Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Kindermishandeling
Jongeren op muurtje met alleen voeten zichtbaar

Vermoeden of verdenken

Toelichting op de aanbevelingen

  • Werk bij een vermoeden of verdenking van kindermishandeling altijd in de geest van en volgens de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. 

  • Ga na of er sprake is van een acuut onveilige of levensbedreigende situatie voor het kind en de eventuele broertjes of zusjes, en handel in dat geval direct: overleg met je leidinggevende, gedragswetenschapper, vraag advies bij Veilig Thuis, overleg eventueel met de Raad voor de Kinderbescherming en de politie. Zie de richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing.

Breng de situatie in principe altijd in kaart in overleg met en bij voorkeur in het bijzijn van de ouders, tenzij je er gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken. Bijvoorbeeld als er reëel gevaar dreigt voor het kind, los van het gevaar dat er sowieso zou zijn in verband met kindermishandeling. Bestaat er al een dossier of zijn er gegevens van externe professionals overgedragen, ga dan na op welke terreinen er informatie ontbreekt (zie figuur bij Verdieping en onderbouwing) en hoe die aan te vullen is en wie er benaderd moet(en) worden om een totaalbeeld van de situatie te krijgen. Voorkom zoveel mogelijk dat ouders en kinderen hun verhaal meerdere keren moeten vertellen.

Informatie is te verkrijgen via:

  • bestaande dossiers
  • navraag bij betrokkenen (ouders en zo mogelijk kind, sociaal netwerk)
  • professionals (mogelijk via de Verwijsindex Risicojongeren)
  • observaties
  • vragenlijsten, checklists, taxatie-instrumenten

Ga na: wat is er aan de hand? Waaruit bestaan de zorgen en is de situatie levensbedreigend of niet? Is er acuut gevaar? Welke risico’s bestaan er en wat is er nodig voor het kind en de ouders? Daarvoor is inzicht nodig in de gezinssituatie en het systeem eromheen, de ouders als opvoeders en als persoon, de veiligheid binnen het gezin, de veiligheid van (stief)broertjes en -zusjes en de ouder-kindrelatie. Ook is er kennis nodig van de ontwikkeling van het kind en van mogelijke psychische, fysieke en sociale problemen.

Naast inzicht in de dingen die niet goed gaan, is het voor een succesvolle begeleiding of behandeling ook belangrijk om te weten wat er wél goed gaat in het gezin en met het kind. Wat zijn krachten in het gezin en in het netwerk die (kunnen) zorgen voor veiligheid? Welke beschermende factoren zijn er?

De figuur hieronder geeft schematisch de domeinen en aspecten weer die nader in kaart gebracht moeten worden bij een vermoeden of verdenking van kindermishandeling. Daarbij is gebruik gemaakt van het Assessment model, zoals door de Gezondheidsraad (2011) is weergegeven, aangevuld met elementen uit het Framework for the Assessment of Children in Need and their Families (Department of Health, 2000, in Ten Berge et al., 2012). Aan de basis ligt Bronfenbrenners Ecologisch model van gedragsverandering (1979; 2000).

In kaart brengen van de situatie bij zorgen of vermoedens van kindermishandeling

Figuur: In kaart brengen van de situatie bij zorgen of vermoedens van kindermishandeling

Alle bevindingen bij dit verzamelen van informatie moeten zo objectief en concreet mogelijk vastgelegd worden in het dossier. Dus: ‘Moeder is drie nachten in de week bij haar vriend, Pietje is dan alleen thuis en gaat zelfstandig naar school, moeder weet niet of hij ontbijt’. Eventuele verklaringen voor letsel, gedrag, psychische gesteldheid, veronderstellingen, overwegingen of hypothesen worden concreet weergegeven met vermelding van de bron: ‘Volgens … etc.’. 

In navolging van onder andere Stanley en Mills (2014) spreken we liever van een ‘analyse’ of ‘exploratie’ van de situatie dan van een ‘assessment ’. Het gaat immers niet om een statische eenmalige activiteit waarin door de jeugdprofessional veiligheid en risico’s worden vastgesteld, maar om een proces van in kaart brengen, zo veel mogelijk samen met alle gezinsleden, het sociaal netwerk en professionals.