Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Samen beslissen over hulp
Jongere in rolstoel

7. Doelen opstellen en beslissen over hulp

Vraag en aanbevelingen

Opstellen van doelen en plan

Hoe kunnen jeugdprofessionals het best, in dialoog met het kind en de ouders, doelen stellen en een plan opstellen voor passende hulp?

Aanbevelingen

Gezamenlijk doelen opstellen

  • Als je het met het kind en de ouders eens bent over de hulpvraag en het probleem, en zij zijn bereid dit aan te pakken, inventariseer dan met hen wat zij willen bereiken of leren.

Gedwongen kader

  • Geef bij hulpverlening in het gedwongen kader duidelijk aan waar het kind en de ouders wel en niet in kunnen kiezen en wat de juridische kaders zijn. Bespreek als jeugdbeschermer helder de voorwaarden met het kind en de ouders, maar vraag ook naar hun ideeën, wensen én bezwaren, om tot gezamenlijke besluiten over de best passende hulp te komen.

Doelen formuleren

  • Formuleer samen de wensen als concrete en haalbare doelen. Het gaat hier om de doelen die het kind en de ouders zichzelf willen stellen voor de hulp. De doelen voor de hulp staan in relatie tot de doelen die het kind en de ouders zich in hun leven stellen. Formuleer de doelen daarom in termen die voor hen begrijpelijk zijn. In het gedwongen kader vraagt dit om voortdurend schakelen tussen positioneren (aangeven wat moet, voorwaarden, doelen en veiligheidsafspraken) en engageren (ruimte geven voor de samenwerking en de wensen en behoeften van het kind en de ouders).

Haalbare doelen

  • Stel maximaal vijf doelen op voor de hulp. Als het kind en de ouders veel verschillende doelen hebben geformuleerd, bepalen zij wat korte- en langetermijndoelen zijn en geef je samen met het kind en de ouders een prioritering aan de doelen. 

  • In het gedwongen kader: stel acute veiligheid als eerste prioriteit en inventariseer daarna welke andere doelen belangrijk zijn voor het kind en de ouders. 

  • Bij situaties met meervoudige en complexe problemen: stel samen met het gezin en andere betrokken hulpverleners en professionals een plan van aanpak op, met daarin heldere doelen en prioriteiten, volgens het principe ‘één gezin, één plan’. Bepaal gezamenlijk wie de zorg coördineert, waarbij het uitgangspunt is dat het gezin zelf blijft doen wat het zelf kan. Voorkom het onnodig overnemen van taken. 

Regie bij het gezin

  • Als jij en het kind en de ouders van mening verschillen over het samenhangend beeld (de aard en ernst van de problemen), bespreek dan samen de reden daarvan (ga zo nodig terug naar de probleem- en krachtenanalyse). 

  • Als jullie het wel met elkaar eens zijn over het samenhangend beeld, maar de ouders of het kind niet bereid zijn om iets met dat beeld te doen, schat dan samen met de gedragswetenschapper in of de veiligheid van het kind gevaar loopt wanneer er niets verandert aan de problemen. 

  • Zet motiverende gesprekstechnieken in om te achterhalen wat de reden is dat zij het probleem niet willen aanpakken. Probeer ook te ontdekken of er wellicht mogelijkheden zijn waar het kind en de ouders wel voor gemotiveerd zijn. 

Het familiegroepsplan

  • Ga met het kind en de ouders in gesprek over hun eigen mogelijkheden en die van hun sociale netwerk om de gestelde doelen te behalen. Gebruik eventueel het genogram en sociogram om het netwerk en de mogelijkheden ervan in kaart te brengen.

  • Ga samen met het kind en de ouders na of hun eigen oplossingen en de mogelijkheden van het sociale netwerk voldoende zijn om de beoogde doelen te bereiken. Als dat het geval is, maak dan samen een plan met concrete acties die zij zelf kunnen uitvoeren en/of waar zij het netwerk voor kunnen mobiliseren. Indien gewenst of als er onzekerheid is over de mogelijkheden van het netwerk kan hierbij een familiegroepsplan georganiseerd worden. In het opgestelde plan maken alle betrokkenen afspraken over de evaluatie. Bij de evaluatie gaan zij na of het plan is uitgevoerd en of dit het gewenste resultaat heeft gehad. 

