Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Uithuisplaatsing en terugplaatsing
Jongere met fiets

Zet in op behoud en herstel van contact

Toelichting op de aanbeveling

  • Zet na de uithuisplaatsing direct in op behoud en herstel van contact tussen kind, ouders en broers/zussen, in een omgeving die prettig en veilig is voor kind en ouders. Begeleid hierbij alle betrokkenen. Vraag naar de wensen en behoeften van het kind en de ouders wat betreft de frequentie en vorm van het contact.

Contact met ouders en vrienden: een cruciaal recht

Voor de ontwikkeling van kinderen is het nodig dat zij gehechtheidsrelaties hebben met belangrijke personen, meestal de mensen die voor hen zorgen. Een plotselinge breuk in het contact met zo’n gehechtheidsfiguur levert het kind schade op. Als een kind na een uithuisplaatsing weinig contact heeft met voorheen belangrijke gehechtheidsfiguren, dan kan dit sterke angst oproepen, traumatisch zijn en zorgen voor verdere vervreemding van de ouders. Niet voor niets hebben kinderen volgens het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (art. 9 IVRK) recht op contact met hun ouders. Ook hebben ze recht op contact met andere personen met wie zij een nauwe betrekking hebben, zoals vrienden.

Meerdere gehechtheidsrelaties mogelijk

Kinderen bouwen niet alléén met hun verzorgers een gehechtheidsrelatie op (Forslund et al., 2022). Ze kunnen gehechtheidsrelaties ontwikkelen en vasthouden met meerdere personen. Contact met de ouders staat dus de ontwikkeling van een gehechtheidsrelatie met pleegouders niet in de weg. En andersom is een opgebouwde gehechtheidsrelatie met pleegouders geen reden om het kind niet meer terug te plaatsen (zie ook de richtlijn Pleegzorg). Voorwaarde is wel dat de ouders tegenover het kind de plaatsing niet openlijk afkeuren en zo de pleegouders afwijzen. Anders krijgt het kind het gevoel dat het moet kiezen tussen de ouders en pleegouders. Idealiter werk je dus aan een goede samenwerking en verstandhouding tussen ouders en pleegouders.

Begeleiden en faciliteren van contact

Kinderen die in een pleeggezin of residentiële instelling geplaatst zijn, hebben dan ook baat bij regelmatig contact met hun ouders en andere betrokkenen. Begeleid hierbij zowel ouders en kind als ook pleegouders en beroepsopvoeders. Kinderen die regelmatig contact met hun eigen ouders hebben, worden vaker teruggeplaatst en hun uithuisplaatsingen duren gemiddeld korter (Carr, 2019). Langdurige pleegzorgplaatsingen blijken ook stabieler als kinderen contact houden met hun ouders. Een voorwaarde is wel dat de pleegouder, gezinshuisouder, pleegzorgbegeleider of (bij residentiële plaatsing) de mentor van het kind een goed contact heet met de ouders. Beslissingen over de beste frequentie, vorm en locatie van het contact neem je als jeugdprofessional samen met de ouders en het kind. Online contact (door bijvoorbeeld beeldbellen) is overigens ook een manier voor het kind om het contact te houden met ouders of andere familie.

Zorg dat ouders direct na de uithuisplaatsing van hun kind de mogelijkheid krijgen om (onder begeleiding) intensief contact met het kind te onderhouden (Van den Bergh & Weterings, 2007). Het doel is om (weer) een veilige relatie te creëren. Doelgerichte systemische interventies, gericht op contactherstel tussen ouders en kinderen, zijn hierbij het meest effectief (Carr, 2019; Maltais et al., 2019). Interventies gericht op de ouder-kindrelatie staan in de richtlijn Problematische gehechtheid.

Vanaf het begin inzetten op contact

Voor ouders is het bij een uithuisplaatsing moeilijk om zelf de relatie met hun kind te onderhouden en zo terugplaatsing mogelijk te maken (Collings & Wright, 2022). Zet daarom vanaf de start van de uithuisplaatsing in op een goede communicatie tussen ouders en pleegouders/gezinshuisouders/mentor. Bij mogelijke stresssignalen van het kind is het belangrijk om niet te stoppen met bezoek, maar om de vorm van het contact aan te passen (Deprez et al., 2018). Zet in zo’n geval begeleiding in voor verbetering van de kwaliteit van het contact en hulp voor het kind, de ouders, pleegouders en mentor (Bastiaensen & De Koning, 2015). Ouders kunnen een belangrijke rol blijven spelen in het leven van hun kind, zelfs als het perspectief van het kind niet is om terug naar huis te gaan. Dat is goed voor het kind en het pleeggezin/gezinshuis. Zie voor een voorbeeld de methodiek Gedeeld opvoederschap.

Pleegouders en jeugdprofessionals spelen een cruciale rol in de begeleiding van het contact tussen ouders en kind (Collings & Wright, 2022). Onderzoek laat zien dat de volgende aspecten het contact tussen ouders en kind bevorderen (o.a. Collings & Wright, 2022; Trout et al., 2020; Van Holen et al., 2020): 

  • In het hulpverleningsplan opnemen hoe en hoe vaak het contact tussen kind en ouders plaatsvindt, rekening houdend met het ‘tijdelijke’ karakter van de uithuisplaatsing en gericht op de lange termijn.
  • Investeren in een samenwerkingsrelatie tussen de verzorgers en ouders en ieders rol en verantwoordelijkheid afstemmen.
  • De wensen en gevoelens van het kind, de ouders en andere belangrijke personen meewegen bij het bepalen van de contactmomenten.
  • Ouders en kind ondersteunen in de frequentie, kwaliteit en veiligheid van het contact.
  • Als professional het contact benutten om inzicht te krijgen in de ouder-kindrelatie, om het herstel van de ouder-kindrelatie te bevorderen of om het welzijn en de ontwikkeling van het kind te stimuleren.
  • Je ervan bewust zijn dat ouders zich beoordeeld kunnen voelen. En dit regelmatig bij de ouders te toetsen, om te voorkomen dat dit gebeurt.
  • Als contact niet mogelijk is, zowel het kind als de ouders daarover uitleg geven op een manier die zij begrijpen. Niet alleen mondeling maar ook schriftelijk, zodat ouders en kind dit altijd kunnen teruglezen.

Bied maatwerk: geen situatie is hetzelfde

Jongeren in de focusgroep vertellen dat het contact met hun familie na de uithuisplaatsing vaak enorm verminderde. Bijvoorbeeld doordat ze op een plek ver van hun familie terechtkwamen, of doordat contact door hulpverleners ontmoedigd werd. Andersom werd in sommige gevallen het contact juist gestimuleerd terwijl de jongere er geen behoefte aan had. Deze jongeren pleiten daarom voor maatwerk: sluit aan bij de wensen en overwegingen van het kind en stel de vraag: “Wat wil je zelf in het contact met je ouders, en eventuele broers en zussen?” (NJi, 2022). Interventies die je kunt inzetten om de ouder-kindrelatie te verbeteren na kindermishandeling zijn te vinden in de richtlijn Problematische gehechtheid.