Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Samen beslissen over hulp
Jongere in rolstoel

Gespreksvaardigheden

Toelichting op de aanbeveling

  • Stel het eigen verhaal van het kind en de ouders centraal door in gesprek te gaan, vragen te stellen, te luisteren en samen te vatten.

Gespreksvaardigheden

Gesprekstechnieken helpen om de samenwerkingsrelatie van jeugdprofessionals met het kind en de ouders vorm te geven. In de methode van Carl Rogers staan luistervaardigheden en regulerende vaardigheden centraal (zie Verdieping en onderbouwing onderaan deze pagina). 

Luistervaardigheden

Luistervaardigheden helpen om cliënten de ruimte te geven om hun verhaal op hun manier te vertellen. Het gaat hierbij om actief luisteren, waarbij je door (kleine) acties en interventies laat merken dat je volgt wat de cliënten zeggen. Ook gaat het om acties die de cliënten stimuleren verder te vertellen en hun informatie overzichtelijk te maken.

Let op: er is een verschil tussen selectieve en niet-selectieve luistervaardigheden. Bij die laatste oefen je als jeugdprofessional tijdens het gesprek weinig invloed uit op de inhoud van het verhaal van de cliënten. En bij de selectieve luistervaardigheid beïnvloed je de richting van het gesprek juist wel sterk, door bepaalde aspecten of kanten van het verhaal van cliënten te benadrukken.

Regulerende vaardigheden

Regulerende vaardigheden moeten zowel jou als je cliënten duidelijkheid bieden over de gang van zaken in het gesprek. Je geeft met regulerende vaardigheden sturing aan het gesprek (Lang & Van der Molen, 2003). 

Informatie uitwisselen

Bij gezamenlijke besluitvorming doe je het volgende:

  • Je stelt veel open vragen.
  • Je geeft en vraagt veel informatie.
  • Je vraagt of de hulpvrager wil participeren in de besluitvorming.
  • Je houdt expliciet rekening met de omstandigheden en voorkeuren van de hulpvrager. 

De eerste stap in het proces van gezamenlijke besluitvorming is je uitwisseling van informatie met de hulpvrager. Dat is ook een voorwaarde voor dit soort besluitvorming. Als jeugdprofessional informeer je het kind en de ouders over hun mogelijkheden, bijvoorbeeld voor onderzoek, diagnostiek en hulp. Op hun beurt informeren het kind en de ouders jou over hun ideeën, zorgen en verwachtingen.

Om effectief te zijn, moet de informatie aansluiten bij de behoeften van de hulpvragers (‘tailoring’). Over het algemeen willen het kind en de ouders weten en begrijpen hoe hun problemen geïnterpreteerd moeten worden, of er iets mis is en zo ja, wat daaraan te doen valt. Verder hebben hulpvragers de behoefte zich gekend en begrepen te voelen, hun zorgen te uiten en gerustgesteld te worden (Van Staveren, 2011).

Om een wederzijdse uitwisseling van informatie op gang te brengen, vraag je in eerste instantie wat hulpvragers al weten en wat zij nog meer willen weten. Veel hulpvragers zoeken zelf informatie op, waardoor ze al kennis in huis hebben. Als er belangrijke informatie is die hulpvrager niet kennen en waar ze niet zelf om vragen, reik jij die aan. Dit doe je in kleine stapjes en telkens met een vraag om een reactie. Je kunt hierbij ook reageren op de non-verbale signalen van cliënten. Een vraag als ‘Wat betekent dit voor u?’ maakt de informatie specifiek en persoonlijk. Het antwoord helpt jou om een beter begrip te krijgen van de situatie van je cliënten (Van Staveren, 2011).

Oplossingsgerichte gesprekstechnieken

Met oplossingsgerichte gesprekstechnieken kun je het kind en de ouders helpen om te beslissen hoe zij hun problemen willen aanpakken. Er is nog relatief weinig onderzoek gedaan naar zulke gesprekstechnieken, maar het meeste onderzoek levert wel positieve resultaten op (zie voor een overzicht Bartelink, 2013c). De technieken geeft jou als jeugdprofessional handreikingen om het kind en de ouders aan te zetten tot het bedenken van eigen oplossingen. Zie Hulpmiddelen en tools

Het contact met kinderen vereist specifieke gesprekstechnieken. Zo is het belangrijk dat je zowel de inhoud en vorm van het gesprek als je taalgebruik afstemt op de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind. Het is belangrijk om meervoudig partijdig te zijn. Dit betekent dat je je afwisselend inleeft in je gesprekspartners. Ook is het goed om het gesprek te voeren in een vertrouwde ruimte (Delfos, 2005).

Engageren en positioneren in het gedwongen kader

‘Engageren’ is de vaardigheid om het kind, de ouders en andere betrokkenen te motiveren tot actieve medewerking. ‘Positioneren’ is de vaardigheid om te verduidelijken wat de kinderbeschermingsmaatregel specifiek nastreeft; vooral de bewaking van de veiligheid en ontwikkeling van kinderen. Concreet betekent dit dat je als jeugdbeschermer, waar de veiligheid van het kind in het geding is, heldere grenzen stelt aan het gezin.

Engageren en positioneren moeten in balans zijn, anders ontstaan er problemen in de communicatie met het gezin. Als je je als jeugdbeschermer te veel engageert zonder je te positioneren, leidt dat ertoe dat je ‘ingezogen raakt’ in het gezin en het zicht verliest op het noodzakelijke positioneren. Maar als je je te sterk positioneert, kan het zijn dat je geen vertrouwen meer krijgt van het gezin. Het is belangrijk dat je in staat bent om continu tussen deze twee vaardigheden te schakelen (PI Research & Van Montfoort, 2009).

Luister- en regulerende vaardigheden

Hieronder staan benodigde luister- en regulerende vaardigheden van de hulpverlener volgens Lang & Van der Molen (2003).

Luistervaardigheden

Niet-selectieve luistervaardigheden (aandachtgevend gedrag):

  • Vriendelijk kijken
  • Oogcontact maken
  • Een positieve lichaamstaal laten zien
  • Aanmoedigende gebaren maken
  • Verbaal volgen
  • Stiltes gebruiken

Selectieve luistervaardigheden:

  • Vragen stellen
  • Parafraseren van de inhoud
  • Reflecteren van het gevoel
  • Concretiseren
  • Samenvatten

Regulerende vaardigheden

  • Openen van het gesprek
  • Eenduidigheid bieden over de samenwerkingsovereenkomst
  • Terugkoppelen naar de (begin)doelen
  • De situatie verduidelijken
  • Hardop denken
  • Afsluiten van het gesprek