Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Toekomstgericht werken
Groep jongeren

2.1.5. Aansluiten bij de jongere

Toelichting op de aanbeveling

  • Sta naast de jongere, sluit aan op het tempo en het cognitief en sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau en help bij het nemen van regie over het eigen leven. Vallen en opstaan hoort erbij.

Behoefte aan autonomie én ondersteuning

Als je jongeren ondersteunt bij hun overgang naar volwassenheid vraagt dat om een specifieke manier van begeleiden. Je ondersteunt hen bij het nemen van regie en het maken van eigen keuzes. Jongeren hebben behoefte aan autonomie, streven naar onafhankelijkheid, willen zelf keuzes maken en zelfstandig handelen. Tegelijkertijd is in deze levensfase hun brein nog niet compleet ontwikkeld. Dat zie je terug in zelfregulatie, planningsvaardigheden en de beheersing van impulsen. Ook zijn ze gevoelig voor sociale beloning door leeftijdsgenoten. 

Ruimte voor het maken van een misstap

Het ontwikkelingsniveau van jongeren kan op meerdere ontwikkelingsterreinen verschillen, zowel cognitief, sociaal, emotioneel als praktisch en regelmatig overschatten ze zichzelf. Dit geldt in het bijzonder voor jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB). Als jeugdprofessional leer je ze anticiperen op de gevolgen. Welke keuzes hebben welke consequenties? Welke verantwoordelijkheden horen daarbij? Jongeren geven aan die regie zelf niet altijd te kunnen nemen. Zij willen iemand naast zich die aanvoelt wanneer het nodig is om bij te springen en bij te sturen, maar dan wel in samenspraak. Daar hoort ook bij dat jongeren fouten mogen maken. Volwassen worden gaat met vallen en opstaan. Als je een jongere ruimte en verantwoordelijkheid geeft, gaan er soms ook dingen mis. Belangrijk is dat je hierover in gesprek gaat en de jongere helpt om hieruit lessen te trekken. 

Ruimte geven én begrenzen

Als jeugdprofessional werk je vanuit een basis van onvoorwaardelijke acceptatie. De jongere komt uiteindelijk zelf in beweging, maar kan op jou terugvallen en mag erop vertrouwen dat jij niet loslaat. Dat houdt in dat ongeacht of de jongere een misstap begaat, je toch betrokken en beschikbaar blijft om te helpen weer op te staan en verder te komen. Je volgt het tempo van de jongere en geeft de ruimte om fouten te maken.  Je leert de jongere ook dat het leven niet altijd aansluit bij hun eigen tempo. Je staat naast de jongere en voegt jouw professionele expertise toe, helpt met keuzes maken en het overzicht houden. Tegelijkertijd spreek je de jongere ook aan, spiegel je en begrens je. Een voorbeeld: 

Een jongere woont begeleid op kamers en het lukt niet om bezoek op tijd weg te sturen. Daardoor lukt het de jongere ook niet om zich aan de afspraken te houden. De begeleider ziet de worsteling en gaat erover in gesprek. Samen komen ze tot de conclusie dat het de jongere nu niet lukt dit zelf op te lossen. De begeleider stelt tijdelijk grenzen aan het ontvangen van bezoek. Ondertussen gaan ze in gesprek over wat er nodig is, zodat de jongere stappen kan maken en straks weer bezoek kan ontvangen.

Positieve benadering 

Jongeren hebben baat bij een positieve benadering. Dit vraagt van jou als jeugdprofessionals dat je naast de jongere staat, motiveert en vertrouwen uitstraalt om het zelfvertrouwen te laten groeien. Jongeren kunnen een diepgeworteld gebrek aan zelfvertrouwen hebben, in het bijzonder als ze in hun jeugd weinig complimenten kregen. Je helpt de jongere om keuzes te maken en daarvan te leren. Je leert de jongere geleidelijk verantwoordelijkheid te nemen en zelfstandig te zijn. Je bent je bewust van de spanning tussen: kennis en ervaring van jou als professional en het gebrek aan ervaring en kennis van de jongere. Datzelfde geldt voor het langetermijndenken van de professional en de korte-termijn-blik van de jongere. Je werkt met kleine, haalbare stappen, zodat jongeren succeservaringen opdoen.

