Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Toekomstgericht werken
Groep jongeren

2.1.2. Jezelf laten zien 

Toelichting op de aanbeveling

  • Laat jezelf zien in het contact met de jongere. Durf bespreekbaar te maken wat je ziet en ervaart bij de jongere en wat de jongere ziet en ervaart bij jou.

Authenticiteit

Jongeren vinden het belangrijk dat je je als jeugdprofessionals laat zien in het contact, en dat jullie een persoonlijke en gelijkwaardige basishouding hebben. Jezelf laten zien gaat ook over authenticiteit: doen wat bij je past, oprecht zijn en je niet anders voordoen dan je bent. Jongeren hebben ‘onechtheid’ vaak al snel in de gaten en dit is niet bevorderlijk voor het vertrouwen. Uit onderzoek blijkt dat jongeren in de jeugdhulpverlening het waarderen wanneer je als professional dicht bij jezelf blijft, een eigen draai geeft aan je werkwijze en niet uit een boekje werkt.  

Eigen ervaringen

Sommige jongeren vinden het prettig om zicht te krijgen op wie de jeugdprofessional is als persoon. Dat doe je bijvoorbeeld door te vragen waarnaar de jongere nieuwsgierig is bij jou, door iets over jezelf te vertellen of door af en toe je eigen ervaringen te delen, als deze relevant zijn voor de werkrelatie en niet belastend voor de jongere. Het geforceerd delen van persoonlijke informatie of ervaringen kan namelijk ook als onecht ervaren worden. Het is vooral belangrijk dat je afstemt op de behoefte van de jongere en je daar zelf comfortabel bij voelt. 

Kwetsbaarheid 

Jezelf laten zien gaat ook over je kwetsbaar opstellen in het contact, waardoor de relatie ook gelijkwaardiger wordt. Daarmee laat je als jeugdprofessional zien dat je ook mens bent. Je kunt bijvoorbeeld eerlijk zijn over je mindere kwaliteiten, zoals dat je vaak te laat bent of dat je chaotisch bent. Of door aan te geven dat je ook niet alles weet, de jongere om uitleg te vragen wanneer je iets niet begrijpt en je fouten te durven toegeven. Dit vraagt om zelfreflectie en inzicht in je eigen kernkwaliteiten en mindere kwaliteiten en de manier waarop je persoonlijke referentiekader het contact met een jongere beïnvloedt. Ben je bijvoorbeeld een échte aanpakker of iemand die vooral een luisterend oor biedt? En sluit je hiermee ook aan op de behoefte van de jongere?  

Durven bespreken

Het is ook belangrijk dat je bespreekbaar maakt wat je ziet en ervaart bij een jongere. Dat betekent dat je ook slecht nieuws rechtstreeks brengt, de jongere confronteert en niet om de zaken heen praat. Bespreek ook wat de jongere wel of niet prettig vindt in het contact en waar de grenzen van de jongere liggen. Als het contact stroef loopt, ga dan samen met de jongere op zoek naar een oplossing. Is er écht geen klik, verken dan de mogelijkheid om een jongere over te dragen aan een collega met wie het mogelijk beter klikt. Dit kunnen ook meerdere jeugdprofessionals zijn, bijvoorbeeld een professional voor praktische ondersteuning en iemand anders die zich meer richt op emotionele ondersteuning. 

Duidelijk en consequent

Daarnaast hebben jongeren behoefte aan duidelijkheid, consequent zijn en begrenzing. Communiceer duidelijk waar je grenzen liggen, hoe je wilt dat de jongere met je omgaat en dat je graag wilt dat jullie elkaars grenzen respecteren. Als een jongere over je grens gaat, begrens dan nooit vanuit afwijzing maar altijd vanuit acceptatie van de jongere als persoon. De jongere komt namelijk niet verder met begrenzing vanuit je positie, zonder relatie. Je kunt een jongere het beste aanspreken als er een goede basisrelatie is (zie ook de vorige aanbeveling). Begrenzen hoort juist ook bij het vergroten van de autonomie en regie van een jongere. Het is belangrijk dat je duidelijk bent over de gevolgen van gedrag, wat dit gedrag met anderen en jou als jeugdprofessional doet en welke consequenties eraan verbonden zijn. 

