
In kaart brengen van de psychische en lichamelijke gesteldheid
Toelichting op de aanbevelingen
-
Breng de situatie in kaart door informatie te verzamelen over wat er goed gaat en waarover er zorgen bestaan, ten aanzien van: de veiligheid van het kind, en de psychische en lichamelijke gesteldheid van het kind.
-
Vraag bij een vermoeden van lichamelijke kindermishandeling en seksueel misbruik, een (jeugd-, huis-, kinder- vertrouwens- of forensisch) arts en/of het LECK (Landelijk Expertisecentrum Kindermishandeling) of Centrum Seksueel Geweld om de lichamelijke signalen te duiden.
-
Screen op traumasymptomen met behulp van de (gevalideerde) CRIES-13.
Hoe is het met de algehele motorische, fysieke, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind? Zijn de groeicurve en motoriek leeftijdsadequaat? Hoe is het met de gezondheid? Heeft het kind vriendjes of vriendinnetjes? Hoe gaat het op school? Is er sprake van ziekteverzuim? Wat zeggen de ouders hierover? Wat staat hierover in het dossier? Opvallende punten in de ontwikkeling kunnen aanwijzingen zijn voor eventuele problemen thuis of op school, of voor nadere psychische en medische diagnostiek. Neem contact op met de huisarts en eventueel betrokken specialisten voor aanvullende informatie.
Fysieke gesteldheid
Constateer of vermoed je fysiek letsel, fysieke verwaarlozing en/of seksueel misbruik, dan is een nader medisch onderzoek door een arts nodig. Overleg met het team (gedragswetenschapper, aandachtsfunctionaris, jeugdarts, (vertrouwensarts van) Veilig Thuis) en bepaal wie de aangewezen arts is voor een medisch onderzoek zodat het kind maar één keer onderzocht hoeft te worden.
Psychische gesteldheid
Overleg met een deskundige (gedragswetenschapper of aandachtsfunctionaris, schoolpsycholoog, ggz-professional) of bespreek de situatie in een casuïstiekoverleg (Multidisciplinair overleg, Zorg Advies Team, of Zorgbreedte-overleg). Mogelijk heeft de jeugdarts of schoolpsycholoog al een eerste inschatting gemaakt van het psychische welzijn van het kind. Bepaal wie het beste de diagnostiek kan uitvoeren om de psychische gesteldheid van het kind te beoordelen en te bepalen of en welke behandeling nodig is. Ook kun je de expertise inschakelen van een gespecialiseerd multidisciplinair traumacentrum voor kinderen (TRTC) of een multidisciplinair centrum kindermishandeling.
Verdieping en onderbouwing
Fysieke gesteldheid
Afhankelijk van de ernst van de fysieke gesteldheid, de ernst van het vermoeden en de noodzaak tot snel handelen (liefst binnen 24 maar uiterlijk binnen 72 uur) zoals bij seksueel misbruik, moet verwezen worden naar een (gespecialiseerde) kinderarts, forensisch arts, of huisarts, al of niet in overleg met het LECK (Landelijk Expertisecentrum Kindermishandeling).
Forensische artsen en het LECK kunnen adviseren over geconstateerd letsel en kunnen kinderen onderzoeken op verdachte verwondingen en blauwe plekken, (oude) breuken, (oude) brandwonden, tekenen van seksueel misbruik of andere fysieke tekenen van mishandeling. Bovendien kan medisch differentiaal diagnostisch onderzoek naar mogelijke andere medische oorzaken bij gevonden afwijkingen of een onderliggend lijden op grond waarvan signalen van kindermishandeling kunnen worden verklaard.
Ook zijn er in Nederland Centra Seksueel Geweld waar zowel professionals als slachtoffers advies en hulp kunnen krijgen. Zie: centrumseksueelgeweld.nl.
Bij de spoedeisende hulp (SEH) en andere afdelingen in ziekenhuizen gebruiken artsen en verpleegkundigen het SPUTOVAMO-formulier als checklist om vermoedens van kindermishandeling te bevestigen of uit te sluiten.
Psychische gesteldheid
De psychische gesteldheid van het kind komt tot uiting in het gedrag en diens sociaal-emotioneel functioneren. Kinderen zijn echter niet altijd even specifiek in het uiten van de schade die ze hebben opgelopen; er is dus niet altijd een duidelijke diagnose te stellen. Een voorbeeld hiervan is posttraumatische stress-stoornis (PTSS). Het is van belang dat wordt gekeken of er signalen van trauma of PTSS zijn, door een zorgvuldige anamnese met het kind en de ouders. PTSS-symptomen kunnen er heel verschillend uitzien, al naar gelang de leeftijd van het kind (Beer et al., 2013).
Vanaf een jaar of zes kunnen lichamelijke klachten, slaapproblemen, nachtmerries en irrationele of dwangmatige gedachten wijzen op de aanwezigheid van een trauma. Basisschoolleerlingen zullen soms in hun spel of in tekeningen gebeurtenissen uitbeelden die met een trauma te maken hebben. Bij pubers en adolescenten kent een trauma dezelfde verschijningsvormen als bij volwassenen: angst, agressie, hulpeloosheid, afgrijzen en opgewonden gedrag komen voor, maar ook vermijding van prikkels, afvlakking van emoties, desinteresse, concentratieproblemen en verhoogde waakzaamheid. Jongeren kunnen nadrukkelijk doen alsof er niets aan de hand is (vermijding) en zich overgeven aan risicovol gedrag en excessief drank- of drugsgebruik.
Het is dus belangrijk dat slachtoffers van kindermishandeling worden gescreend op de aanwezigheid of ontwikkeling van een PTSS en of specifieke behandeling nodig is. Het protocol Classificatie Screening en diagnostiek (Beer et al., 2013) beschrijft hoe professionals kunnen screenen op traumagerelateerde klachten.
Daarbij zijn er globaal drie stappen te onderscheiden:
- Een interview met kind en ouders waarin vooral wordt gevraagd naar belevingen en gedragingen van het kind.
- Een kort (screenings)instrument.
- De beslissing om het kind wel/niet door te verwijzen (naar bijvoorbeeld de Jeugd-GGZ).
Instrumenten voor traumagerelateerde klachten
Op basis van de Kennissynthese Kinderen en jongeren met traumagerelateerde klachten in Nederland (Fleuren & Pannebakker, 2015) wordt jeugdprofessionals de volgende instrumenten aangeraden:
- Children’s Revised Impact of Event Scale (CRIES-13; in het Nederlands vertaald door Olff, 2005) bij vermoedens van trauma. De CRIES-13 is een zelf-invulvragenlijst voor screening op symptomen van PTSS. Deze korte vragenlijst is bruikbaar voor kinderen van 8 tot 18 jaar, en is gevalideerd (Verlinden et al., 2014).
- Voor het toetsen van een vermoeden van gedrags-, sociaal-emotionele of psychiatrische problemen buiten de geestelijke gezondheidszorg zijn er signalerende instrumenten zoals de Teacher’s Report Form (TRF), de Child Behavior Checklist (CBCL), de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ), Sociaal Emotionele Vragenlijst (SEV) en Youth Self Report (YSR). Deze signalerende en diagnostische instrumenten zijn breed van opzet en kunnen problemen dan ook breed in kaart brengen. Zie ook de richtlijn Ernstige gedragsproblemen en de richtlijn Traumagerelateerde problemen.