Aandachtspunten voor jongeren met een lvb vind je in de verdieping en onderbouwing.

Dit helpt om de aanbeveling in praktijk te brengen: 

  • Geef uitleg (psycho-educatie) aan jongeren en eventueel hun ouders/verzorgers over de ontwikkelingsfase waarin ze zich bevinden. Dat ze veel behoefte hebben aan autonomie en zelfstandigheid, maar dat de hersenen nog niet volledig ontwikkeld zijn. En dat jongeren zich daardoor soms overschatten of wel eens een maken misstap. Gebruik hierbij bijvoorbeeld het boek Heftige Hersens! Waarom je voelt wat je voelt, waarom je doet wat je doet van Mark Mieras en Jan Bart Dieperink. Dit is een graphic novel met psycho-educatie aan jongeren (en ouders) over het ontwikkelde puberbrein.
  • Stimuleer de jongere om eigen keuzes te maken en daarvan te leren, maar weet ook wanneer je de regie (tijdelijk) moet overnemen. Dit doe je altijd in afstemming met de jongere. Wees je ervan bewust dat jongeren zichzelf soms overschatten.
  • Vergroot het zelfvertrouwen van de jongere. Laat de jongere veel succeservaringen opdoen, bijvoorbeeld door een eigen prestatie te verbeteren of een door zichzelf opgesteld doel te halen. Vier de successen met complimenten voor de persoonlijke prestaties. Kijk samen naar de situaties die goed gingen en onderzoek hoe dat kwam. Laat de jongere en/of relevante andere personen bijhouden hoe vaak iets lukt.
  • Heb geduld (frustratietolerantie) en wees onvoorwaardelijk aanwezig voor de jongere. Veroordeel jongeren niet om een fout, misstap of terugval. Benader situaties waarin iets niet goed ging zoveel mogelijk positief en geef aan dat fouten maken erbij hoort en helpt om te leren. Reflecteer hierop met de jongere: Hoe zou je dit de volgende keer anders willen doen? Wat heb je daarvoor nodig? Soms zijn jongeren nog niet in staat om te begrijpen wat er misgaat en hoe hun eigen gedrag daar een rol in speelt.
  • Sluit aan bij de manier waarop de jongere graag wordt gemotiveerd. Wat vindt een jongere prettig? Sommigen hebben kritisch tegendenken nodig, of een duwtje in de rug, bij anderen werkt dit averechts. Betrek – als de jongere hiermee akkoord mee is – ouders en naasten en zorg dat zij ook op de hoogte zijn van het proces. Laat hun zien hoe zij de jongere positief kunnen stimuleren. Bij een ouder met een lvb is hier bijvoorbeeld extra begeleiding(stijd) voor nodig. Lees in Samenwerken met het informele netwerk meer over het betrekken van naasten.
  • Organiseer een moreel beraad in situaties waarin het moeilijk is of zelfs onmogelijk lijkt om de juiste koers te kiezen met een jongere. Je leest er meer over op de website van het Nederlands Jeugdinstituut. Lees Welk houvast heb ik in stagnerende situaties? meer over houvast in stagnerende situaties. Op de website Zorg voor Beter krijg je een overzicht van tools die je kunt inzetten bij ethische dilemma’s. Deze kun je inzetten bij een moreel beraad. Ga voor een voorbeeld van moreel beraad bij Levvel naar het kennisdossier.

Aandachtspunten jongeren met een lvb

Voor jongeren met een lvb geldt dat je als jeugdprofessional extra aandacht moet besteden aan de kwetsbaarheden waarmee deze jongeren geconfronteerd kunnen worden tijdens de overgang van jeugd naar volwassenheid. Bijvoorbeeld frustratie over dat ze niet (zo snel) mee kunnen komen als andere jongeren, maar wel graag zelf willen bepalen en zichzelf vaak overschatten. Ook ontwikkelen deze jongeren autonomie, verbondenheid en competenties vaak pas later dan andere jongeren en/of slechts gedeeltelijk (al dan niet met blijvende ondersteuning).