  • Het kan gebeuren dat het kind en de ouders niet over genoeg eigen mogelijkheden beschikken - of over voldoende mogelijkheden in hun netwerk. Blijkt dit inderdaad uit uitgebreid onderzoek of komt uit een evaluatie naar voren dat de beoogde doelen onvoldoende bereikt zijn? Overleg dan met een gedragswetenschapper over de inzet van professionele hulp.

Beslissen over hulp

  • Onderzoek welk type behandeling of interventie effectief is gezien de hulpvraag en doelen van het kind en de ouders, rekening houdend met hun culturele achtergrond, cognitieve mogelijkheden en hun eigen verklaringsmodellen en oplossingen. Bronnen hiervoor kunnen andere richtlijnen zijn en de databank Effectieve jeugdinterventies.

  • Inventariseer met het kind en de ouders welke mogelijkheden er zijn voor hulp of ondersteuning, gezien hun situatie (gebaseerd op kennis over ‘wat werkt’). Breng daarbij de mogelijkheden in die jij ziet als professional, maar vraag ze ook naar de mogelijkheden die zij zien. Bespreek de verschillende mogelijkheden met het kind en de ouders, inclusief de voor- en nadelen. Ga bij hen na hoe zij over deze mogelijkheden denken en welke voorkeur zij hebben.

  • Neem samen met het kind en de ouders weloverwogen een beslissing over de best passende hulp, inclusief nazorg. Maak een integraal plan waarin alle doelen zijn beschreven. Geef daarbij ook aan in welke volgorde en hoe aan de doelen wordt gewerkt. Beschrijf in dit integrale plan welke afspraken gemaakt zijn over de steun die het sociale netwerk biedt.

  • Maak, als dat nodig is, afspraken met het kind en de ouders over de afstemming en samenwerking met andere belangrijke betrokkenen, bijvoorbeeld de huisarts en de school. Stel bij complexe en meervoudige problemen in gezinnen een jeugdprofessional aan die de zorg coördineert als ouders zelf niet in staat zijn om het overzicht te houden en de benodigde afstemming tot stand te brengen (‘één gezin, één plan”).

Ondersteuning op school

  • Stel één plan op als een kind te maken heeft met ernstige internaliserende en externaliserende problemen die zich ook op school voordoen. Doe dit in samenwerking met de school, de ouders en het kind zelf. Laat het plan als doel hebben om de gedragsproblemen thuis en op school te verminderen en om de vaardigheden van het kind die bijdragen aan blijvende schoolgang te vergroten.

Evaluatie en monitoring van het hulpverleningsproces

  • Maak afspraken met het kind en de ouders over de evaluatie en monitoring van het hulpproces en het resultaat.

  • Ga bij de (tussen)evaluatie gezamenlijk na hoe de hulp verloopt. Besteed ook aandacht aan de samenwerkingsrelatie tussen jeugdprofessional en het kind en de ouders. En ga na of de doelen die het kind en de ouders zich gesteld hebben bereikt zijn. Evalueren en bijstellen van de hulp is een steeds terugkerend en cyclisch proces. Evaluatie kan leiden tot een beslissing over voortzetting, aanpassing en/of beëindiging van de hulp.
     

  • Bij ontevredenheid over het verloop of over de resultaten ga je als jeugdprofessional samen met het kind en de ouders na wat de reden is van die ontevredenheid. Zo nodig stellen jullie de doelen en het hulpverleningsplan bij.

  • Wanneer de doelen behaald zijn, wordt de hulp afgesloten. Maak bij deze beëindiging samen met het kind en de ouders afspraken over nazorg (dat wil zeggen: over follow-up-contact om een vinger aan de pols te houden en over wat te doen bij terugval of nieuwe problemen). Nazorg kan helpen om behaalde resultaten duurzaam te borgen. Het kan een lage frequentie hebben.