Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Kindermishandeling
Jongeren op muurtje met alleen voeten zichtbaar

Overwegen: kan er sprake zijn van kindermishandeling? (Stap 0)

Toelichting op de aanbevelingen

  • Stel standaard – in ieder geval bij de intake – neutraal geformuleerde vragen aan ouders en kind over de veiligheid in het gezin, nu of in het verleden en in de toekomst. 

  • Overweeg altijd bij alles wat je bij kinderen en hun ouders opmerkt als afwijkend, opvallend of zorgelijk rondom hun psychosociale omstandigheden, gedrag en ontwikkeling, psychische gesteldheid en fysieke kenmerken: ‘Kán hier sprake zijn van kindermishandeling?’

Aan stap 1 van de meldcode gaat in feite een stap 0 vooraf: de constatering van gedragingen, fysieke kenmerken en omgevingsfactoren die een signaal van kindermishandeling kunnen zijn. De jeugdprofessional en/of een andere betrokkene maakt zich zorgen en kindermishandeling kan een van de verklaringen zijn. Deze alertheid op mogelijke signalen van kindermishandeling behoort tot de basishouding van iedere jeugdprofessional.

Bij de intake van nieuwe cliënten stel je als jeugdprofessionals altijd actief vragen over de veiligheid in het gezin - in brede zin en voor alle gezinsleden. Er is in Nederland geen standaard voor dit actieve vragen. Belangrijk is dát veiligheidsthema’s als partnergeweld, ervaring in de eigen jeugd, omgaan met conflicten etc. aan bod komen, zodat je kunt doorvragen en hierover verder in gesprek kan gaan. Of zodat de jeugdprofessional, ouders en kinderen er later op terug kunnen komen. Stel die vragen in neutrale bewoordingen, bijvoorbeeld: hebben jullie wel eens ruzie? Wat gebeurt er dan? Hoe lossen jullie dat op? Het vragen ernaar normaliseert bovendien het praten over veiligheid in het gezin, ook al is dat op een ander moment, en leidt op zichzelf tot bewustwording bij betrokkenen.

Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Als kapstok voor de aanbevelingen geldt de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (2013; 2019). Deze wet verplicht professionals die met ouders en/of kinderen werken om een meldcode over huiselijk geweld en kindermishandeling vast te stellen en het gebruik daarvan te bevorderen. De wet vormt het kader waarbinnen je als jeugdprofessional handelt, naar aanleiding van geconstateerde signalen van en risicofactoren voor kindermishandeling.

Een meldcode is een vijfstappenplan waarin staat wat een professional moet doen bij een vermoeden van huiselijk geweld (waaronder partnergeweld) of kindermishandeling. De meldcode leidt je door het proces vanaf een vermoeden tot aan het moment dat je beslist over hulpverlening en melding bij Veilig Thuis. Per 2019 is de wet verbeterd door uitbreiding met een afwegingskader in de stappen 4 en 5. Het is nu de professionele norm om een melding te doen bij Veilig Thuis als er vermoedens zijn van ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling; dat wil zeggen wanneer er vermoedens bestaan van acute of structurele onveiligheid. Om te bepalen of daar sprake van is, maak je gebruik van het Afwegingskader in de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

De wet schrijft voor dat een Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling minimaal de volgende onderdelen (stappen) moet bevatten:

  1. In kaart brengen van de situatie (signalen, risico- en beschermende factoren).
  2. Overleggen met een collega of aandachtsfunctionaris en eventueel raadplegen van Veilig Thuis of een deskundige op het gebied van letselduiding.
  3. Praten met ouders en kind.
  4. Wegen van de volgende zaken (aan de hand van het afwegingskader; bij twijfel Veilig Thuis raadplegen):
    1. Is er een vermoeden van acute of structurele onveiligheid?
    2. Is er een vermoeden van huiselijk geweld of de kindermishandeling?
  5. Twee beslissingen nemen:
    1. Is melden bij Veilig Thuis noodzakelijk?
    2. Is hulp bieden of organiseren in voldoende mate (ook) mogelijk?
      En daarna handelen volgens deze beslissingen.

Kinderen en jongeren hebben een positie in de meldcode: op grond van het Kinderrechtenverdrag hebben zij er recht op om informatie te krijgen en hun eigen mening te geven. Ook moeten zij invloed kunnen uitoefenen op besluiten in zaken die hen aangaan. Zie ook de Handreiking Participatie van kinderen in de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (2018).

Let op: het woord ‘stappen’ is enigszins verwarrend, want de stappen in de meldcode hoeven niet per se in volgorde doorlopen te worden. Dus de ene stap hoeft niet afgerond te zijn voordat je een volgende stap zet, en je kunt stappen ook gelijktijdig en opnieuw zetten.

Overwegen en vermoeden 

Naar voorbeeld van de Clinical Guideline Child Abuse, uitgegeven door het National Institute for Health and Care Excellence (2009) maken we onderscheid tussen het in overweging nemen (‘consider’) van kindermishandeling en het vermoeden of verdenken (‘suspect’) van kindermishandeling.
 
Dat wil zeggen:

  • Overwegen: kindermishandeling kan een verklaring zijn voor hetgeen geconstateerd is. Op basis van gevonden verklaringen kan de uitkomst zijn dat in het geheel geen sprake is van kindermishandeling of dat een derde – dus niet de (verzorgende) ouder(s) – daarvan de pleger is.
  • Vermoeden of – sterker – verdenken: er zijn sterke aanwijzingen voor kindermishandeling, maar dit kan (nog) niet aangetoond worden.  

Bij het beoordelen of gedragingen, uiterlijke kenmerken, letsel etc. een signaal van kindermishandeling zijn, gaat de jeugdprofessional na in welke richting de verklaringen wijzen en of die daarvoor passend zijn. Hierbij worden de volgende stappen doorlopen:

  1. De jeugdprofessional overweegt of kindermishandeling aan de orde kan zijn en vraagt bij de ouders na wat verklaringen kunnen zijn voor wat bij het kind of omgeving geconstateerd is. Een overweging wordt een vermoeden of verdenking van kindermishandeling wanneer deze verklaringen:
  • niet passend zijn
  • niet aannemelijk zijn
  • niet consistent zijn 
    • ten aanzien van het kind zelf: 
    o hoe het kind zich presenteert 
    o hoe het kind zich medisch presenteert 
    o wat het kind normaliter doet 
    o wat het kind zelf zegt 
    o in relatie tot (ontwikkelings)leeftijd 
    • tussen ouders onderling 
    • in de tijd
  • voortkomen uit (culturele of religieuze) overtuigingen maar niet stroken met de veiligheid van kinderen (bijvoorbeeld wanneer het slaan van kinderen wordt verklaard vanuit het geloof).
  1. Wanneer de jeugdprofessional geen andere passende verklaringen vindt voor wat er geconstateerd is bij het kind, de zorgen blijven bestaan en er om die redenen een vermoeden of verdenking van kindermishandeling ontstaat, dan treedt de meldcode in werking.  
    (Bron: Richtlijn Kindermishandeling, National Institute for Health and Care Excellence, 2009)