Het is daarom belangrijk dat je als jeugdprofessional een groei-mindset hanteert waarbij je gelooft dat jongeren met een lvb kunnen leren en dingen zelfstandig kunnen doen met hulp of ondersteuning, maar tegelijkertijd waakt voor het overvragen van een jongere. 

Belangrijk is dat:

  • Je werkt met kleine stapjes (dus niet te ver vooruit en wensen te vertalen naar realistische doelen die dichtbij liggen)
  • Je samen regelzaken doet of derden daarvoor inschakel
  • Je communicatie aanpast en extra scherp bent op het checken of alles duidelijk is.
  • Je rekening houdt met minder ontwikkelde sociale vaardigheden en scherp bent op overschatting of onderschatting op diverse terreinen (Meppelder et al., 2014).

Ook kan het helpend zijn om samen met de jongere (en relevante personen uit het netwerk) makkelijke en op korte termijn haalbare doelen op te stellen, gericht op het aanleren van concrete praktische vaardigheden. Hierbij sluit je aan op de interesses en de oplossingen die de jongere zelf aandraagt. Voor meer tips over het verkennen van (on)mogelijkheden met jongeren met een LVB, zie de handreiking Krachtplan 18+ en de herziene richtlijn Effectieve Interventies LVB.

Praktische tips voor het aanpassen van bestaande interventies

  • Stem de communicatie af: vereenvoudig taalgebruik en gebruik eventueel visuele ondersteuning.
  • Maak oefeningen concreet: sluit aan op belevingswereld van de jongere en ervarend leren.
  • Voorstructureer en vereenvoudig: stuur meer, vereenvoudig, doseer en orden informatie.
  • Betrek het netwerk (met toestemming: informeer en verstevig het netwerk).
  • Besteed aandacht aan het vasthouden en toepassen van het geleerde.
  • Zorg voor een veilige en positieve leeromgeving: motiveer, werk traumasensitief. (Zie ook de herziene richtlijn Effectieve Interventies LVB.

Aandachtspunten jongeren met een lvb

Jongeren met een lvb hebben over het algemeen meer moeite met (het aanleren van) praktische vaardigheden die nodig zijn voor een (zo) zelfstandig (mogelijk) leven. Heb daarom aandacht voor de vaardigheden die jongeren nog verder kunnen ontwikkelen en ondersteun daar waar nodig, ook met (het regelen van) praktische zaken. Werk samen aan de zelfredzaamheid van de jongere door de ondersteuning positief in te steken, kansen te benoemen en (samen) te oefenen. Trek meer en langer tijd uit, werk in kleinere stapjes en heb meer geduld. Let erop dat je de jongere zo veel als mogelijk de regie geeft, maar pas op voor overvraging. Werk stapje voor stapje aan het vergroten van de autonomie. Er zijn tools die je of de jongere hierbij kunnen helpen. Zie bijvoorbeeld het handige overzicht De overgang naar volwassenheid. Een overzicht van tools voor professionals die werken met jongeren met en zonder een LVB. Of ga naar Handreiking Passende transitiezorg voor jongeren met een licht verstandelijke beperking plus bijkomende psychische of gedragsproblematiek. Tabel 10 van ‘Hulpmiddelen ondersteunen en/of ontwikkelen zelfredzaamheid’ gaat hier dieper op in.

Naast de jongere staan en concrete leerervaringen aanbieden  

Jongeren hebben in de overgang naar volwassenheid in toenemende mate behoefte aan autonomie en zelfstandigheid. Ze willen zelf zaken uitproberen en ontdekken, maar hebben tegelijkertijd een vangnet nodig wanneer het misgaat (Wiersma & Van Goor, 2020). Doorgaans kunnen jongeren nog tot ver in hun twintiger jaren op hun ouders of verzorgers terugvallen, voordat ze geheel zelfstandig zijn (Arnett, 2000). Deze vanzelfsprekende steunbron ontbreekt echter vaak bij jongeren die jeugdhulp krijgen. Bijvoorbeeld door een verstoorde relatie met hun ouders of verzorgers, of omdat ze uit huis zijn geplaatst. Parallel met normaal opgroeien dienen jeugdprofessionals deze jongeren de ruimte te geven om hun eigen keuzes te maken, zelfstandig zaken aan te pakken terwijl ze naast hen staan, actief meedenken en vertrouwen uitstralen (Jolles, 2007; Paulsen & Berg, 2016; Van Dongen et al., 2017; Tylee, Haller, Graham, Churchill, & Sanci, 2007).  

