere of langere tijd in een gezinshuis of een residentiële behandelgroep. Dit betekent dat beroepsopvoeders de opvoeding (tijdelijk) overnemen. Als beroepsopvoeder is het belangrijk te weten hoe de opvoeding die je biedt kan bijdragen aan het verminderen van ernstige gedragsproblemen, in aanvulling op de interventies die zijn gericht op het kind en het gezin. 

Dit hoofdstuk gaat allereerst over het belang van een positief pedagogisch groepsklimaat als voorwaarde om tot leren te komen. Vervolgens komen verschillende specifieke opvoedingstechnieken uit de gedragstherapie aan bod – in het bijzonder technieken om gedragsproblemen te verminderen.

Vraag en aanbevelingen

Opvoedingstechnieken

Welke specifieke opvoedingstechnieken van beroepsopvoeders die kinderen in groepsverband behandelen (dagbehandeling en residentieel) dragen bij aan de vermindering van gedragsproblemen?

Aanbevelingen

Bekrachtig gewenst gedrag

  • Zorg als beroepsopvoeder voor een positief pedagogisch en veilig leefklimaat en een goede werkrelatie met het kind. Diens belang moet hierbij centraal staan. Ook is het belangrijk om het kind voortdurend te betrekken bij de besluitvorming. Creëer situaties die het voor het kind mogelijk maken om gewenst gedrag te laten zien en bekrachtig dit gedrag door complimenten en beloningen te geven. Leer het kind nieuwe vaardigheden aan, negeer ongewenst gedrag en geef in uiterste gevallen een milde straf.

Ouders betrekken bij de opvoeding op de groep

  • Geef ouders door middel van oudertrainingen of gezinsinterventies ondersteuning bij het toepassen van de gewenste opvoedingstechnieken in de thuissituatie met het kind. Bespreek met de ouders hoe de opvoeding in de groep en die in de thuissituatie op elkaar zijn af te stemmen, zodat het kind op beide plekken dezelfde benadering krijgt.

Belangrijke anderen betrekken bij de opvoeding op de groep

  • Zorg dat ook overige opvoeders uit het systeem van het kind (zoals familieleden, vrienden en leerkrachten) worden betrokken bij de hulp aan het kind – en dat ze dezelfde opvoedingstechnieken toepassen.

Een positief en veilig leefklimaat

  • Creëer als beroepsopvoeder allereerst een positief pedagogisch en veilig leefklimaat, onder andere door oog te hebben voor individuele kinderen binnen de groep. Zorg daarbij voor een goede werkrelatie (‘alliantie’) met elk van die kinderen, wees betrokken en hanteer een sensitieve en responsieve houding. Het belang van het kind dient hierbij centraal te staan. Ook is het van belang om het kind voortdurend te betrekken bij de besluitvorming. Als aan deze voorwaarden is voldaan, zijn opvoedingstechnieken effectief toe te passen en vallen er bij de kinderen nieuwe vaardigheden aan te leren.

Leersituaties creëren

  • Creëer voortdurend situaties die het voor kinderen mogelijk maakt om gewenst gedrag te laten zien.

Proactief gewenst gedrag bevorderen

  • Besteed veel tijd aan het proactief bevorderen van positief gedrag en voorkom daarmee dat je als beroepsopvoeder het merendeel van de tijd enkel reageert op ongewenst gedrag. Met onderstaande opvoedingstechnieken valt proactief gewenst gedrag te bevorderden:

    • Voorspelbaarheid creëren (onder meer met een dagelijkse routine).
    • Positief herformuleren.
    • Effectief opdrachten geven (instrueren, voordoen en oefenen).
    • Inseinen.
    • Problemen oplossen.

Gewenst gedrag bekrachtigen

  • Bekrachtig gewenst gedrag door kinderen te prijzen, complimenten te geven en feedback te geven (‘sociale bekrachtigingen’) – en door belonings- en feedbacksystemen in te zetten (‘materiële bekrachtigingen’). Doe dit vijf keer vaker dan reageren op ongewenst gedrag.

Ongewenst gedrag ombuigen

  • Buig ongewenst gedrag om door sturende en corrigerende feedback te geven, om zo nieuw gedrag bij kinderen aan te leren. Doof ongewenst gedrag uit door het te negeren, door kinderen een time-out te geven of ze in uiterste gevallen apart te zetten, of door hen eventueel mild te straffen.

Oog voor de individuele behoeften van het kind

  • Wees bij het hanteren van opvoedingstechnieken alert op culturele verschillen, verschillen in cognitieve vermogens en andere problemen naast de gedragsproblemen. Observeer of er een aanpassing van de opvoedtechnieken noodzakelijk is en pas deze technieken zo nodig aan.

Zorg voor eigen ondersteuning als beroepsopvoeder

  • Organiseer methodische werkbegeleiding, monitoring en scholingsaanbod om beroepsopvoeders te ondersteunen en effectieve uitvoering van de opvoedingstechnieken te bewaken.