Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Pleegzorg
Twee kinderen in speeltuin

5. Stabiliteit en breakdown

Over stabiliteit en breakdown

Stabiliteit en continuïteit van pleegzorgplaatsingen zijn essentieel voor de ontwikkeling van pleegkinderen. Het hele pleegzorgproces moet er dan ook op gericht zijn om verplaatsingen van kinderen te voorkomen. In deze richtlijn hanteren we als definitie van breakdown: een voortijdig negatief afgebroken plaatsing. Volgens internationale schattingen eindigt 25 tot 50% van de plaatsingen in een breakdown. Nederlandse onderzoeken rapporteren 45%. Behalve met breakdowns kunnen pleegkinderen ook te maken krijgen met overplaatsingen naar een andere vorm van pleegzorg (bijvoorbeeld van crisisplaatsing naar reguliere pleegzorg). In deze bouwsteen beschrijven we hoe je de stabiliteit van de plaatsing kunt vergroten om zo een breakdown te voorkomen.

De aanbevelingen gaan over het begeleiden van pleegouders om een stabiele plaatsing te bevorderen en een mogelijke breakdown tijdig te signaleren. Voor gedragswetenschappers is deze bouwsteen ook relevant. Zij ondersteunen de pleegzorgbegeleiders en kunnen helpen om problemen tijdig te signaleren en adviseren over de inzet van interventies.

Vraag en aanbevelingen

Stabiliteit van plaatsing

Hoe kun je de stabiliteit van een plaatsing vergroten en een breakdown voorkomen?

Aanbevelingen

Matchingsproces

  • Neem in de matchingsprocedure factoren mee van het pleegkind, pleeggezin, ouders, de voorkeuren van ouders en pleegkinderen en de interactie tussen pleegkind, ouders en pleeggezin (pleegouders en eigen kinderen). Gebruik daarvoor het handboek Methodisch Matchen en leg alle factoren vast. 

  • Verzamel structureel informatie en leg professionele overwegingen vast, zodat de beslissing transparant is. Matching is inzichtelijk maatwerk.

Samenplaatsen broers en zussen

  • Plaats kinderen samen met broers en zussen. Tenzij dit niet in het belang van (een van) de kinderen is. 

  • Lukt samenplaatsen om zwaarwegende redenen niet, maak dan concrete afspraken om de onderlinge band en omgang met elkaar te behouden en plaats kinderen zo veel mogelijk in de buurt van broers en zussen. Vraag kinderen zelf hoe ze hierover denken, neem ze serieus en koppel aan ze terug wat er met hun zienswijze is gedaan.

Religie, cultuur en etniciteit

  • Houd bij matching rekening met religie, cultuur, etniciteit en taal van het kind. Zijn er verschillen, inventariseer dan hoe belangrijk deze zijn voor de betrokkenen en leg dit vast. Onderzoek hoe pleegouders de identiteitsontwikkeling van het pleegkind ‘in twee werelden’ kunnen ondersteunen. Maak hiervoor concrete afspraken.

Extra ondersteuning

  • Is een optimale match niet mogelijk, zorg dan voor extra ondersteuning, concrete afspraken en passende begeleiding voor kind, ouders en pleegouders.

Samenwerken

  • Ondersteun pleegouders om een goede samenwerkingsband op te kunnen bouwen met de ouders van het pleegkind. Investeer in de samenwerking met de ouders en werk eraan dat de ouders de plaatsing leren verdragen. Schakel hulp in voor de ouders, in het omgaan met hun verdriet en rouw, en in het vergroten van hun opvoedvaardigheden. 

Factoren bij een breakdown

  • Zet bij pleegkinderen die kampen met gedragsproblemen en al veel verplaatsingen achter de rug hebben altijd adequate pleegzorgbegeleiding in. Zeker als de gedragsproblemen voortkomen uit een problematische gehechtheid of trauma. Is deze specifieke begeleiding niet mogelijk, overweeg dan of een pleegzorgplaatsing wel de beste optie is. Bij een plaatsing is het risico op een breakdown en daarmee extra schade voor het pleegkind namelijk erg groot. Plaatsing in een gezinshuis kan passender zijn, omdat de gezinshuisouder vanuit diens professionaliteit meer tijd en vaardigheden heeft om het kind te begeleiden rond trauma en gehechtheid. 

  • Wees in de opvoedingsondersteuning van pleegouders alert op het gedrag van de pleegouders. Ondersteunen zij het pleegkind onvoldoende, oefenen ze te veel controle uit en straffen ze inconsequent, dan vergroot dat de kans op probleemgedrag bij het pleegkind en daarmee op een breakdown. Probeer dit opvoedgedrag om te buigen. Geef aan dat agressief of teruggetrokken gedrag van het pleegkind geen persoonlijke aanval of afwijzing van de pleegouders is. Help pleegouders om te zien wat het gedrag bij hen oproept en losmaakt, zodat hun opvoedvaardigheid kan verbeteren.

  • Zet bij pleegkinderen met gedragingen die als ernstig gezien worden naast gewone pleegzorgbegeleiding ook specialistische pleegzorg in. Of ondersteun de pleegouders met een intensieve en aanvullende trainingen, zoals Zorgen voor getraumatiseerde kinderen of Integratief opvoeden. 

Risico op breakdown

  • Signaleer risico’s op een voortijdige beëindiging van de plaatsing en pak deze aan.

  • Zet om een breakdown te voorkomen zo nodig interventies in gericht op het verminderen van kindproblemen of het versterken van opvoedingsvaardigheden. Bijvoorbeeld traumasensitief pleegouderschap.

Psycho-educatie

  • Leg het accent in de pleegzorgbegeleiding niet zozeer op de ervaren belasting voor het pleeggezin, maar op het sensitief-responsief en traumasensitief opvoedgedrag van de pleegouders. Bied de pleegouders psycho-educatie, opvoedingsondersteuning en opvoedtraining met behulp van het lokale team of specialisten uit de jeugdhulp. Dit helpt meer om een breakdown te voorkomen dan een focus op de ervaren belasting voor het pleeggezin.

  • Ondersteun pleegouders zodat ze goed om kunnen gaan met het signaalgedrag of de beperking van hun pleegkind. Ondersteun pleegouders in het onderkennen en interpreteren van afwijkend en leeftijdsadequaat gedrag, maar ook bij het onderkennen van trauma.

  • Bevorder in de opvoedingsondersteuning van pleegouders dat zij:

    • ondersteunen (bemoedigen, gewenst gedrag positief bekrachtigen, helpen, affectie tonen);
    • toezichthouden (reguleren van kindgedrag met uitleg, aanwijzingen en consequent leidinggeven);
    • aansluiten bij de ontwikkelingsleeftijd van het kind;
    • het pleegkind de mogelijkheid bieden over diens verleden te praten;
    • ruimte geven aan de eigenheid en identiteitsvorming van het kind.

Stabiliteit als uitgangspunt

  • Beperk overplaatsingen tot een minimum.

  • Is overplaatsing toch nodig, zorg dan dat er een goede kennismakings- en gewenningsperiode is, passend bij de leeftijd van het pleegkind.

Relationale stabiliteit

  • Houd de relationele stabiliteit van het kind, diens levenslange verbondenheid met anderen – binnen en buiten de familie – voor ogen. En besteedt aandacht aan de nazorg voor het pleeggezin en de ouders.