De literatuurstudie van Metz en Todorovic (2019) naar de pedagogische opdracht van het jongerenwerk benadrukt dat jongerenwerkers naast jongeren staan en het contact in samenspraak met de jongere moeten vormgeven. De rol van jongerenwerkers is om structuur en overzicht te bieden, zodat jongeren weten wat de volgende stap is in hun proces en ze vervolgens zelf de leiding kunnen nemen (Awad, Koops, Metz & Sonneveld, 2017, in Metz & Todorivic, 2019). 

De jongerenwerker kan de jongere in dit proces bijsturen en ondersteuning bieden waar nodig. Volgens Sonneveld (2022) bieden jongerenwerkers onder begeleiding concrete leerervaringen aan jongeren (bijvoorbeeld instructies en positieve feedback). Het idee is dat jongeren, door middel van experimenteel leren en het zelf uitvoeren van taken, belangrijke vaardigheden ontwikkelen, hun verantwoordelijkheden vergroten en beter in staat zijn om onafhankelijke en positieve keuzes in het leven te maken. Wanneer deze leermogelijkheden zijn afgestemd op de behoeften en sterke punten van de jongere is er de meeste kans op succeservaringen (Fyfe et al., 2018; Schaap et al., 2017 in Sonneveld et al. 2021). Ook in de context van de jeugdzorgPlus, ofwel gesloten jeugdhulp, benoem de literatuur dat het van belang is om jongeren te laten oefenen met ‘gewone’ dingen om hun zelfredzaamheid te vergroten en jongeren de mogelijkheid te geven om fouten te maken en hun probleemoplossend vermogen te vergroten (Boendermaker, Verheem & Otte, 2021).  

Positieve bekrachtiging   

Meerdere studies tonen het belang van een positieve benadering genoemd in het contact met jongeren in de overgang naar volwassenheid. Sonneveld et al. (2021) benoemen dat jongerenwerkers een ‘consistente bron van aanmoediging en ondersteuning’ zijn (Fyfe et al., 2018, p. 25 in Sonneveld et al., 2021) door jongeren actief te stimuleren hun kwaliteiten te ontdekken en te versterken waardoor ze zich bewust worden van hun persoonlijke interesses en capaciteiten. Volgens Metz & Todorovic (2019) bestaat een positieve benadering uit het erkennen, waarderen en respecteren van jongeren zoals zij zijn. Deze acceptatie van jongeren is onvoorwaardelijk, ze hoeven de aandacht en waardering van jeugdprofessionals niet te verdienen (Awad, Koops, Metz & Sonneveld, 2017 in Metz & Todorovic, 2019). Bijvoorbeeld in het geval ze een misstap maken of een terugval hebben. In zo’n geval hebben jongeren juist iemand nodig die hen stimuleert om door te gaan en de draad weer op te pakken (Wiersma & Van Goor, 2020; Movisie, 2023; Distelbrink et al., 2023). Dit geldt in het bijzonder voor jongeren met een negatief zelfbeeld, die veel ervaring hebben met sociale uitsluiting of niet gewend zijn aan positieve aandacht (Abdallah, Kooijmans & Sonneveld, 2016 in Metz & Todorovic, 2019). Bovendien is bekend dat jongeren met een jeugdzorgverleden kunnen worstelen met een diepgeworteld gebrek aan zelfvertrouwen, zeker degenen die in hun kinderjaren niet gecomplimenteerd zijn voor positieve ontwikkelingen (Boendermaker et al., 2014). 

Belangrijk is dat jeugdprofessionals vertrouwen uitstralen in de potentie en kracht van jongeren. Het benadrukken van krachten, talenten en mogelijkheden van de jongere kan bijdragen aan een gevoel van competentie. Wanneer jongeren het vertrouwen hebben dat ze een toekomstig doel kunnen behalen – het gevoel hebben dat ze competent zijn – kan dit hen motiveren om eraan te werken (Ryan en Deci, 2000). Jeugdprofessionals dienen aan te sluiten bij het tempo van jongeren om stappen te zetten en de manier waarop de jongere graag wordt gemotiveerd. Jongeren kunnen dat zelf vaak goed aangeven. Ook het betrekken van sleutelfiguren uit het informele netwerk, als de jongere hiermee akkoord is, is van groot belang (Wiersma & Van Goor, 2020) Zie verder Samenwerken met het informele netwerk.

