
4. Beslissen over perspectief
Over beslissen over perspectief
Voor kinderen is zekerheid over het vervolg van de plaatsing van groot belang. Het gaat hier immers om duidelijkheid over het opvoedingsperspectief. Met antwoorden op basale vragen als: waar hoor ik thuis, waar mag ik opgroeien? Het besluit hierover heet een perspectiefbesluit. Vanuit het continuïteitsbeginsel in de opvoeding (artikel 20, lid 3 IVRK) is het van belang om bij een besluit om ouder en kind te scheiden zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen over het opvoedingsperspectief, zodat kinderen zich veilig kunnen hechten aan hun verzorgers. Als jeugdprofessional sta je daarmee voor de cruciale vraag of een kind teruggeplaatst kan worden naar de ouders (of één van de ouders). Of dat plaatsing bij familie, een (ander) pleeggezin of een permanente plaatsing in het huidige pleeggezin de voorkeur verdient. Dit geeft ook duidelijkheid over de invulling van de ouderrol. Vaak is niet op voorhand met zekerheid te zeggen of een kind beter af is bij (één van) de ouders of in een pleeggezin. Uit tal van onderzoeken blijkt wel dat langdurige onzekerheid over de toekomstige verblijfplaats van een kind – die er in de praktijk vaak is – schadelijk is voor de ontwikkeling van dat kind (Singer, 1998; Weterings, 2000; Van den Bergh & Weterings, 2007). Bovendien is het ook voor ouders en het pleeggezin moeilijk als ze lange tijd in onzekerheid blijven.
De wetgeving rond het bevorderen van terugplaatsing is in ontwikkeling. Een kamerbrief van november 2024 stelt voor om deze zaken wettelijk te verankeren. Met ‘Werken aan terugplaatsing’ als uitgangspunt, een verplicht omgangsplan, onderzoek naar de mogelijkheid voor contact met broers en zussen en de beslissing over het opvoedperspectief expliciet bij de kinderrechter.
De aanbevelingen van deze bouwsteen zijn relevant voor jeugdzorgwerkers die in de volle breedte betrokken zijn bij de pleegzorg. Zowel pleegzorgbegeleiders als jeugdbeschermers en gedragswetenschappers die betrokken zijn bij pleegzorg of jeugdbescherming. Het is belangrijk dat de je als jeugdprofessionals samen bespreekt wie voor de uitvoering van welke aanbevelingen verantwoordelijk is.