
Sensitief reageren
Toelichting op de aanbevelingen
-
Reageer invoelend en voorspelbaar op het kind die aan je zorg is toevertrouwd. Zo kan het kind een veilige gehechtheidsrelatie opbouwen.
-
Investeer in (de relatie met) het kind. Neem de tijd om samen activiteiten te ondernemen, geef het kind je volle aandacht. Luister en kijk goed naar het kind.
Een solide netwerk van gehechtheidsrelaties met volwassen familieleden zoals grootouders, ooms en tantes is van groot belang voor kinderen met een problematische gehechtheidsrelatie. Dit geldt zowel voor kinderen die thuis wonen als voor kinderen die niet meer thuis wonen. Om een veilige gehechtheidsrelatie op te bouwen is het nodig dat de volwassene sensitief en voorspelbaar met het kind omgaat.
Wat kunnen jeugdprofessionals doen?
Een problematische gehechtheidsrelatie gaat altijd samen met probleemgedrag bij het kind. Bij ernstige gehechtheidsproblemen zijn die gedragsproblemen ernstiger. De combinatie van gehechtheidsproblemen en gedragsproblemen maakt de behandeling lastig, want beide problemen verdienen serieuze aandacht. Daarom is het advies om, naast diagnostiek en behandeling van de gehechtheidsproblemen, ook altijd aanvullende begeleiding te zoeken voor de gedragsproblemen van het kind. Hiervoor kun je de richtlijn Ernstige gedragsproblemen raadplegen. Andersom is het bij kinderen met veel probleemgedrag altijd van belang om te kijken naar de gehechtheidsrelatie. Deze richtlijn biedt hiervoor handvatten.
Verdieping en onderbouwing
Gehechtheid in de praktijk
Als kinderen veilig gehecht zijn aan hun ouder(s), merk je dat aan het contact tussen ouder en kind. Jonge kinderen vinden het prettig om geknuffeld te worden, peuters laten zich troosten als ze zich pijn hebben gedaan en laten het de ouder merken als ze boos of verdrietig zijn. Basisschoolkinderen gehoorzamen de persoon aan wie ze gehecht zijn en zijn in staat om rekening te houden met andermans wensen.
Afwijkend gedrag
Voor kinderen met een problematische gehechtheidsrelatie zijn deze zaken minder vanzelfsprekend. Zij maken doorgaans weinig oogcontact met hun ouder en er is minder spontaniteit en gezamenlijk plezier tijdens de interactie tussen ouder en kind. Na een conflict(je) met de ouder hebben deze meer moeite om de band weer te herstellen. Ze hebben minder inzicht in hun eigen emoties en het kost hen meer moeite om hun emoties te reguleren. Ze kunnen zich doorgaans ook minder goed inleven in anderen en hebben minder zelfvertrouwen dan veilig gehechte kinderen.
Kinderen met een problematische gehechtheidsrelatie laten altijd ook probleemgedrag zien (zo hebben we een problematische gehechtheidsrelatie omschreven). Heel jonge kinderen kunnen hun gebrek aan emotionele veiligheid of basisvertrouwen ook uiten in niet willen slapen of niet willen eten.
Ernstige problemen
Kinderen met ernstige gehechtheidsproblemen zijn zeer onzeker over de emotionele beschikbaarheid van anderen, hebben een laag zelfbeeld en laten zich volledig overweldigen door hun eigen emoties. Vanuit hun onzekerheid hebben deze kinderen soms de neiging alles onder controle te willen houden. Dat kan ‘bemoeizuchtig’ overkomen. Sommige kinderen met ernstige gehechtheidsproblemen uiten hun gebrek aan basisvertrouwen in agressief, dominant gedrag. Deze kinderen manipuleren, hebben honger naar (negatieve) aandacht, vertonen druk, overactief gedrag, en hebben geen inzicht in de gevolgen van hun gedrag. Ze lijken constant in verzet, reageren prikkelbaar, en drammen hun zin door. Soms doen de kinderen zichzelf of anderen (emotioneel) pijn of vernielen ze spullen. Beloning of straf werkt bij kinderen met ernstige gehechtheidsproblemen vaak niet.
Aanpassen aan de omgeving
Er zijn ook kinderen met een problematische gehechtheidsrelatie die zich juist te veel aanpassen aan hun omgeving. Zij gedragen zich alsof ze tevreden zijn, en geven geen blijk van hun gevoelens in verschillende situaties. Dit kan voor deze kinderen een zodanige gewoonte worden dat ze zichzelf ook niet meer bewust zijn van de gevoelens die ze ervaren. Deze kinderen leveren voor de omgeving vaak minder (openlijke) gedragsproblemen op, waardoor het gemakkelijke kinderen lijken. Ze kunnen extreem passief overkomen. Er is echter weinig zicht op wat er écht in hen omgaat. In Signalering en diagnostiek gaan we uitgebreider in op het signaleren van een problematische gehechtheidsrelatie.