Beredeneerd loslaten of de regie overnemen  

Het kan voor jeugdprofessionals lastig zijn om in te schatten wanneer een jongere los te laten of de regie (tijdelijk) over te nemen. Van jeugdprofessionals wordt verwacht dat ze hun beslissingen en handelen kunnen rechtvaardigen en onderbouwen met goede argumenten. Deze onderbouwing is zowel nodig voor de beschrijving van de situatie als voor het maken van de stap van de beschrijving naar conclusies over de aanpak (Wallander & Molander, 2014). Het is dus belangrijk beslissingen zorgvuldig te onderbouwen (zie ook Tonkens, 2013)Enkele overwegingen bij twijfel over wel of niet loslaten van een jongere:  

  • Kijk naar de motivatie van de jongere. Hoe is daarbij aangesloten? 
  • Bespreek met de jongere of en wanneer deze toe is aan loslaten en wat die daarbij nodig heeft. Bespreek ook wat de risico’s zijn.
  • Weeg af in samenspraak met het betrokken netwerk, ook om de jongere zo nodig weer op te kunnen vangen.  
  • Maak de beslissing niet alleen als professional, maar gezamenlijk met partners. 
  • Regel rugdekking in het team.  
  • Regelen rugdekking in de organisatie en zorg dat die voor genomen besluiten staat. Uitwisseling en verantwoording kun je ook organiseren door intervisie, supervisie en degenen om wie het gaat feedback te vragen. 

Professionals hebben nogal eens het gevoel ‘alleen’ verantwoordelijk te zijn voor moeilijke besluiten die ze moeten nemen. Het tuchtrecht zorgt voor onrust en onzekerheid. Juist omdat aan beslissingen altijd interpretatie en afweging voorafgaat – en er dus een verschil kan ontstaan tussen formeel het juiste doen en inhoudelijk het goede doen – is het belangrijk dat de jeugdprofessional zich gesteund voelt door collega’s, leidinggevenden of bestuurders (NJi, z.d.-c). 

Werkzame factoren

  • Focussen op de sterke kanten van de jongere, positief bekrachtigen, complimenten geven en competenties benoemen, ook bij het maken van fouten of een terugval (Distelbrink et al., 2023; Wiersma & Van Goor, 2020; Metz & Todorovic, 2019).
  • Moeilijkheden normaliseren door erkenning te geven aan de uitdagingen en stressoren waar jongeren tegenaan lopen (Wiersma & Van Goor, 2020). De jongeren onvoorwaardelijk accepteren en geen gedrag problematiseren dat deels ook bij de leeftijd hoort (Boendermaker, Verheem & Otte, 2021).
  • Directief zijn waar nodig door te helpen met het stellen van realistische doelen en het helpen ontwikkelen van normen, helpen bij opstellen van regels en routine, en daarmee ook grenzen stellen (Boendermaker, Verheem & Otte, 2021).
  • Werken met kleine (haalbare) doelen waarbij jongeren succeservaringen op kunnen doen (Boendermaker et al, 2014; Van Dongen et al., 2017), in het bijzonder jongeren met een lvb. Jongeren voelen zich meer competent wanneer ze een taak uitvoeren waarbij de uitkomst tastbaar is (Kackar-Cam & Schmidt, 2014).
  • Aansluiten bij de manier waarop jongeren gemotiveerd willen worden en anderen in de omgeving erop te attenderen dat positieve bekrachtiging nodig is, en eventueel het netwerk van de jongere betrekken (Wiersma & Van Goor, 2020).
  • Collega’s en de organisatie betrekken voor rugdekking; visie over goede zorg als toetsingskader inzetten, of een moreel beraad organiseren. Lees op de website van het Nederlands Jeugdinstituut meer over moreel beraad.