Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Pleegzorg
Twee kinderen in speeltuin

7. Samenwerking

Over samenwerking

Voor de ontwikkeling van kinderen in een pleeggezin en de stabiliteit van de plaatsing is het cruciaal dat er een adequate en zo gelijkwaardig mogelijke samenwerkingsrelatie is tussen kind, ouders, pleegouders, het sociaal netwerk van het gezin en pleeggezin, de verwijzer of jeugdbeschermer en andere professionals. Er is nauwelijks onderzoek gedaan hoe deze samenwerkingsrelatie te bereiken valt. Wel naar gedeeld opvoederschap tussen ouders en pleegouders, contact tussen ouder en kind, hulp en begeleiding aan ouders, en de samenwerking tussen professionals. Het uitgangspunt is om zo gelijkwaardig mogelijk tot besluitvorming te komen, ook in het jeugdbeschermingskader. Hierbij nemen professionals de stemmen van het kind, de ouders en pleegouders serieus en krijgt de multidisciplinaire samenwerking vanuit het belang van het kind. Deze bouwsteen beschrijft hoe je als pleegzorgbegeleider een goede samenwerking tussen al deze betrokkenen kunt bevorderen.

De aanbevelingen uit deze bouwsteen zijn relevant voor jeugdprofessionals die in de volle breedte betrokken zijn bij de pleegzorg.

Vraag en aanbevelingen

Samenwerking bij pleegzorgplaatsing

Hoe bevorderen de pleegzorgbegeleider en de plaatser een goede samenwerking tussen alle betrokkenen bij de pleegzorgplaatsing?

Aanbevelingen

Zorgteam

  • Vorm een zorgteam met alle belangrijke betrokkenen: kind, ouders, pleegouders, pleegzorgbegeleider(s) en eventuele andere belangrijke betrokkenen, zowel uit het sociale netwerk rond het gezin als professionals. 

  • Help ouders, kind en pleegouders in het zorgteam om duidelijke afspraken te maken over de doelen van de plaatsing en over de rollen, taken en grenzen van alle betrokkenen. 

Stem van het kind

  • Geef kinderen een stem in de plaatsing en in het zorgteam: vraag hen wat zij willen en wat belangrijk voor hen is. 

Gedeeld opvoederschap

  • Ouders zijn en blijven de ouders van hun kind. Respecteer hun positie en zet je in voor gedeeld opvoederschap. Beslis niet over ouders, maar met ouders. 

  • Investeer in het leren kennen van de ouder en het opbouwen van een samenwerkingsrelatie. Veroordeel de ouder niet, maar wees nieuwsgierig naar diens verhaal. Heb aandacht voor wat goed gaat en ging in het leven van de ouder en in de opvoeding.

  • Geef ouders een duidelijke stem en heldere kaders. Faciliteer relatie-opbouw tussen ouders en pleegouders. 

  • Werk er met de ouders naartoe dat zij de plaatsing kunnen verdragen en hun kind toestemming kunnen geven om in het pleeggezin te wonen. Streef er ook naar dat ouders en pleegouders met elkaar gaan samenwerken.

Samenwerkingsrelatie

  • Ondersteun ouders en pleegouders bij het vormgeven van hun samenwerkingsrelatie. 

Hulp en begeleiding aan ouders en pleegouders

  • Ga met ouders in gesprek over de redenen voor de pleegzorgplaatsing en help hen bij het opstellen en realiseren van doelen om binnen een voor het kind aanvaardbare termijn toe te kunnen werken naar een terugplaatsing (zie Beslissen over perspectief). 

  • Bied ouders in de hulpverleningsvariant tijdig hulp of zoek naar aanvullende intensieve hulp, gericht op het versterken van hun opvoedvaardigheden en van hun ouderrol. En bespreek regelmatig de voortgang in het veranderingsproces.

  • Ondersteun ouders na een perspectiefbesluit bij het rouwproces en nieuwe invulling van hun ouderrol (roldifferentiatie) of schakel een andere hulpverlener in om dit te doen. Zorg ook dat ouders voldoende ondersteuning krijgen bij eigen problemen. Zodat het goed met hen gaat en ze ruimte hebben om zich op hun kind te richten.

  • Zorg bij aanvullende hulp (voor ouders, kind of pleegouders) voor goede inhoudelijke afstemming en samenwerking tussen de verschillende professionals die betrokken zijn bij ouders en kind, pleegouders en hun netwerken.

  • Monitor of de ingezette hulp daadwerkelijk bijdraagt aan de ontwikkeling van het kind of aan het verbeteren van de balans tussen draagkracht en draaglast van (pleeg)ouders. Als de hulpverlening stagneert of niet leidt tot de gewenste resultaten, overleg dan met de betreffende hulpverlener en schaal eventueel op naar de gedragswetenschapper.

Goede samenwerking

  • Zorg voor een goede samenwerking tussen alle partijen (pleegzorgbegeleider, jeugdbeschermer en/of het lokale team). 

Contact met ouders

  • Maak in iedere casus een afgewogen beslissing over de frequentie en vorm van het contact tussen kind en ouders en leg deze uit.

Goede verstandhouding

  • Ondersteun pleegouders bij het omgaan met gedrag van het kind als dat na bezoek aan de ouders terugkeert in het pleeggezin. 

Netwerk als beschermende factor

  • Faciliteer het contact met broers en/of zussen, wanneer zij niet samen geplaatst zijn.

  • Heb aandacht voor het behouden van het bestaande netwerk en zoek de verbinding met het nieuwe netwerk, om zo tot een gemeenschappelijke wereld te komen voor het kind.