Zie voor een praktische toelichting van de verschillende gehechtheidsrelaties de infosheet van Basic Trust. Deze infosheet licht de veilige, vermijdende, afwerende en gedesorganiseerde gehechtheidsrelatie toe aan de hand van alledaagse voorbeelden uit het leven van kinderen van 2 tot 5 jaar (Spruit, Willems, Uittenbogaard & Noom, 2018).
Probleem vaststellen
Eerst moet je vaststellen of een een problematische gehechtheidsrelatie heeft. Daarvoor vind je een stappenplan in Signalering en diagnostiek.
Zijn er duidelijke aanwijzingen voor problemen met de gehechtheidsrelatie, dan is het belangrijk dat er iets gedaan wordt aan die gehechtheidsrelatie. Een belangrijke boodschap in deze richtlijn is dat problematische gehechtheidsrelaties altijd weer bijgestuurd kunnen worden, bij voorkeur via de ouders aan wie het kind gehecht is. Wanneer de gehechtheidspersoon – de ouder dus – sensitief en voorspelbaar op het kind reageert, kan een problematische gehechtheidsrelatie bijgesteld worden. Voorwaarde daarbij is wel dat ouder en kind zich in een redelijk stabiele situatie bevinden. In dat geval kunnen jeugdprofessionals ouders ondersteunen of coachen om sensitief te reageren op hun zoon of dochter.
Ouders ondersteunen
Daarnaast zijn er diverse preventieve interventies ontwikkeld om ouders te ondersteunen bij het sensitief reageren op hun kind (en diens problematische gedrag). Van deze interventies is de werkzaamheid op zijn minst theoretisch aangetoond. Ze zijn vooral geschikt voor kinderen tot ongeveer zeven jaar. Ook voor de behandeling van problematische gehechtheid bij kinderen vanaf zeven jaar zijn interventies beschikbaar. Hetzelfde geldt voor gezinnen die tot een specifieke risicogroep behoren. Hierbij worden ouders getraind om sensitief en adequaat te reageren op hun kind. Of ze leren mentaliseren met behulp van cognitieve gedragstherapie en psychotherapie. Zie verder Aanpak en interventies.
Vervangende relatie opbouwen
Er kunnen allerlei redenen zijn waarom het niet meer mogelijk is om ouders bij te sturen of te coachen in het sensitief reageren op hun zoon of dochter (eventueel met behulp van een interventie). Het kan zijn dat de ouder niet in staat is om sensitief om te gaan met het kind, of om dit te leren. Het kan ook dat die ouder niet meer beschikbaar is voor het kind, of dat er geen sprake is van een stabiele situatie. Dan is bijsturen van ouderlijk gedrag weinig zinvol. In die situaties is het heilzaam voor het kind om zich te hechten aan andere volwassen verzorgers zoals pleeg-/gezinshuisouders, of pedagogisch medewerkers (Juffer, 2010). Er wordt dan een nieuwe gehechtheidsrelatie opgebouwd, die deels kan compenseren voor de problematische gehechtheidsrelatie die het kind eerder had.
Oog houden voor het kind
Wanneer besloten wordt om een kind een nieuwe band te laten opbouwen met een volwassene, betekent dat niet dat de band met de ouders verbroken wordt. De gehechtheidsrelatie die kinderen in hun vroege jeugd hebben opgebouwd met hun ouder(s), moet gerespecteerd worden (Bowlby, 1980; 1988). Het is daarom belangrijk dat het kind in principe contact kan onderhouden met deze gehechtheidspersoon. Alleen in extreme, voor het kind beschadigende, situaties mag de band met de ouder(s) verbroken worden. Gezien de enorme schade die een kind van zo’n scheiding kan ondervinden, is het belangrijk dat er – ook wanneer het kind niet meer bij deze ouder woont – toch geprobeerd wordt om contact te onderhouden met deze gehechtheidspersoon.
Voor veel kinderen met een problematische gehechtheidsrelatie zal niet direct duidelijk zijn of de band met de eigen ouders weer hersteld kan worden, of dat ze een nieuwe gehechtheidsrelatie kunnen opbouwen met een andere volwassene. In dat geval is het kind sowieso gebaat bij verzorgers die sensitief en voorspelbaar op hen reageren. Om sensitief te reageren, is het van belang dat je als jeugdprofessional oog hebt voor de gevoelens, wensen en behoeften die schuilgaan achter het lastige gedrag van het kind. Dat vereist veel inzet en geduld. Wat je als professional zelf ervaart en voelt bij zowel het gedrag van het kind als van de ouders, is doorslaggevend voor jouw manier van werken. Dat vraagt zelfkennis en het vermogen om te reflecteren op jezelf.