Dit helpt om de aanbeveling in praktijk te brengen:

  • Blijf in het contact dicht bij jezelf en doe geen dingen die niet bij je passen. Denk bijvoorbeeld aan geforceerd ‘hip’ taalgebruik of straattaal, of juist standaardzinnen die duidelijk uit een protocol of methodiek komen.
  • Vertel tijdens de kennismaking met een jongere iets over jezelf. Heb je bijvoorbeeld een gezin, wat zijn je hobby’s, of haak in op een gedeelde interesse met een jongere, zoals je favoriete voetbalclub of dezelfde woonomgeving. Verwijs naar een bestaande sociale gelijkenis, zoals een vergelijkbare culturele achtergrond, gender, ervaring met pesten of opgroeien in armoede. Zo voelt de jongere: deze jeugdprofessional begrijpt mij écht.
  • Wees duidelijk en communiceer helder over je eigen grenzen. Wijs alleen ongewenst gedrag van een jongere af, nooit de jongere als persoon. Zorg dat je inzicht hebt in waar dit gedrag vandaan komt en help de jongere inzicht te krijgen in de keuzemogelijkheden en consequenties van (ongewenst) gedrag. Jongepier et al. (2010) gaat in de handreiking Zes uitgangspunten voor een goed pedagogisch klimaat verder in op het stellen van grenzen en regels binnen de context van residentiële jeugdvoorzieningen.
  • Werk met inter- of supervisiemethoden aan zelfinzicht in je valkuilen en kernkwaliteiten. Sta stil bij vragen als: wat roept deze jongere in mij op? Wat werkt er goed? Wat zijn verbeterpunten? Zijn er eventuele triggers? Wat betekent dit voor de werkrelatie? En wat heb ik nodig om me te kunnen (blijven) verbinden met de jongere? Hoe zorg ik dat ik in het gesprek ook verbinding met mezelf houd? De reflectietool Bejegening jongeren 16-23 jaar door professionals kan hierbij behulpzaam zijn. De tool richt zich op zes aspecten die van belang zijn voor een goede werkrelatie. Je kunt de reflectietool op verschillende manieren in verschillende settings gebruiken, zoals casuïstiekbesprekingen of (video)feedback met jongeren.

Het belang van authenticiteit  

Echtheid, empathie en acceptatie zijn belangrijke elementen voor het bevorderen van een therapeutische alliantie (Leijssen & Adriaensen, 2003; Rogers et al., 1967). Jongeren hechten veel waarde aan de affectieve ‘echte’ relatie, waardoor zij mogelijk ook meer waarde hechten aan de menselijke kanten van jeugdprofessionals (Geenen, 2016; Wiersma & Van Goor, 2020; Distelbrink et al., 2023). Echtheid of ‘echt zijn’ gaat over authenticiteit. Het belang van echtheid in de werkrelatie speelt in het bijzonder bij jongeren die veel jeugdprofessionals hebben meegemaakt en hen meer als instrumenten van de hulpverlening zijn gaan zien en minder als personen (Wiersma & Van Goor, 2020). Bovendien is bekend dat jongeren – en dan met name degenen die veel jeugdprofessionals hebben meegemaakt en het vertrouwen in hen zijn kwijtgeraakt – vaak twijfelen aan hun oprechtheid en of zij hen wel kunnen begrijpen en kunnen afstemmen op hun leef- en denkwereld (Brown et al., 2014; Geenen, 2016; Manso et al., 2008).

Jeugdprofessionals zouden in het contact met jongeren trouw moeten zijn aan hun eigen karakter en zich niet anders voor doen dan ze zijn. Dit zorgt ervoor dat verschillende jeugdprofessionals verschillende manieren van bejegenen hebben, en jongeren ook kunnen laten zien dat zij het niet altijd met hen eens zijn. Niet alle jongeren hebben baat bij dezelfde benadering. Juist een diversiteit aan benaderingen kan ervoor zorgen dat verschillende jongeren gemakkelijk aansluiting kunnen vinden bij een jeugdprofessional met wie ze een klik hebben (Distelbrink et al., 2023; Wiersma & Van Goor, 2020). Bovendien is het belangrijk dat jeugdprofessionals eerlijk en transparant durven zijn over wat ze ervaren in het contact met de jongere. Ook wanneer het contact minder goed of stroef verloopt (Wiersma & Van Goor, 2020). Als er écht geen klik is tussen een jongere en jeugdprofessional, kan het helpen om een andere of meerdere andere jeugdprofessionals in te schakelen om de jongere te ondersteunen (Wiersma & Van Goor, 2020).  

Jezelf laten zien als jeugdprofessional 

Meerdere onderzoeken bevelen aan dat jeugdprofessionals iets van zichzelf laten zien om zo dichter bij de jongeren te komen en herkenbaar te zijn (Wiersma & Van Goor, 2020; Distelbrink et al. 2023; Geenen, 2016; Roest et al., 2022). Jongeren waarderen het bijvoorbeeld wanneer ze de menselijke kanten van jeugdprofessionals zien (Hartley et al., 2022). Dit kunnen jeugdprofessionals bereiken door het ondernemen van activiteiten (samen koken, eten, een wandeling maken, enzovoorts) en het open zijn in gesprekken met jongeren (Harder et al., 2021). Uit onderzoek onder jongeren komt naar voren dat het (te opzichtig) hanteren van bepaalde gesprekstechnieken, het volgen van een protocol of het gebruik van standaardzinnen door jeugdprofessionals bij jongeren als sociaal wenselijk, onecht over kunnen komen. Door dit gedrag kan een jongere het gevoel krijgen dat de jeugdprofessional niet echt of niet oprecht is (Wiersma & Van Goor, 2020, Geenen, 2016).

