
Criteria DSM-5 definitie
Toelichting op de aanbeveling
-
Gebruik als gedragswetenschapper de criteria in de DSM-5-definitie van ‘specifieke leerstoornis’ (APA, 2014) om dyslexie vast te stellen. Deze criteria omvatten namelijk de grote gemene deler van de definities van ‘dyslexie’ die verschillende instanties nationaal en internationaal hebben opgesteld. Bovendien is DSM-5 internationaal het meest gebruikte diagnostische kader.
De DSM-5 bevat geen specifieke categorie ‘dyslexie’. Het handboek rangschikt en definieert ‘dyslexie’ binnen de categorie ‘specifieke leerstoornis’, met als specificatie ‘beperking in het woordlezen en/of de spellingvaardigheden’. Binnen de DSM-5 vallen specifieke leerstoornissen (en daarmee dyslexie) zelf weer onder ‘neurobiologische ontwikkelingsstoornissen’. Dit zijn aandoeningen die hun oorsprong hebben in de ontwikkelingsperiode, in het bijzonder in de fase voordat het kind de schoolgaande leeftijd bereikt. Deze aandoeningen worden gekenmerkt door een atypische ontwikkeling die leidt tot beperkingen in persoonlijk, sociaal, academisch of beroepsmatig functioneren. De veronderstelling is dat neurobiologische ontwikkelingsstoornissen voortkomen uit een biologische afwijking van het typische neurobiologische ontwikkelingstraject (APA, 2014).
Op basis van de criteria in de DSM-5-definitie van ‘specifieke leerstoornis’ (APA, 2014) valt ‘dyslexie’ als volgt te definiëren:
- Het kind heeft moeite met het aanleren en gebruiken van lees- en/of spellingvaardigheden. Dit blijkt uit de aanhoudende aanwezigheid van minstens één van de volgende symptomen gedurende minstens zes maanden, ondanks interventies om deze symptomen te bestrijden:
- Onnauwkeurig of langzaam en moeizaam lezen van woorden (moeite met accurate of vloeiende woordherkenning – oftewel: slecht decoderen).
- Moeite met spelling.
- De lees- en/of spellingvaardigheden zijn substantieel en meetbaar slechter ontwikkeld dan op basis van de kalenderleeftijd verwacht mag worden. Ook hebben ze een significant negatieve invloed op de schoolresultaten en werkprestaties.
- De leerproblemen beginnen tijdens de schooljaren, maar manifesteren zich soms pas op het moment dat de lees- en/of spellingvaardigheden meer vragen worden dan het kind aankan.
- Onderstaande factoren zijn geen betere verklaring voor de leerproblemen:
- Een verstandelijke beperking.
- Een niet-gecorrigeerde visus- of gehoorstoornis.
- Een andere psychische of neurologische stoornis.
- Psychosociale tegenslag.
- Gebrekkige beheersing van de taal waarin het onderwijs plaatsvindt.
- Inadequaat onderricht.
De DSM-5 geeft aan dat het belangrijk is om ook een indicatie te geven van de ervaren last (oftewel: de ervaren onderwijsbelemmeringen) en van de noodzakelijke ondersteuning die daarvan het gevolg is.
Verdieping en onderbouwing
Naast de criteria die de DSM-5 hanteert, zijn er ook andere benaderingen van dyslexie. Voor de volledigheid staat hieronder een korte omschrijving van de bekendste benaderingen (zie voor een overzicht ook Braams, 2019):
- De ICD-11 plaatst dyslexie eveneens in de categorie ‘neurobiologische ontwikkelingsstoornissen’ en definieert dyslexie als volgt (WHO, 2018):
- Het gaat om een leerstoornis met een beperking in het lezen. Kenmerkend aan deze beperking zijn significante en hardnekkige problemen in academische vaardigheden die gerelateerd zijn aan lezen, zoals het nauwkeurig lezen van woorden en leesvloeiendheid.
- De leesprestatie ligt aanmerkelijk onder wat verwacht mag worden op basis van de leeftijd en het niveau van intellectueel functioneren. Deze onderprestatie leidt tot een significante belemmering in het schoolse of beroepsmatige functioneren.
- De leesstoornis is niet het gevolg van een van de volgende factoren:
- Een stoornis in de intellectuele ontwikkeling.
- Sensorische belemmeringen (zicht of gehoor).
- Een neurologische stoornis.
- Een gebrek aan educatie.
- Een gebrekkige beheersing van de taal waarin het onderwijs plaatsvindt.
- Psychosociale tegenslag.
- De International Dyslexia Association (Lyon et al., 2003) geeft een andere veelgebruikte definitie van ‘dyslexie’. Hierin is dyslexie een specifieke leerstoornis met een neurobiologische oorsprong. Kenmerken voor dyslexie zijn volgens deze definitie problemen met nauwkeurig en/of vloeiend lezen en zwakke spelling- en decodeervaardigheden. De typische oorzaak van die problemen: een verstoring in de fonologische verwerkingscomponent van het taalsysteem. De problemen zijn vaak onverwacht, gezien zowel andere cognitieve vermogens als het aanbod van effectieve instructie op school.
Secundaire gevolgen die kunnen optreden zijn problemen met leesbegrip en beperkte leeservaring, die op hun beurt een belemmering kunnen zijn voor de groei van de woordenschat en algemene achtergrondkennis (Lyon et al., 2003). - Omschrijvingen van ‘dyslexie’ die in Nederland gangbaar zijn, zijn de definitie van de Stichting Dyslexie Nederland (SDN) en degene in het Protocol Dyslexie Diagnose en Behandeling (PDDB; Blomert, 2006a, 2013; Tijms e.a., 2021). De SDN definieert ‘dyslexie’ als ’een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau, dat niet het gevolg is van omgevingsfactoren en/of lichamelijke, neurologische of algemene verstandelijke beperking’ (SDN, 2016, p. 7).
In het PDDB 1.0 en 2.0 (Blomert, 2006a, 2013) wordt ‘dyslexie’ beschreven als “een subtiele stoornis in de ontwikkeling van de hersenen op basis van een genetische predispositie, die leidt tot verstoringen in de verwerking van taalspecifieke informatie, die primair tot uiting komt bij de verwerking van fonologisch-orthografische informatie en zich voornamelijk uit in het moeizaam lezen en spellen van woorden” (Blomert, 2006a, p. 6).
In PDDB 3.0 wordt ‘dyslexie’ – verwijzend naar onder andere DSM-5 – beschreven als “een specifieke en hardnekkige lees- en spellingstoornis met een basis in de neurobiologische ontwikkeling, die niet verklaard kan worden door een algemeen leerprobleem, inadequaat onderwijs of sensorische beperkingen” (Tijms et al., 2021, p. 5).