
Begeleiden
Toelichting op de aanbevelingen
-
Neem als verwijzer of jeugdbeschermer bij gedwongen kader na een gewogen systematische analyse een perspectiefbesluit volgens de richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing.
-
Beslis na een voor het kind aanvaardbare termijn in combinatie met intensieve ondersteuning van kind en ouders tot permanente plaatsing in het pleeggezin als: de gewenste ontwikkelingsuitkomsten niet worden bereikt, de benodigde veranderingen voor terugplaatsing niet zijn gerealiseerd, en er geen concrete aanwijzingen zijn dat die binnen een voor het kind aanvaardbare termijn alsnog gerealiseerd worden.
-
Stel bij terugplaatsing vast welke ondersteuning of nazorg nodig is en zorg dat deze ook beschikbaar is. Zodat de hereniging voor de jeugdige positief uitpakt. Zorg voor intensieve begeleiding om te voorkomen dat oude patronen terugkeren. Begeleid actief bij het hervatten van de opvoeding en heb oog voor andere gezinsproblemen (verslaving, schulden, ziekte) als die terugkeren. Dit kan goed in samenwerking met een lokaal team en de reeds betrokken hulpverleners van de ouders.
-
Bied nazorg (verwerking/afscheid) aan pleegouders als een kind wordt teruggeplaatst. Overweeg om bij rouw en verdriet om het vertrek van een kind de pleegouders een professional te laten inschakelen die zij vertrouwen (bijvoorbeeld een verlies- en rouwbegeleider of een geestelijk verzorger). Blijf contacten tussen het kind en de voormalige pleegouders ondersteunen. Stem de frequentie en de vorm van het contact af op de behoeften en de ontwikkeling van het kind (bijvoorbeeld met de Checklist Oudercontacten in de Pleegzorg).
-
Begeleid ouders na een besluit gericht op een permanente plaatsing bij de nieuwe invulling van hun ouderrol. Betrek hierbij het netwerk, eventuele behandelaars van de ouders en het lokale team.
Zie voor meer toelichting en verdieping Begeleiden bij uithuisplaatsing en terugplaatsing. Het voortijdig beëindigen van een plaatsing kan, naast verdriet en rouw, ook zingevingsvragen opleveren bij pleegouders (Van Dam et al., 2024). De pleegouders zijn immers gestart met idealen, vaak gemotiveerd door hun levensbeschouwing. Kijk met de pleegouders wie hen hierbij kan helpen binnen de pleegzorgorganisatie of hun eigen netwerk (denk aan een geestelijk verzorger).
Verdieping en onderbouwing
Perspectief op zelfstandigheid
Vanaf 1 juli 2018 mogen jongeren tot 21 jaar in hun pleeggezin blijven als zij dit willen en met een duidelijke zorgvraag tot 23 jaar. Pleegzorg standaard inzetten tot 21 jaar helpt jongeren, die vaker in een kwetsbare positie zitten, om zich vanuit de veilige omgeving van hun pleeggezin voor te bereiden op (financiële) zelfstandigheid. Met ieder kind van 16 jaar in de pleegzorg wordt een toekomstplan opgesteld. Uit dit plan moet duidelijk worden welke ondersteuning nodig is na het verlaten van het pleeggezin. De ondersteuning betreft praktische en relationele steun en stabiliteit. Wie is en blijft er voor kinderen beschikbaar wanneer zij uitstromen uit de jeugdhulp? Het lokale team kan hierbij ook betrokken worden. Ook kan gebruik worden gemaakt van ondersteunende apps of tools zoals www.kwikstart.nl of de Big 5. In de Big 5 worden 5 domeinen genoemd waarop de jongere zich kan en moet voorbereiden op de volwassenheid. Deze vijf domeinen betreffen:
- Support: Je hebt ten minste één volwassene die er altijd voor je is en je hebt steunende familie, vrienden en/of kennissen waar je op kunt rekenen.
- Wonen: Je hebt een passende, betaalbare woonplek – alleen of met anderen – waar je voor langere tijd kan blijven.
- School & werk: Je gaat naar school, studeert of werkt en je maakt plannen voor wat je later wilt doen of worden.
- Inkomen: Je bent goed voorbereid op je financiële zelfstandigheid en het voorkomen of oplossen van schulden. Als je het (nog) niet zelf kunt, is er iemand die dit samen met je kan doen. Je hebt een stabiel inkomen dat voldoende is voor nu en de nabije toekomst.
- Welzijn: Het gaat mentaal en lichamelijk goed genoeg met je en je hebt het gevoel dat je de toekomst aankunt. Je herkent bij jezelf wanneer het niet of minder goed met je gaat en je weet waar en bij wie je dan kunt aankloppen voor hulp.
Daarnaast is er een richtlijn in ontwikkeling specifiek gericht op de zorg naar de volwassenheid. Zie richtlijn Toekomstgericht werken.