Het delen van eigen ervaringsverhalen kan helpen voor de opbouw van de relatie, maar alleen als deze ervaringen relevant zijn voor de werkrelatie en niet belastend zijn voor de jongere. Roest (2022) stelt in zijn proefschrift dat het belangrijk is dat jeugdprofessionals hun eigen ervaringen doelgericht delen om de alliantie met jongeren te verstevigen, waarbij ze tegelijkertijd rekening houden met hun eigen grenzen en die van de jongere (Dutton et al., 2021; Miller & McNaught, 2018; Murphy & Ord, 2013; Phillips et al., 2018; Ungar et al., 2018; Van Meekeren, 2017). 

Een systematische literatuurreview die gericht is op het jongerenwerk (Sonneveld et al., 2021) beschrijft de competentie 'nabijheid', waarbij jongerenwerkers bewust gebruikmaken van een bestaande sociale gelijkenis (zoals dezelfde culturele achtergrond, geslacht, gepest worden of opgroeien in armoede) (Koops et al., 2014 in Sonneveld et al., 2021). Door tijdens interactie naar deze gelijkenis te verwijzen, ‘zien jongeren jeugdwerkers als rolmodellen in hun leven’ (Fyfe et al., 2018, p. 26 in Sonneveld et al., 2021). Door hun eigen ervaringen te delen en te laten zien hoe zij zich nu gedragen en welke plek zij in de samenleving hebben, kunnen jongerenwerkers jongeren motiveren om zelf veranderingen aan te gaan. Vanuit het perspectief van de sociale leertheorie kunnen jeugdprofessionals als rolmodel fungeren door het delen van positieve coping-mechanismen. Bijvoorbeeld door persoonlijke ervaringen te delen en de jongere vervolgens uit te nodigen om dat ook te doen (Gaines, 2003). 

Begrenzing zonder afwijzing  

Jeugdprofessionals reageren vaak overwegend negatief op jongeren die veel probleemgedrag vertonen. Volgens Jongepier et al. (2010) is het van belang dat jeugdprofessionals alleen het gedrag van jongeren op een neutrale manier afwijzen, en niet de jongere als persoon. Jeugdprofessionals kunnen deze positieve basishouding bevorderen wanneer ze zich bewust worden van de impact van hun eigen benadering en communicatie. Van belang is dat jeugdprofessionals zich kunnen verplaatsen in het leven van de jongere en inzien waar het gedrag vandaan komt.  

Werkzame factoren

  • Bejegenen van de jongere als volwaardig persoon (Lindgren, 2015). Hierbij is de toon van de jeugdprofessional van belang: niet overdreven aardig, niet kleinerend of onecht (Boendermaker et al., 2014, p. 192). 
  • Het ontwikkelen van een persoonlijke begeleidingsstijl en het vermijden van standaardzinnen, protocollen en werken volgens ‘het boekje’ (Wiersma & Van Goor, 2020).
  • Jezelf als jeugdprofessional laten zien aan de jongere, bijvoorbeeld door kort iets over jezelf te vertellen. Dit draagt eraan bij dat het contact met de jongere gelijkwaardiger is en dat de jongere ziet dat de jeugdprofessional ook gewoon mens is (Wiersma & Van Goor, 2020; Distelbrink et al. 2023). 
  • De bereidheid tonen om een jongere te helpen door naast de jongere te staan en het positieverschil dat er is niet te benadrukken in het contact (Boendermaker, Verheem & Otte, 2021).  

Wat is hiervoor nodig? 

  • Zelfkennis wordt gezien als een belangrijke voorwaarde om echt te kunnen zijn in het contact en van daaruit een persoonlijke stijl van begeleiden te kunnen ontwikkelen. Hiervoor is kennis nodig van de eigen kernkwaliteiten en de manier waarop je persoonlijke referentiekader het contact beïnvloedt (Buijten, 2017). Hieraan kun je werken via intervisie- of supervisie. 
  • Jeugdprofessionals moeten weten wat zij te bieden hebben, zodat ze een inschatting kunnen maken of hun kernkwaliteiten aansluiten bij wat de jongere op dat moment nodig heeft (Wiersma & Van Goor, 2020). 
  • Jeugdprofessionals moeten een link zoeken met de leefwereld van jongeren. Jongeren hoeven zich niet één op één te kunnen identificeren met een professional om een vertrouwensband op te kunnen bouwen, maar het helpt wel als in elk geval een aantal professionals binnen een praktijk de leefwereld van de jongeren goed kent en dus herkenbaar is. Voorbeelden zijn dat zij dezelfde opleiding hebben gevolgd, iets vergelijkbaars hebben meegemaakt, uit dezelfde wijk of omstandigheden komen, dezelfde culturele achtergrond hebben, of de taal van de jongeren spreken (Distelbrink et al., 2023).