-
Bij hulpverlening in het gedwongen kader is óók een gezamenlijk vertrekpunt voor de hulp nodig. Probeer die gezamenlijkheid te bereiken door in te zetten op het opheffen van de ondertoezichtstelling (en/of uithuisplaatsing).
-
Stem af en werk samen met andere professionals. Neem bij hulp aan kinderen met ernstige internaliserende of externaliserende gedragsproblemen altijd contact op met de school en verzamel informatie over zowel de leerprestaties als het gedrag van het kind op school. Neem dit contact op in afstemming met het kind en de ouders.
-
Stem bij meervoudige of complexe problemen eveneens met andere betrokken professionals af. Bespreek met het kind en de ouders welke professionals je benadert en voer zo mogelijk samen met het kind en de ouders een gesprek met deze professionals. Zorg dat in dit gesprek oog is voor zowel de problemen en moeilijkheden als voor de krachten en sterke kanten.
-
Organiseer zo nodig met het gezin en de andere betrokken hulpverleners en professionals een bijeenkomst om gezamenlijk tot een analyse van de situatie in het gezin te komen. Zorg dat het kind en de ouders daar goed aan kunnen meedoen. Dat kan bijvoorbeeld door hen als eerste het woord te geven om te schetsen hoe hun situatie is. Of door een persoon aan te stellen die hen kan helpen het woord te krijgen of die dingen aan het gezin kan verduidelijken, of die dingen aan andere professionals kan verduidelijken.